Tagarchief: ELW
Fonkel-ster
Boven mijn potje overheerlijk ruikende koffie, een wolkje van warmte die dansend heen en weer beweegt.
Een bordje koekjes.
Ik schuif mijn benen languit alsof ik ga zetelen in eigen lichaam.
Recht over mij, mijn pa en zijn vriendin.
Een delicaat onderwerp wordt aangekaart. Als volwassenen wisselen we onze mening… Ik zie vragende blikken. Een zekere onwennigheid is te zien in de lichaamstalen.
Ik voel onzekerheid.
Er wordt me een vraag gesteld.
“Mag ik eerlijk zijn, mag ik antwoorden vanuit wat het voor mij betekent, wat ik voel.”
Ik krijg een ja. Ik hoor eindelijk na zoveel jaren een JA.
Het maakt iets in me wakker.
Iets nieuws. De blijheid van eindelijk ‘ik mag praten’.
En toch klopt de ‘ja’ niet met wat ik zie. De lichaamstaal.
Een ‘ja’ kent verschillende talen.
Ik hoor de ja, ik zie hem niet.
Mijn blijheid.
Ik vertel wat ik voel en wat het voor mij betekent.
Ik zie. Ik zie iets bekend.
Plots voel ik van binnen een gekende gewaarwording opkomen.
Een gewaarwording die heel lang al aanwezig is in mijn lichaam.
Ik voel onzekerheid en heel snel ga ik meer dan dertig jaar terug in de tijd.
Het zwijgen wordt me opgelegd.
Ik beeld me zaken in…krijg ik te horen.
Ontgoocheling. Onmacht. Pijn. Verdriet.
Kwaadheid neemt de plaats in, mijn stem weergalmt in de ruimte.
Een oud patroon van overleving.
De sfeer wordt grimmig. Een kwetsuur is geopent.
De kwetsuur van, geen recht op bestaan, te zijn wie ik ben.
‘Zijn’!
En plots…plots.
Iets nieuws, Kracht.
De kracht die me moed geeft om voor mezelf op te komen.
Kort en krachtig vertel ik wat het voor mij betekent.
Via uitbeelden probeer ik iets mee te delen.
Het wordt stiller aan de andere kant.
Met tranen in de ogen verontschuldig ik me voor de manier waarop ik het heb gemeld. Want dit, dit is een oud bekend patroon.
In stilte stapt mij vader op. Ik zie plots een totaal ander vader. Een vader met zijn pijn, zijn verdriet.
Herkenbaar.
Iets nieuws, een patroon werd door beiden doorbroken.
Ik barst uit in tranen. Opluchting van het gezegd krijgen. Een angst die verdwenen is.
Zoveel keer heb ik iets willen duidelijk maken. Zoveel keer is het niet overgekomen.
De tijd was niet rijp. Nu wel!
Ondertussen tikt de klok.
Ik kom te laat op een voordracht. Ik verwittig telefonisch. Het is ok. Geen ongerustheid, geen opgejaagdheid. De rust en kracht blijft aanwezig.
Het is ok. Het is wat het is.
Het station. Een perron. Mijn broer, zijn vrouw, hun kind. Een fijn weerzien.
De trein. We nemen afscheid. De trein rijdt langzaam weg.
Ik draai me om. Een andere trein. Ik stap op en rij de andere richting uit.
Deze richting voelt voor me goed.
Een uurtje later kom ik dankzij de hulp van FB en van een vriendin vroeger dan verwacht aan op voordracht van ‘Fonkelster’.
Oef. Ik ben er.
…
Ik lig in bed en denk nog even terug aan de voorbije dag.
Ik val in slaap.
Wakker. Ik kijk naar buiten. Een ster, links van mijn raam. Ik val terug in slaap.
…
Terug wakker. Ik kijk naar buiten. Een ster, midden van mijn raam. Valt terug in slaap.
…
Nogmaals wakker. Ik kijk naar buiten. Een ster, rechts van mijn raam. Straks verdwijnt ze om de hoek. Ik kijk haar nog even na. Ze schitterd. Ik glimlach. Ik kom thuis. Ja, ik mag er zijn.
Ja ik mag ‘zijn’.
Fonkel-ster.
De bank
De trein, afgeschaft.
Een bank aan het station. De zon. Een helder blauwe hemel. Mensen komen en gaan.
