Slang

Le texte français 👇🙏

Geblazen door de wind stap ik verder op mijn weg, geleid door mijn innerlijk kompas.

Zoals een boot de wind in de zeilen opvangt en voortgestuwd wordt naar waar de neus van de boot en de marinier hem leiden.

De voorbije twee maanden heb ik weinig geschreven, terwijl er in mij zoveel leeft dat gedeeld wil worden.

Al weken draag ik een ervaring met me mee die ik in het Labyrint van Chartres had: over een ei, een slang, een draak en de feniks. Maar hoe schrijf ik daarover, in een wereld die het onzichtbare vaak niet kan dragen. Waar de taal van de ziel zo gemakkelijk wordt weggezet als waanzin of zweverij?

Het gaat niet zozeer om de vraag hoe. Het gaat om de moed om te spreken, om in letters te leggen wat in stilte groeit. Een deel van mij weet dat dit mag. Een ander deel houdt mij tegen, en precies naar dat verzet wil ik kijken. Mijn lichaam fluistert en schreeuwt tegelijk.

Mijn buik zwelt soms als een trom die dreigt te barsten. Soms voel ik hoe mijn bloedvaten samengedrukt worden, hoe mijn romp klopt als één groot hart. Terwijl ik dit schrijf, verschijnt er een slang in mijn buik, kronkelt, zoekend, klaar om geboren te worden. “Komaan Jasmine, zelfvertrouwen… zelfvertrouwen…” spreek ik mezelf toe. En tegelijk wens ik in alle mildheid en zachtheid dit onder ogen te zien, om de poort terug te vinden naar mijn creativiteit waar ik zo naar verlang.

Voor mij begint dat met het volgende: ik wil zuiveren wat op mijn weg is gekomen. Dingen waar ik zelf niet om gevraagd heb, maar die mij zijn opgedrongen. Wat ik op mijn veertiende al niet meer kon dragen.

Wat elf jaar geleden opnieuw mijn pad kruiste tijdens mijn pelgrimeren. En wat de voorbije twee maanden weer op mijn pad kwam, maar waar ik me vandaag niet langer aan wil hechten: het instituut Kerk.

Ik zie mensen die door angst gevangen zijn, (ja zelf ik hoor daar nog bij. Angst om de mensen die ik liefheb te verliezen), gebrainwasht bijna, mensen die niet meer weten wie ze werkelijk zijn en die bijna alles zouden doen voor dat instituut (gelukkig hoor ik niet bij de laatste 3).  Ik ervaar dit als gevaarlijk en hoop dat zij die ik onderweg heb ontmoet, ooit mogen ontwaken tot bewustzijn.

De druppel die de emmer deed overlopen, was een reportage over het bloedbad van Sint-Bartholomeus in Parijs.

Daarom heb ik de beslissing genomen om mij van de lijst van de katholieke kerk te laten schrappen.

Niet uit afkeer voor de mens die wél verbonden blijft met de Kerk, maar uit liefde voor mijn eigen pad.

Het is een keuze die ik voel tot in de wortels van mijn wezen.

Ik wens vrij te zijn van dogma en macht, en mij te laten leiden door datgene wat zuiver is, in verbondenheid met het Grote Geheel.

En zoals Moeder Teresa ooit zei tegen haar overste, die haar herinnerde aan haar gelofte van gehoorzaamheid:

“Er is maar Eén aan wie ik gehoorzaam, en dat is God.”

Poussée par le vent, je poursuis mon chemin, guidée par ma boussole intérieure.
Comme un bateau qui reçoit le vent dans ses voiles et se laisse porter là où la proue et le marin le conduisent.


Ces deux derniers mois, j’ai peu écrit, alors qu’en moi vit tant de choses qui veulent être partagées.
Depuis des semaines, je porte une expérience que j’ai vécue dans le Labyrinthe de Chartres : à propos d’un œuf, d’un serpent, d’un dragon et du phénix.

Mais comment écrire cela, dans un monde qui peine à accueillir l’invisible ? Où le langage de l’âme est si facilement rejeté comme folie ou comme rêverie ?
La vraie question n’est pas « comment ». Elle est celle du courage de parler, de poser en lettres ce qui grandit dans le silence. Une part de moi sait que c’est juste. Une autre part me retient, et c’est précisément à cette résistance que je veux regarder. Mon corps chuchote et crie à la fois.
Mon ventre enfle parfois comme un tambour prêt à éclater.                           Parfois je sens mes vaisseaux sanguins comprimés, mon torse battre comme un grand cœur.

Tandis que j’écris cela, un serpent apparaît dans mon ventre, il ondule, cherche, prêt à naître. « Allez Jasmine, confiance… confiance… » je m’encourage. Et en même temps je souhaite, avec toute la douceur et la bienveillance possibles, regarder cela en face, pour retrouver la porte vers ma créativité, à laquelle j’aspire tant.


Pour moi, cela commence par ceci : je veux purifier ce qui s’est mis sur ma route. Des choses que je n’ai pas demandées, mais qui m’ont été imposées. Ce que je ne pouvais déjà plus porter à mes quatorze ans.
Ce qui a recroisé mon chemin il y a onze ans, lors de mon pèlerinage. Et ce qui, ces deux derniers mois, est revenu sur ma route, mais auquel je ne veux plus aujourd’hui m’attacher : l’institution Église.
Je vois des personnes prisonnières de la peur (oui, de temps à autre j’en fais encore partie), presque conditionnées, qui ne savent plus vraiment qui elles sont et qui seraient prêtes à tout pour cet institut (heureusement je n’appartiens pas aux trois dernières catégories). J’expérimente cela comme dangereux et j’espère que celles et ceux que j’ai rencontrés en chemin pourront un jour s’éveiller à la conscience.
La goutte d’eau qui a fait déborder le vase a été un reportage sur le massacre de la Saint-Barthélemy à Paris.


