Mijn ‘Valentijn’.

image

Een zaterdag ergens in de jaren ’80. Een gewonnen prijs voor de mooiste clown tijdens een carnaval feest.  Een dag uitstap naar de Zoo van Antwerpen, een boottocht op de Schelde.
Mijn eerste reis. Ik glunderde.

‘ Wachtend op de bus. Ik kijk rondom mij. Ken ik iemand!  Bij wie zal ik op de bus zitten, spannend en voel me onzeker.
Het is tijd. Opstappen.
Naast mij zit een jongen. Wat verlegen spreken we elkander aan. Het voelt aangenaam.  Op de bus is het rumoerig. Naast me is het stil, af en toe kijken we elkander aan zonder enig woord.

Antwerpen,  de Zoo.
Wat een verrassing, ik voel mijn ogen openen van verwondering. Ik voel spanning van nieuwsgierigheid wat ik allemaal zal zien.
Mijn ‘buurjongen’ van op de bus komt naast me. Neemt mijn hand. Geen woord. Een glimlach. Onze ogen hebben contact. Een diepe zucht. Ik voel me veilig. Ik voel iets, iets vreemd,  iets groots. Mijn Hart bonst. Volle adem. Ik voel me vol, stevig en vreugdevol.

We laten elkander niet meer los. De ganse dag zijn we onafscheidelijk.

Op de grond voor onze voeten,  een ring. Namen gegrift. Een trouwring. Voor eeuwig aan elkander verbonden.
Ik hoor mijn eigen stem en deze van mijn ‘buurjongen’. We roepen beiden ons geluk uit. “Ik hou van je! We blijven voor altijd bij elkaar!” We trouwen. Een kus op de wang. Onze handen nog steviger in elkander.

We verlaten de Zoo voor een boottocht op de Schelde. Het water, de stilte. Alsof we alleen zijn. Onze Cocon. Enkel oog en oor voor elkander, voor ons. En ook al zeggen we bijna geen woord, toch klinkt het vol.

We keren terug naar huis.
Op de bus is het stiller geworden. Mijn Harteklop nog even intens.
Aangekomen.  Iedereen holt naar buiten, de mama’s en/of de papa’s staan te wachten.
Mijn ‘buurjongen’ neemt zijn rugzak en rent weg. Het gaat razendsnel. Ik zie hem buiten. Zijn moeder.
Mijn hoofd en hand tegen het raam. Ik zie…ik zie een rug.

Met een vreemd gevoel stap ik af van de bus. Mijn moeder. We stappen weg.

Thuis kijk ik naar mijn vinger. De trouwring. Verdwenen, verloren.  Hij was veel te groot.
Een leegte aan mijn vinger alsof niets is bestaan.
Droom ik, was dit nu echt, was dit een sprookje!
Alleen, alleen met mijn bonzend Hart val ik in slaap. Ons geheim. ‘

Ja, het is reëel,  het is mijn echt-sprookje. Vandaag voor de eerste keer in woorden.  De ‘buurjongen’ noem ik vandaag, mijn ‘Valentijn’.

Mijn ‘Valentijn’ leerde me voelen, voelen hoe mijn Hart bonst.
Vandaag voel ik me vol, vol adem, stevig, vreugdevol.
Mijn Hart bonst.
Vandaag geen geheim meer, het mag ‘zijn’.

Mijn Hart bonst.

Dank je wel mijn ‘Valentijn’.
Dank je wel Hart van mij.