Een man. Alleen. Oordopjes in de oren, een zonnehoed. Zit te praten. Af en toe gaan zijn handen mee in beweging. Zou hij aan het telefoneren zijn!
Verderop een meisje. Een klein zwart bakje in de handen, zwarte oordopjes. Zit af en toe met de handen in haar haren, om nadien haar hoofd te ondersteunen. Wachtend… Vervelend…onrustig. ..?
Voor me een vrouw, kort geknipt, rode bril. Haar rug toekerend naar haar buurvrouw. Ogen dicht richting de zon.
Naast me een groep daklozen, verbale communicatie. Een fles wodka, blikjes bier.
Ikzelf, papier en pen.
De pijn in mijn lichaam brengt me even terug in de tijd.
Begin 2014. Een vreemd lichaam werd ontdekt in één van mijn organen. Een parasiet. Een beestje die zomaar eventjes 3 grote eieren (cyste) is komen neerleggen. Eén in de linker long, twee in de lever. Vanwaar ze komen is niet te achterhalen en van weinig belang.
Mijn bedenking. Wat ligt erop mijn lever die ik niet gezegd kan krijgen. Met deze zin en een flinke dosis medicatie stapte ik de Camino. (Voor alle duidelijkheid dit was niet de reden waarom ik de camino ben gaan wandelen).
De bedoeling van de medicatie was het inkrimpen en afsterven van de cyste. Alleen besliste het beestje er anders over. Het groeide van twee centimeter binnen drie maand. Al snel werd het me duidelijk dat een operatieve ingreep zich liet opdringen.
Terwijl ik dit neerpen ben ik herstellende van de long operatie. Met groot succes werd de cyste verwijderd zonder aan het gezond weefsel te moeten komen. Op-ge-lucht.
De operatie verliep naar mijn weten en gevoel naadloos. (Zonder mijn rits mee te rekenen die mijn lichaam rijker is geworden).
Een ingrijpende gebeurtenis met veel beketenis voor me.
Zijn die cysten er gekomen om mij een les te leren? Neen! Het zou straffend zijn indien ik een ja zou antwoorden. (Hoe snel hebben we niet de neiging onszelf te straffen, in een negatief licht te plaatsen). Ze waren er gewoon en al heel lang
De tijd was rijp, rijp om te verdwijnen.
Rijp om eindelijk te uit-en .
Ik sta stil bij de beperking die mijn lichaam mij aangeeft. De beperking wordt een tool. Een tool dat ik in zachtheid gebruik en anders te doen dan wat ik al altijd gewoon ben geweest uit overleving.
De pijn brengt me in kramp. Ik span me op als afscherming om geen pijn te moeten voelen waardoor ik afstand neem van mijn voelen. Ik sta in hardheid. Net door dit systeem toe te passen die al jaren in mijn lichaam gekend is weiger ik mezelf tot leven.
Dit is nou juist wat ik niet meer wil, het niet mogen zijn.
Samen met de pijn ga ik in ontspanning staan. Ik accepteer. De pijn vervaagd. Plaats voor zachtheid. Hoe verder ik hier ga in staan hoe meer ik besef dat afscherming overbodig wordt. Mijn zelfvertrouwen groeit. Angst voor pijn verdwijnt. Ik kom in mijn eigen kracht te staan.
Ik sluit mijn ogen en ga naar binnen. Ik beweeg. Kleine bewegingen. Ze voelen zelfzeker en krachtig. Wat voelt het fijn! De rijkdom van mijn lichamelijke beperking.
In kleine zachte krachtige bewegingen blijf ik bij mezelf. In plaats van grote sterke harde bewegingen waar ik mezelf verlies.
Mijn lichaam roept inwendig naar uiting. Met een zekere vanzelfsprekendheid opent mijn klankkast zich. Geluiden komen van diep uit de buik en vibreren zo een weg naar buiten. Dankzij de vibratie kan ik eindelijk -uitspuwen. Mijn longen krijgen ruimte. Het geloof in mezelf blijft groeien.
En het niet gezegd krijgen is alvast verdwenen met de cyst 🙂
De bank. Het zit goed. Mijn onderrug in de opening van de bank. Mijn rug volgt de golving van de bank. Mijn borstkas krijgt een lichte strekking. Een boog. Ruimte.
Ik sluit mijn ogen.
Ik adem! Ik leef!