C’est pourquoi j’ai pris la décision de me faire rayer des registres de l’institut Catholique.
Non pas par rejet des personnes qui restent liées à l’Église,  mais par amour pour mon propre chemin.
C’est un choix que je ressens jusque dans les racines de mon être.
Je souhaite être libre de tout dogme et de tout pouvoir, et me laisser guider par ce qui est pur, dans la reliance avec le Grand Tout.


Et comme Mère Teresa l’a un jour dit à sa supérieure qui lui rappelait son vœu d’obéissance :
« Il n’y a qu’Un seul à qui j’obéis, et c’est Dieu. »

Chartres

Labyrinth de Chartres

Texte Français voir 👇🙏

Na bijna twee maanden lopen vanuit Straatsburg ben ik in Chartres aangekomen. De weg stond in het teken van Jeanne d’Arc. Zij bracht mij dichter bij het innerlijke zwaard en ik herkende veel dingen uit haar leven die parallel liepen met mijn eigen onderweg zijn.
De energie van Maria en Aartsengel Michaël was en is heel sterk aanwezig gedurende dit hele traject.

Toch voelde ik tijdens de pelgrimstocht dat er iets ontbrak. Iets wat ik nog nooit eerder zo had ervaren tijdens mijn andere pelgrimstochten. Ik wist niet meteen wat, tot de dag dat ik “de Rosa Mystica” volgde, een namiddag, rond het rozenkransgebed geleid door Anaïs. En alhoewel ik dit reeds had gezien tijdens mijn initiatie. Was dit een hartelijke welkom onderweg.
Al maanden en maanden probeerde ik te begrijpen waarom ik niet in de rozenkrans kon binnentreden. Eerst omdat het voor mij te sterk verbonden was met de katholieke Kerk: net zoals die momenten waarop ik naar de mis ging en mij benauwd voelde. Dan was er ook nog het “willen-moeten”. En op de dag dat ik dat “willen-moeten” losliet, maakte ik plaats voor de acceptatie om het niet te moeten kunnen… en toen kwam het voelen, het gewaarworden. Sindsdien laat de rozenkrans mij niet meer los.

Sinds ik jong was, wanneer men mij vroeg: “Kun je dit?” heb ik altijd “ja” geantwoord, ook al wist ik het nog niet. Dan leerde ik het eerst en begon ik daarna.
Ik moet zeggen dat ik vandaag een beetje genoeg heb van altijd alles te willen kunnen. Dus morgen, als je mij vraagt iets te doen, is het best mogelijk dat er een “nee” volgt.
Een van de dingen die ik onderweg heb geleerd, is dat Zijn belangrijker is dan “moeten doen”. Ik Ben.

Hetzelfde, enkele jaren geleden: ik gebruikte altijd de zin “ik weet het”. Het was een soort bescherming voor het gevoel dat ik had, dat ik minder was dan anderen. Maar met die zin sluit je vaak de verbinding en blijf je alleen in je hoekje. Toen ik dat doorhad, werd mijn leven ruimer. En hetzelfde geldt voor het “doen”.

De avond voor mijn aankomst in Chartres deelde ik met een echtpaar mijn ervaringen van het onderweg zijn. De vrouw en de man keken elkaar aan en zeiden: “zal men het vertellen. ”De man deelde: “Mijn naam is Angelo Michael.”
Op het moment dat ik dat hoorde, was ik blij dat ik naast een muur stond om mij eraan vast te houden, want het schokte mij hevig. Een heel intense gewaarwording tussen mijn bekken en mijn borst. Ik kon niet meer ademen, alsof mijn borstkas te klein was geworden. Daarna kwam de drang om in tranen uit te barsten… maar de tranen kwamen niet. Want in mijn lichaam had ik de ruimte niet.
De volgende dag kreeg ik, als een kleine knipoog, koeken voor onderweg met triskeles erop.

Ik had nog 12 km te lopen om Chartres te bereiken. Meerdere keren kwam ik het getal 22 tegen: onder mijn voeten, tafel 22 riep de ober, op een deur waar ik naar binnen moest. En ik kwam aan in Chartres op 22 augustus, de dag gewijd aan Maria Koningin.

Toen ik de kathedraal binnenging, werd ik naar links getrokken. Ik voelde hetzelfde als in Glastonbury, in de crypte. Ik ging zitten voor Onze-Lieve-Vrouw van de Zuil, tranen stroomden en ik voelde een groot verlangen om mijn rozenkrans te nemen. Wat ik deed.

Deze ochtend liep ik het labyrint. Al heel snel voelde ik mij meegenomen naar een ruimte die veel groter was dan de plek waar ik fysiek was. Ik voelde mij stevig gegrond, uitgelijnd. Er bewoog van alles rondom mij, maar ik voelde heel sterk dat niets mij uit die ruimte kon halen. Bij elke bocht sloot ik mijn ogen om diep adem te halen en verder te kunnen. Op bepaalde momenten begon mijn linkerhand, die op mijn hart lag, te beven.
Het was ongelooflijk: wat een krachtige energie woont er op die plek!
Ik kan je echt aanraden om ooit dat labyrint stap voor stap in volle bewustzijn te wandelen. Ik gebruik bewust het woord in volle bewustzijn, want zo kun je de zegeningen van het labyrint en deze plek ontvangen.

Toen ik uit het labyrint kwam, moest ik gaan zitten. Tranen gleden zacht langs mijn wangen. En opnieuw voelde ik het evenwicht met de horizontaliteit.
Daarna ging ik de persoon die achter mij liep bedanken, voor zijn aanwezigheid.
Na het labyrint voelde ik de weldadige effecten in gans mijn Zijn.

