Het altaar

Odéna zegt dat de weg die ik neem niet goed is en te lang naar Perigeux. De GR 36 gaat om Angouleme en is niet de kortste route. Ik begrijp waarom ze dit zegt.

Voor mij maakt ‘tijd en afstand’ niets uit wanneer ik onderweg ben. Vol vertrouwen volg ik de weg, genietend van wat om me heen en in mij gebeurt, zonder me zorgen te maken over de toekomst.

Langs de velden zijn elektriciteitsdraden gespannen op 60 cm hoogte om de velden te beschermen tegen everzwijnen. Op andere plekken worden de draden gebruikt om de dieren voor de jacht bij elkaar tehouden. Maar de slymertjes weten hoe ze eromheen kunnen komen. Waar ik loop, zijn er enorme grasplekken omgewoeld. Daar waar ze voedsel kunnen vinden, boordevol proteïnen. Uren loop ik verder, wetende dat ze ergens in de buurt zijn.

Bladeren vallen heen en weer. Ik vul mijn broekzakken met kastanjes en noten. De appelbomen hebben heerlijke vruchten. Als ik vanavond zou kunnen koken, wist ik snel wat ik zou maken. De bladeren van de paardenbloem even in de pan, appeltjes erbij, noten roosteren. Een lekkere salade.

De laatste drie dagen is het moeilijker geworden om een slaapplek te vinden. Mensen zijn voorzichtig en openen niet snel hun deuren. Dit is blijkbaar iets wat vaker voorkomt in de buurt. Na vier deuren krijg ik de grote sleutel van de kerk. Een kerk die niet meer in gebruik is. Ik slaap op de enige tafel die er is. Hoog, droog omwille van de natte grond en beschermd. Het altaar.