Abu Simbel

Abu Simbel tempel of Néfertari and Hathor

Ik wandel een rustige stille ochtendwandeling zonder omringende gemotoriseerde voertuigen richting de tempel van Abu Simbel.
Één zacht gele oranje vuurbol laat zich zien aan de horizon en weerspiegeld in het water van de Nijl en het meer van Nasser.

Plots sta ik voor de grote tempel.
Kijkend naar deze grootsheid probeer ik me in te beelden hoe dit moet geweest zijn om dit te bouwen. Denkend aan de vele handenarbeid, de vakmannen en hun kunde, de vele zweetdruppels die in de aarde zijn gedrongen.
Ik neem de rust om dit alles in mij op te nemen en wandel de ene ruimte na de andere in. Wat immens buiten is, is immens binnen. Behalve de verwondering van dit enorm mensenwerk voel ik geen verbinding met deze plaats.

Wanneer de autobussen aankomen wordt het voor mij teveel en verlaat ik de tempel. Na bijna twee uren hier aanwezig te zijn voel ik dat het genoeg is geweest en vertrek ik richting mijn hotelkamer. Wanneer ik zie dat er nog een tempel is ernaast, wat mij ontsnapt was door de grootsheid van de eerste, neem ik de moed bijeen om ook deze te bezoeken. Het zou jammer zijn het niet te doen nu ik tot hier ben gekomen.
Wat een verademing. Bij het binnengaan wordt ik onmiddellijk een fijne zachte energie gewaar. Ik richt mijn hoofd naar boven en zie op de pilaren gezichten afgebeeld van Hathor. Blijkbaar weet deze godin me wel te raken. Ik wordt aangetrokken als een magneet door een lichtpunt dieper gelegen in de tempel. Ik volg en ga er rechtop af. Mijn ogen wijken niet af, een grote vreugde is aanwezig en wanneer ik ervoor sta wordt deze alsmaar groter. Een mandorle vorm is zichtbaar badend in het licht. Ik voel dat de aantrekkingskracht hier niet stopt in de zichtbare ruimte, het gaat voorbij de vorm, een oneindige diepte.

Ik blijf wat in de tempel en geniet van wat hier aanwezig is. Ik geniet van het zien hoe mussen hun kleintjes voeden op de steen van het sanctuarium. Ik observeer even de mensen om te zien of ook zij iets gewaarworden. Alleen, wat ik vooral zie is dat men geen tijd neemt. Klikklak en wegwezen. Zo spijtig.

Wanneer ik terug aan de ingang ben stap ik binnen in het kleine zaaltje waar ik de geschiedenis kan zien van Abu Simbel.
De grote tempel is genaamd naar Ramesses II en de kleinere aan Hathor en Néfertari. Beide tempels werden uit de berghelling gehouwen in de 13e eeuw voor Christus. Het duurde 20 jaar om ze af te hebben. Begin de jaren ’60 besliste men om de tempels te beschermen voor overstroming. Ze werden daardoor in stukken gesneden van zowat 30 ton om ze te kunnen op tillen en verderop te verplaatsen op een veilige plaats. Stel je voor wat een kolossaal werk dit moet geweest zijn.

Voldaan en vermoeid stap ik terug. De rest van de dag ga ik luieren. Op mijn bed liggen en heerlijk niets doen. Ik onderschat soms welke innerlijke weg ik hier al heb afgelegd en mijn lijf kan wel eens andere zorg gebruiken. Heerlijk douchen, voeten masseren en ze inwrijven met een verfrissende zalf die ik ooit eens kreeg van een hartsvriendin en me hier goed van pas komt. Morgen neem ik de bus terug richting Aswan en de tempel van Ko Ombo. Maar nu quality time op een andere manier.

Klik HIER voor meer beelden

Queen Valley

Het is rustig buiten. Mannen zitten gehurkt op het veld. Ik volg een lange weg buiten de ommuring die het landelijk dorp en de Haboutempel scheid richting de the Valley of the Queen.
Op het einde van de landweg staat een politie wagen. Een checkpoint, deze zijn talrijk in de buurt. Vroeger kon men bv. van de Queen Valley naar the King Valley te voet. Deze weg is nu echter afgesloten uit vrees dat er belangrijke vondsten zullen verdwijnen uit het land. Want aan de andere kant van de berg ligt het er vol van… overal eigenlijk.

Ik stap mijn laatste rechte lijn deze keer op asfalt. Af en toe steekt er een wagen mij voorbij en roept ‘taxi’. Dit kan een taxi zijn of een gewone wagen of zelf een bromfiets. Op een geheven moment voelt mijn lijf vooraan een drukte alsof ik tegen een muur aanloop. Het voelt bevreemdend aan. Nadien wordt ik hetzelfde gewaar aan mijn rugzijde. Wanneer ik voor me kijk, ziet het landschap eruit alsof ik door een waterkolom wandel. Een kortdurende ervaring, die bevreemdend aanvoelde, toch is er een diep weten dat het ok was alleen kan mijn mind het niet snappen en dat is ok. Niet alles hoeft een nadere verklaring. Het is wat het is.