’s Middags volgde ik een rondleiding in de crypte. Aan de noordkant, in de kapel waar zich een kopie bevindt van Onze-Lieve-Vrouw onder de Aarde (de originele Zwarte Madonna werd in 1793 vernietigd door een brand), is er ook een reliekschrijn met een fragment van de sluier van de Maria, die men ook in de bovenkathedraal kan zien in één van de kapellen.
Is het echt een sluier van Maria? Zullen we het ooit met zekerheid weten?
In elk geval, één ding is zeker volgens het onderzoek: het is een doek dat uit het Oosten komt.
Ik was nieuwsgierig waar dat reliekschrijn en de Onze-Lieve-Vrouw onder de Aarde zich bevonden in relatie tot wat ik de eerste dag bij mijn binnenkomst in de kathedraal had gevoeld. De gids bevestigde mij dat het reliekschrijn zich onder Onze-Lieve-Vrouw van de Zuil bevond, wat voor mij mijn gewaarwording verklaarde.

Nog een andere sterke plek voor mij: helemaal beneden, onder het koor, het oudste deel van de crypte. Ik bleef er als een magneet aan een pilaar kleven.

Na alles wat ik hier ervaren heb, heb ik besloten enkele dagen in Chartres te blijven, vooraleer de volgende pelgrimstocht te beginnen: van Camaret-sur-Mer naar Sainte-Anne-d’Auray.

Saint Sacrément dans la crypte. Côte Nord ou ce trouve Notre Dame Sous Terre

Après presque deux mois de marche depuis Strasbourg, je viens d’arriver à Chartres. Le chemin était placé sous le signe de Jeanne d’Arc. Elle m’a approchée de l’épée intérieure et j’ai reconnu beaucoup de choses de sa vie qui étaient parallèles à mon propre cheminement.
L’énergie de Marie et de l’Archange Michel était très présente tout au long de ce parcours.

En pèlerinage, je ressentais pourtant qu’il me manquait quelque chose. Quelque chose que je n’avais jamais ressenti dans mes autres pèlerinages. Je ne savais pas tout de suite quoi, jusqu’au jour où j’ai suivi ‘ la Rosa Mystica’ un après-midi, avec le chapelet animé par Anaïs.
Depuis des mois et des mois, j’essayais de comprendre le pourquoi du chapelet, pourquoi je n’arrivais pas à entrer dedans. D’abord parce que, pour moi, il était trop associé à l’Église catholique : comme ces moments où j’allais à la messe et où je me sentais coincée. Puis il y avait le ‘ vouloir-devoir’ . Et le jour où j’ai lâché ce ‘vouloir-devoir’, j’ai fait place à l’acceptation de ne pas savoir faire… et alors le ressenti, la conscience, la présence s’est installé. Depuis, le chapelet ne me quitte plus.

Depuis toute jeune, quand on me demandait : ‘Tu sais faire cela ?’ , j’ai toujours répondu oui, même si je ne savais pas encore. Alors je m’instruisais avant de commencer.
Je dois dire qu’aujourd’hui j’en ai un peu assez de vouloir tout savoir faire. Donc demain, si vous me demandez de faire quelque chose, il est bien possible qu’un ‘non’ suive.
Une des choses que j’ai apprises dans mon cheminement, c’est qu’Être a plus d’importance que de ‘ devoir faire’ .

Je Suis.

C’est comme il y a quelques années : j’utilisais toujours la phrase ‘je sais’. C’était une sorte de protection pour le sentiment que j’avais, celui d’être moins que les autres. Mais avec cette phrase, bien souvent, on ferme la connexion et on reste seul dans son coin. Quand j’ai compris cela, ma vie s’est élargie. Et c’est la même chose avec le ‘faire’.

La veille de mon arrivée à Chartres, je partageais avec un couplé mon cheminement. La dame et le monsieur se sont regardés et ont dit : “On raconte, on le dit. “Le monsieur a partagé :” Je m’appelle Angelo Michael.”
Au moment où j’ai entendu cela, j’étais contente d’être à côté d’un mur pour m’y tenir, car cela m’a fortement secouée. Un ressenti très intense entre mon bassin et ma poitrine. Je n’arrivais plus à respirer, comme si ma cage thoracique était devenue trop petite. Puis l’envie d’éclater en larmes est montée… mais les larmes ne sortaient pas.
Le lendemain, comme un petit clin d’œil, je recevais des biscuits avec des triskèles.

Il me restait 12 km à faire pour arriver à Chartres. Je suis tombée plusieurs fois sur le nombre 22 : sous mes pieds, le garçon qui disais table 22, sur une porte où je devais entrer. Et je suis arrivée à Chartres le 22 août, jour dédié à la Vierge Marie Reine.

Quand je suis entrée dans la cathédrale, j’ai été attirée vers la gauche. J’ai ressenti la même chose qu’à Glastonbury, dans la crypte. Je me suis assise devant Notre-Dame du Pilier, des larmes ont coulé et j’ai ressenti un grand élan de prendre mon chapelet. Ce que j’ai fait.

Ce matin, j’ai marché le labyrinthe. Très vite, je me suis sentie entraînée dans un espace bien plus vaste que le lieu où je me trouvais. Je me sentais bien ancrée, alignée. Cela bougeait de tous les côtés autour de moi, mais je ressentais très fort que rien ne pouvait me sortir de cet espace. À chaque tournant, je fermais les yeux pour prendre une grande respiration et pouvoir continuer. À certains moments, ma main gauche posée sur mon cœur s’est mise à trembler.
C’était fou : quelle énergie puissante habite ce lieu !
Je peux vraiment vous conseiller, un jour, de cheminer ce labyrinthe en pleine conscience, pas à pas, pour un véritable cheminement intérieur. J’utilise bien le mot « cheminement », car c’est ainsi que l’on peut recevoir les bienfaits du labyrinthe et de ce lieu. Pas comme si l’on allait se promener en ville pour faire les étalage.

Quand je suis sortie du labyrinthe, il m’a fallu m’asseoir. Des larmes ont glissé doucement le long de mes joues. Et j’ai ressenti de nouveau l’équilibre avec l’horizontalité.
Puis je suis allée remercier la personne qui marchait derrière moi, pour sa présence.
Après le labyrinthe, j’ai ressenti les bienfaits dans tout mon être.

L’après-midi, j’ai fait une visite de la crypte. Arrivée du côté nord, dans la chapelle où se trouve une copie de Notre-Dame sous Terre (la Vierge noire brûlée en 1793), il y avait aussi un reliquaire contenant un fragment du Voile de la Vierge, que l’on peut également voir dans la cathédrale haute.
Est-ce vraiment un tissu de la Vierge ? Pourra-t-on un jour le savoir avec certitude ?
En tout cas, une chose est sûre d’après les recherches : c’est un tissu venu d’Orient.
J’étais curieuse de savoir où se trouvaient le reliquaire et cette Vierge par rapport à ce que j’avais ressenti le premier jour en entrant dans la cathédrale. Le guide m’a confirmé que le reliquaire était placé sous Notre-Dame du Pilier, ce qui expliquait mon ressenti.

Un autre lieu fort pour moi : tout en bas, sous le chœur, la partie la plus ancienne de la crypte. Je suis restée collée à un pilier comme un aimant.

Après tout ce que j’ai ressenti ici, j’ai décidé de rester quelques jours à Chartres avant d’entamer le prochain pèlerinage, de Camaret-sur-Mer à Sainte-Anne-d’Auray

Le Triskèle

À l’ombre de la cathédrale de Reims, je suis assise sur un bloc de béton, le regard posé sur le vide.
Dans un verger tout proche, une colombe cherche prudemment son équilibre sur une branche qui oscille.
La lumière joue à travers les feuilles, projetant sur le sol des ombres dansantes, et quelque chose en moi suit ce rythme silencieux.

En pensée, je porte mon attention sur toutes les personnes que j’ai déjà rencontrées. Ce qui me frappe, c’est la fluidité avec laquelle, presque à chaque fois, dès la première porte, j’ai été accueillie.

Une rencontre en particulier reste gravée en moi.
Dans un petit village des Vosges se trouvait une maison dont la porte était déjà ouverte.
La façade, dans de douces teintes pastel, portait sur chaque rebord de fenêtre des fleurs colorées qui captaient la lumière.

J’ai sonné.
Une femme est venue à la porte, les mains couvertes de terre, aux pieds des sabots de plastique verts.
Elle m’a regardée — ouverte, silencieuse, attentive.
Lorsque je lui ai demandé un abri, elle a pris le temps. Du temps pour écouter, du temps pour ressentir. J’aime cela.
« Oui, je peux vous accueillir. Mais pas tout de suite, j’ai encore quelques petites choses à faire », m’a-t-elle dit.
« Que diriez-vous si je reviens vers 19 h ? »
« Oui, très bien. » Ainsi, nous avons convenu d’un rendez-vous.

En attendant, j’ai arpenté le village à la recherche de la clé de l’église.
Je suis arrivée dans une ferme tenue par un jeune couple avec six enfants.
Grâce à la jeune femme, j’ai pu visiter l’église, qui m’a semblé plutôt être une grande chapelle.
Une chapelle restée dans son jus, comme on dit en France : les murs de bois rongés par l’humidité, et quelques toiles d’araignée qui s’accrochaient à mon sac à dos.
Ensuite, j’ai eu droit à une visite de l’étable.
J’ai été étonnée de voir l’évolution de la traite des vaches : tout était automatisé.
Chaque vache portait un émetteur relié à un robot qui la trayait.
La vache savait trouver le robot, et le robot savait exactement quand il devait s’arrêter.
Un avantage pour cette mère de six enfants, qui n’avait plus à se lever à l’aube et disposait de plus de temps pour sa famille.
Et pourtant, je sentais aussi une distance grandir entre l’homme et l’animal : l’ordinateur avait pris la place.

J’ai savouré la scène où le plus jeune de la famille jouait dans le foin, tandis qu’une vache, avec ses longs cils, observait l’enfant d’un an avec une curiosité silencieuse.

À 19 h, je suis revenue à la maison aux fenêtres fleuries.
Invitée à la table du dîner, mon regard a été attiré par un symbole : le triskèle.
Ce même symbole avait fait partie de mon chemin en 2018, m’ayant guidée vers trois lieux liés à l’archange Michel sur le continent européen : Monte Sant’Angelo – Sacra di San Michele – Mont Saint-Michel.

Le lendemain matin, au petit-déjeuner, notre conversation a glissé vers la foi.
Eux, tous deux athées, m’écoutaient avec attention lorsque je racontais mon pèlerinage de 2018.
Après mon récit, la femme me dit : “Mon deuxième prénom est Michel. Et celui de mon mari aussi.”
Un silence a suivi. Nous nous sommes regardés, nos yeux brillant.

Je poursuivis avec mon expérience du corbeau à Glastonbury.
Depuis, quelque chose continuait de me travailler : peu après mon récit du corbeau, Anaïs m’avait partagé une expérience semblable qu’elle venait de vivre avec le même oiseau.
Je sentais que ce partage voulait me dire quelque chose.
Le sens restait en surface même si j’avais compris la phrase ‘le corbeau est passé sous ma jupe, je n’ai pas pu le retenir, il fallait que je le laisse partir’  je sentais qu’elle n’était pas encore pleinement intégrée.