In de Queen Valley stap ik de eerste graftombe in, deze van Khaemwaset, één van de zonen van Ramses III gevonden in 1903. Vermoedelijk was zijn moeder koningin Tyti. Een wachter van de tombe stapt mee naar binnen.
Hij ziet dat ik de tijd neem om in detail te kijken naar al dit schoons en hij gunt me de ruimte die ik weet te appreciëren.
De muurfrescos zijn geschilderd in een uitzonderlijke finesse, in zachte kleuren en zijn schitterend bewaard gebleven. De natuurlijke kleurpigmenten die men toen gebruikte maken het levender en geven duidelijk weer wat hier voelbaar is, het eeuwige.

Ieder vestibule die je binnenstapt kan je goed de verschillende fases zien van hoe de overledene wordt overgedragen aan de goden. In het begin zie je hem vaak met zijn vader die hem aan de goden voorsteld. Hij is te herkennen aan zijn vlecht die op de zijkant ligt van een kaal geschoren hoofd.
Wanneer ik de muur schilderij van dichtbij bekijk voelt het alsof ik opgeslorpt wordt door deze krachtige schoonheid. De klederdracht van de farao, een wit kleed, is zo subtiel transparant weergeven dat het perfect de diepte weergeeft in een zekere fragiliteit. Een traan rolt uit mijn oog.
Het plafond is laag en weergegeven met talrijke sterren.
In de kamer waar de sarcofaag werd neergezet, zie je op de muurschilderijen hoe de koning offerandes schenkt aan de god Thot en Horus en dan wierook verspreid. Men ziet er ook Osiris in gesprek met Isis.
De détails, de vele tekens, de symboliek, de cartouches die eigen zijn en enkel voor een farao’s zijn. Men kan hier uren in ronddraaien. Mijn nieuwsgierigheid staat op scherp en geraakt in de ban van dit alles. Zoveel schoons.

Na nog twee andere tombes stap ik de tombe in van Nefertari. Nefertari (wat betekent de mooiste onder de vrouwen) was de lievelingsvrouw van Ramses II.
Ik krijg duidelijk te horen van de wachter dat ik enkel tien minuten binnen mag zijn.
Deze graftombe zou de mooiste van Luxor zijn, tot zelfs van Egypte zegt men. Ze is wel heel groot en met indrukwekkende zalen. Maar of de grootsheid het mooier maakt, daar ben ik niet van overtuigd. Voor mij ziet het er wat overdonderend uit aan schilderijen die minder in finesse werden geschilderd. Een explosie aan kleuren in donkere zalen. ‘Te’ is nooit goed en smaken verschillen natuurlijk. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de kunstenaars hier een immens werk hebben neergezet. Teksten zijn hier te lezen uit het ‘dodenboek’. Je ziet er Isis en Nephtys onder de vorm van valken, waken over de mummie. De godin Hathor, Maât die haar grote vleugels opent. Een priester gekleed in panther… En overal waar ik kijk zie ik gevleugelden. Van talrijk in de lucht naar talrijk op de muren, ik kan er niet naast kijken. Nu ik ze zo talrijk aanwezig zie benieuwd of dit mijn intuïtie nog meer zal versterken want dit bracht de gevleugden me, dit hebben ze me geleerd, vertrouwen op mijn intuïtie.

Ik verlaat na uren de Vallei van de Koninginnen. De mannen aan de ingang groeten me. Eén man probeert me mijn aandacht naar hem te krijgen om iets in zijn shop te kopen. Zonder aandringen aanvaard hij mijn neen.

Terug in het dorp spreekt de jongen me aan die ik gisteren tegen kwam en me probeerde naar een halssnoer winkel te krijgen. Hij steekt zijn hand uit en schenkt me een pakje chips. Ik weiger het eerst en zeg het is voor jou, eet jij het maar op. Hij dringt aan. Ik neem het aan en na vijf minuten samen stappen geef ik het hem terug. Hij begreep dat hij van mij geen geld zou krijgen. Vindingrijk is hij alvast en met een glimlach zie ik hem in de verte rijden, als goede vrienden.

Kort erna komt een ander jongetje naast mij wandelen. “Bonboni?” en na de Bonboni kwam geld. Na het geld kwam hij af met droopy oogjes “no parents!”, zegt hij. Aan zijn intonatie, in drama stappend voelde ik dat hij mij in zachtheid probeerde op mijn gevoelens in te spelen.
“Lieve jongen, ik zal je geen geld geven, geen snoep want daar leer ik je geen goede dingen mee. Wat ik je wel kan geven nu is mijn vriendschap en mijn vreugde met je delen”, zeg ik terwijl hij me aankijkt. Ik steek mijn hand uit en zeg mijn naam. Zijn naam volgt en we schudden elkander de hand.

Klik HIER voor meer beelden