Sur le chemin du retour vers la Belgique, cela revenait régulièrement à la surface.
Mais là, à leur table, il se passa quelque chose : les mots prirent vie.
La phrase s’animait dans le fait de la raconter, dans le fait de m’entendre moi-même la dire.
Cette fois, elle entrait vraiment en moi.
En même temps, je pris conscience qu’un éveil se produisait à l’intérieur.
L’extérieur et l’intérieur se touchaient.

Soudain, je ne pus plus rien dire, submergée par une sensation de joie intense.
J’entendis : Je te donne des ailes, tu peux t’envoler.
Et je les vis, mes ailes, se déployer.
J’étais sans voix et je remerciai les deux personnes à table pour leur écoute et leur partage.
Il m’apparut clairement qu’Anaïs avait été le canal de ce message, tout comme le prêtre, quelque part haut dans les Apennins, au cœur de l’Italie, m’en avait transmis un autre, autrefois, avant de s’éclipser.

La femme se leva et s’absenta un instant.
Lorsqu’elle revint, son mari parlait de ce qui se passait dans sa vie.
Soudain, elle me demanda de tendre la main.
Elle y déposa un collier avec un pendentif qu’elle avait fabriqué elle-même : un triskèle.
J’en fus profondément émue, et nous nous sommes pris l’un, l’autre dans les bras.

Pèleriner – En pratique

Pèleriner – En pratique

Quel chemin ?

Tout dépend du chemin que tu souhaites emprunter.

Si tu choisis une route de pèlerinage bien connue, comme le Camino vers Compostelle, tu trouveras en général suffisamment d’infrastructures. Attention : ce chemin connaît de nombreuses variantes. Sur le Camino Francés, tu ne manqueras de rien. Mais sur d’autres chemins du Camino, où je frappe parfois aux portes pour un hébergement, il peut y avoir plusieurs jours sans ravitaillement.

La Via Francigena, le Chemin d’Assise et le Chemin de Marie-Madeleine…. sont généralement bien pourvus. Cela signifie : il est possible de réserver des hébergements à l’avance, avec ou sans repas. Les prix varient entre 25 et 50 euros. Personnellement, je réserve rarement à l’avance, mais cela peut être discuté ensemble.

Chemins moins connus ou non balisés

Si tu choisis un chemin moins connu, sans itinéraire de pèlerinage établi, nous frapperons aux portes pour demander un hébergement. La distance journalière dépendra alors de la distance entre les villages. Autrement dit : ici, tu marches pleinement dans le moment présent. Qui ne veut pas dire que on ne l’ai pas dans les autres. Les distances varient généralement entre 15 et 25 km par jour.

Rythme de la journée

Réveil : entre 07h00 et 07h30
Départ : entre 08h30 et 09h00
Arrivée : entre 18h00 et 19h00

Ces horaires dépendent de la distance entre les villages et du chemin emprunté. Avant de se reposer, nous cherchons d’abord un lieu pour la nuit.

Marcher ensemble

Nous marchons à proximité les uns des autres. Cela signifie que nous ne nous perdons pas de vue- du moins pendant les cinq premiers jours, jusqu’à ce que j’aie une bonne idée de tes capacités.

Lorsque je vois que tu es capable de marcher de manière autonome- en tenant compte de tes capacités physiques, de ta santé, de ton usage de la technologie, de ta présence dans l’instant et de ton sentiment de sécurité — je t’enseigne comment utiliser une application. Si tu le souhaites, nous pouvons convenir de nous séparer temporairement et de nous retrouver à un endroit précis. Je ne suis pas loin, tu ne me vois simplement pas. Nous restons joignables par téléphone.

Responsabilité

Chacun est responsable de lui-même. Je ne peux être tenue responsable de comportements imprudents.

Cela ne veut pas dire que je ne serai pas présente en cas de besoin. Nous marchons ensemble : une communication ouverte est essentielle sur le chemin.

Vivre ensemble en chemin

Nous passons une grande partie de la journée ensemble. Cela signifie qu’une tension peut surgir à un moment donné — surtout lorsque nous sommes mis au défi physiquement, que des peurs apparaissent ou que la fatigue se fait sentir. C’est humain. Nous apprenons ensemble à y faire face.

La communication est essentielle. Le soin de soi est fondamental. Dans ce soin de soi, nous gardons à l’esprit notre propre sécurité, celle du groupe et l’harmonie collective.

En cas de difficulté, nous cherchons des solutions.
Nous ne sommes pas les thérapeutes les uns des autres, même en chemin. Nous n’analysons pas l’autre sans y être invités. Si tu ressens le besoin de partager quelque chose de profond, demande d’abord la permission. Essaie de rester centré sur toi-même — ce qui est déjà tout un apprentissage.

Nous évitons les étiquettes. Elles figent, surtout lorsqu’on s’y cache ou qu’on les utilise à tout moment.

Nous nous ouvrons les uns aux autres.
Nous écoutons.
Les miroirs sont constants.
Poser ses limites et les respecter est essentiel.
Le respect mutuel et la tolérance sont indispensables.

Un petit livre que je conseil de lire avant. Les 4 accords Toltèques de Don Miguel Ruiz.

Préparation et conditions physiques

Tu connais tes propres limites corporelles.
Tu es en bonne condition physique avant le départ.
Tu peux marcher à une vitesse minimale de 4,5 km/h.
Ton sac à dos pèse maximum 9 kg.
Tu testes cela au moins une fois sur une distance de 20 km, de préférence sur un GR.
Tu es capable de marcher au moins 5 km d’affilée.

Tu choisis des chaussures confortables : pieds nus, sandales, chaussures de randonnée, talons ou chaussures de ville — tant que cela ne gêne pas le groupe.

Pèleriner, c’est vivre dehors. Tu es confronté·e à différentes conditions météorologiques, de la forte chaleur à l’orage.

Type de terrain

Le terrain est varié : de l’asphalte (aussi peu que possible) aux pierres et chemins de terre. En résumé : des sentiers accidentés.

Lieux d’accueil

Nous utilisons notre propre matériel de couchage : sac à viande (en soie ou coton léger, pas une housse de couette) et/ou sac de couchage.

Nous n’utilisons pas les draps fournis par les hôtes — que ce soit dans un accueil privé ou une auberge de pèlerins.
(Si tu préfères cela, tu es libre de réserver des hébergements commerciaux.)

Nous laissons les lieux propres :

Les chaussures restent en bas de l’escalier ou à la porte. Jamais sur le lit.

Le sac à dos ne va pas sur le lit.

Nous n’exigeons rien et n’attendons rien.

Alimentation

Prévois toujours une ration de secours : un morceau de pain, une pomme, une boîte de maquereaux ou de sardines.

Ce qu’un pèlerinage n’est pas…

Ce n’est pas des vacances.

Ce n’est pas une virée shopping.
Malgré l’image romantique, pèleriner — surtout hors des sentiers battus — est intense, exigeant, mais profondément enrichissant.

Mes expériences

40 ans d’expérience sur le chemin de la conscience de soi

11 ans de marche physique sur des routes de pèlerinage (entre 3 mois et 8 mois par ans, à peut près 22000 km)

5 ans hospitalière

Maître Reiki

Prêtresse de la Madeleine, Prêtresse de la Rose.

Chaque jour, je continue de grandir et de me remettre en question

Et d’autres chose….

Ce que le chemin m’a apporté

-Confiance en moi

  • Disparition de nombreuses peurs en marchant
  • Confiance en la vie
  • Retrouver la matière que je suis : mon corps
  • Retour à la source
  • Mon intuition est devenue plus forte
  • Accepter que tout ne peut être compris par la raison

Mon intention dans l’accompagnement

Mon intention est de t’aider à pouvoir prendre la route de façon autonome et en solitaire.
Je partage des conseils pratiques : comment porter ton sac à dos, que faire en cas d’inflammation, la posture corporelle, les réactions du mental, l’appui que nous offre la nature…

Le but est d’aller vers la détente, de s’ancrer, de revenir dans ton corps pour t’ouvrir à tout ce qui est en nous et autour de nous, du visible à l’invisible.

Te ramener plus près de la nature, dont nous faisons partie.
Là où nous recevons et offrons à la nature.
Ressentir, percevoir.
Simplement être.
Les peurs s’évanouiront dans le temps et l’espace.

Introspection sur le chemin vers une conscience de soi plus profonde.

Je t’accueille avec une vision holistique.

Peut-être te retrouves-tu déjà dans tout cela, et souhaites-tu simplement marcher parce que tu n’aimes pas être seul·e.
C’est tout aussi bienvenu.

Ce que je ne tolère pas

La consommation excessive d’alcool
L’usage de drogues hallucinogènes
L’agressivité- verbale ou non verbale

Entretien préalable

Avant le départ, un entretien d’accueil aura lieu pour discuter de tes attentes et voir ensemble ce qui est possible.
Cela permet une bonne mise en accord.

Selon le chemin choisi, je partagerai un aperçu global du déroulement.

C’est aussi le moment idéal pour poser toutes tes questions — plus il y en a, mieux c’est.

Dans l’espoir de te rencontrer sur le chemin :
sois le/la bienvenu/e.

Jasmine

Équilibre

Récemment, j’étais assise à table avec un diacre.
Ce qui avait commencé comme un petit-déjeuner paisible autour de sujets tels que l’euthanasie, le covid et les inondations, s’est soudainement transformé en tension.
“ Ceci est du complotisme, je ne peux pas croire cela, c’est contre ma foi ”, dit-il, visiblement tendu.
Je laissai un silence s’installer. Il n’y avait plus d’espace pour l’ouverture ou la connexion.

Je voyais à quel point il était enfermé dans des systèmes de pensée issus de structures qui souvent maintiennent les gens dans la peur, pour ensuite abuser de leur confiance.
Et nous connaissons tous, quelque part autour de nous, des exemples similaires.
Et non, il ne s’agit pas seulement de structures religieuses. Cela touche aussi la politique, la science, le monde médical.
Et parfois, pas besoin de chercher si loin : on en trouve des exemples tout près de nous, dans ces sphères détachées de ces structures, là où l’argent et le pouvoir prennent inconsciemment plus d’importance que l’amour et l’humain.

Avoir une opinion, une vision propre, était “mal vu” , car pour lui, cela revenait à renier sa foi.
Et avoir une opinion signifiait, à ses yeux, être malheureux – ce que j’étais donc.
Parler fait de vous un fauteur de troubles, quelqu’un de malheureux, voué à être rejeté.
Et celui qui se tait avait appris à enfouir sa tête dans le sable, pour que l’autre puisse continuer dans l’injustice.
Ainsi, la possibilité est que une personne va finir par se retenir, par se réduire, par vivre dans la peur.

Le résultat, c’est la séparation plutôt que la connexion.
Ce qui est justement le contraire de la base de toute foi : l’amour.
Même chez ceux qui se disent athées ou agnostiques.

Heureusement, tous ne sont pas ainsi. Je rencontre aussi des personnes ancrées, dans leur foi ou dans ce en quoi elles croient.
Une chose est certaine : nous avons tous le même besoin fondamental – harmonie, amour, paix.

Le monde n’est pas fait que de nuages roses et de “bisounours”.
Il s’agit de descendre, de sentir ses pieds sur la terre, de s’ancrer.
De ne pas être coupé de ses émotions et perceptions.
Il s’agit d’oser ressentir, de tout regarder en face, et d’y trouver son équilibre, en soi.
Il existe des réalités qu’il est important de voir et de reconnaître – que tout le monde n’agit pas avec de bonnes intentions pour le bien collectif.
Voir cela ne signifie pas juger quelqu’un comme mauvais, mais essayer de voir la personne dans sa globalité, y compris son passé, et d’accueillir cela.
Ce qui ne veut pas dire qu’on accepte ou justifie ses actes.

Je ne crois pas en une croissance ou un changement réels lorsque la séparation prend le dessus sur la connexion.

Et cette séparation, je la ressens, je la vois, je l’entends de plus en plus dans le monde spirituel.
Ou est-ce parce que je pèse moins mes mots et que je m’exprime plus librement sur ce qui m’anime ?

Deux pôles qui s’opposent.
D’un côté, l’ancien système religieux – je prends ici l’exemple du catholicisme, car j’y ai grandi et c’est avec cela que j’ai le plus de contact.
Ainsi, un pèlerin qui m’a accompagnée pendant un mois l’an dernier a refusé de participer au JT’M, simplement parce que j’avais prononcé un jour le mot “Déesse”.
Un seul mot avait suffi à émettre un jugement.
Ou encore dans une abbaye, lorsque j’ai partagé que j’étais passée par Honfleur, la Chapelle de la Grâce, pour me rendre à Glastonbury.
J’ai vu le front d’une novice se plisser : “Mais n’est-ce pas Excalibur, Arthur… c’est païen ! ”.
Ce que j’entends et vois surtout, c’est la peur de l’inconnu, de ce qui a été autrefois repousser, détruit.

Et d’un autre côté, des personnes qui ne veulent plus rien avoir à faire avec la religion, qui vivent une certaine spiritualité, mais dès que l’on nomme certains noms ou que l’on montre trop d’images de saints, je reçois un message privé : “Tu es catholique ?”
Et même si je ne réponds pas, on le suppose, et ces personnes disparaissent.

Comme s’il ne pouvait rien exister entre ces deux extrêmes.

J’entends l’écho : “Si nous avons tous les mêmes besoins fondamentaux, alors la religion est superflue !”
Ne vous faites pas d’illusions, je rencontre des personnes religieuses qui sont des trésors et qui ne feraient de mal à personne.
Tout comme je rencontre des non-croyants qui préféreraient ne jamais revoir leur voisin. Et l’inverse aussi.

Mais ce qui est vrai : ces personnes ont un rôle exemplaire.
Ce qu’elles prêchent devrait être aussi pur et authentique que possible – enraciné dans la vérité, et non dans la facilité ou l’intérêt personnel.
Les textes sacrés ne sont pas des outils à utiliser selon notre convenance, mais des miroirs qui nous invitent à l’honnêteté intérieure et à l’intégrité.

Hier, j’ai entendu l’histoire d’une femme polonaise.
Un prêtre avait déclaré à l’église qu’il n’était pas convenable de manger de la viande le vendredi de la Semaine Sainte.
Mais ce même vendredi, il est arrivé chez sa mère à midi.
Il y avait de la volaille sur la table.
La mère, gênée, voulait s’excuser. Mais à sa surprise, le prêtre a simplement mangé.
Son attitude m’a fait sourire.
Tout à coup, la règle n’avait plus d’importance. “Ce n’est pas grave”, a-t-il dit en bénissant la viande – et ainsi, elle fut soudain autorisée.

C’est un exemple frappant de la manière dont les règles peuvent être contournées ou adaptées selon le moment.
Et en même temps, cela soulève une question plus profonde :

Ne connaissons-nous pas tous des moments où nous tordons une règle ou une vérité pour qu’elle s’adapte à ce que nous voulons ou croyons avoir besoin ?
Et jusqu’où allons-nous dans cela… où plaçons-nous la limite ?
Jusqu’à quel point notre propre souplesse va-t-elle ?
Où se situe la frontière entre indulgence humaine et facilité, entre liberté intérieure et esquive de responsabilité ?

À la question : suis-je catholique ?
Eh bien, j’ai été baptisée – à un âge où je ne pouvais dire ni oui ni non, ce qui signifie que pour l’Église, je le suis.
Mais est-ce que je me définis comme catholique ? Non.
Je ne me suis jamais sentie vraiment à l’aise dans une messe catholique.
Il y a quelque chose qui ne résonne pas pour moi. Je reste sur ma faim.
Et bien que je cherche depuis des années à comprendre pourquoi, je n’arrive pas à mettre le doigt dessus.
Est-ce que j’aime entrer dans les églises ? Oui.
Est-ce que je m’y sens toujours bien ? Non.

Des deux côtés, je vois des gens qui s’opposent.
La colère et la peur ferment les portes.
Qu’est-ce qui nous effraie réellement ? Qu’est-ce qui nous met vraiment en colère ?
Même si je comprends leur origine, cela continue de me toucher.

À l’adolescence, alors que j’étais à la messe un dimanche, j’ai entendu quelqu’un chuchoter :
“Psst, t’as vu ? Il est avec une autre femme… ”
J’étais choquée par ce que j’entendais, et je ne comprenais pas comment cela était possible.
C’était l’opposé de ce que l’on enseignait à l’église.
C’est ainsi que mes yeux se sont ouverts peu à peu et que j’ai pris mes distances avec l’institution.
J’ai choisi de parler. Ce qui ne m’a pas été pardonné.

Ce que je ne savais pas alors, c’est que ce comportement, bien que compréhensible, m’a aussi fait jeter le bébé avec l’eau du bain.
J’étais rebelle, et je commençais à sentir qu’il manquait quelque chose d’essentiel : l’Amour.
Ce mouvement m’a poussée à suivre mon propre chemin, à la recherche de…

Et c’est en route, pendant le pèlerinage, que j’ai reçu quelque chose, ressenti quelque chose, qui m’a reconnectée à ma foi.
Pas à travers les livres, mais en restant fidèle à moi-même.
En faisant le chemin de la tête vers le ventre et en y trouvant l’équilibre.
Non pas à travers un enseignement institutionnel, mais en marchant, les pieds sur cette terre.
Dans la nature, avec les gens, en lien avec tout ce qui est, du visible à l’invisible – ce qui parfois me troublait.

Et ce trouble n’était pas une erreur.
Grâce à ma curiosité, ma vigilance et mon ouverture aux autres sur le chemin, tout a lentement trouvé sa place.
Des signes m’ont guidée.
Le chemin m’a menée à plusieurs reprises à Vézelay, puis à Rocamadour, ensuite à Glastonbury.

Les êtres ailés ont pris de plus en plus de sens.
Je ne les voyais plus comme extérieurs à moi, mais comme faisant partie de ce que je suis.

Un jour, j’ai reçu une question d’un prêtre – un homme, je crois – qui a ensuite disparu comme s’il n’avait jamais existé.
Et c’est alors que j’ai commencé à voir, et surtout à ressentir, que tout est lié. L’archange Michaël.

J’étais d’abord prudente quant à ce que je partageais, et avec qui.
Mais cette prudence a fini par freiner ma croissance.

Alors j’ai commencé à m’exprimer plus librement.
Et dans ce mouvement, j’ai senti ma confiance grandir – tandis que ma peur du rejet s’estompe peu à peu.

Une foi vécue, incarnée.
Une foi libérée de tout dogme imposé.
Là où, chez beaucoup, elle reste en surface, dans le mental.

J’ai ressenti de la tristesse pour cette situation, et j’espère qu’un jour une lumière s’allumera pour cet homme.
Même si j’ai porté cela toute la journée sur mon chemin, et que j’en ai été affectée, j’ai aussi pu voir d’où cela venait chez lui.
Heureusement, nous avons pu nous quitter en paix.

Je comprends que certaines réalités puissent être confuses pour beaucoup, et réveiller des peurs qui s’inscrivent dans différentes parties de l’être humain, influençant les choix et les actions.

La foi ne demande pas d’être aveugle, ni de fuir ou de rejeter les autres.
Elle demande d’être conscient, de se regarder dans le miroir.
Non pas d’étiqueter superficiellement avec des mots ou des images, ni de tout croire aveuglément.
Il s’agit que cela vive en soi, que cela jaillisse de sa source la plus profonde.
Comme une source qui jaillit de la terre et offre l’abondance à l’être humain.

S’ouvrir. Ressentir. Percevoir. Traverser.

Pour ma part, j’essaie chaque jour de rester fidèle à mon propre chemin, même si les remarques et les reproches sont parfois douloureux, et que je dois prendre de la distance pour me préserver.
Et je ne suis pas parfaite : il m’arrive d’être emportée après avoir ignoré mon intuition.
Et même si parfois le non-verbal en dit long, je le ressens encore dans certaines parties de mon corps, là où j’ai été harcelée enfant…
“Ha ha, tu vas devenir une sœur”
Cela ne me dérangeait pas en soi, mais le résultat, c’est que j’ai été exclue.
Et cela a un impact bien différent.
Même à l’école primaire, ces deux extrêmes étaient déjà présents.

Plus je m’approchais de Domrémy-la-Pucelle, plus je comprenais pourquoi je suis sur le chemin de Jeanne d’Arc.
Rester fidèle à mon propre chemin.
M’y tenir.
Un savoir profond, une perception de l’importance de cela.

Lorsque je suis arrivée à la basilique de Domrémy, trois symboles me sont immédiatement apparus :
la couronne, l’épée et une branche de palme.

Et lorsque j’ai entendu le récit de sa vie, basé sur les propres écrits de Jeanne d’Arc-raconté par une femme puissante et admirable, Bernadette-et comment Jeanne est restée fidèle à elle-même jusqu’au bûcher, les larmes de reconnaissance ont coulé sur mes joues.

Je continue d’espérer – peut-être est-ce naïf – que les extrêmes finiront par se rejoindre, tandis que le milieu reste fidèle à lui-même, préserve l’équilibre, et reste solidement enraciné dans sa propre force et l’Amour.

Balans

Onlangs zat ik aan tafel met een diaken. Wat begon als een rustig ontbijtgesprek over thema’s als euthanasie, covid en de overstromingen, eindigde plots in spanning. “Dit is complotisme, dat kan ik niet geloven, dit is tegen mijn geloof,” zei hij, zichtbaar gespannen. Ik liet een stilte vallen. Er was geen ruimte meer voor openheid of verbinding.

Ik zag hoe vast hij zat in denkbeelden gevormd door structuren die mensen vaak in angst brengen, om daarna hun vertrouwen te misbruiken. En we kennen allemaal wel ergens een voorbeeld rondom ons.
En neen, het zijn niet enkel religieuze structuren. Ook politiek, wetenschap, de medische wereld. En soms hoeven we daar niet te kijken en vinden we voorbeelden dicht bij ons weg uit deze structuren, daar
waar geld en macht soms onbewust belangrijker wordt dan liefde en de mens.

Een mening hebben, een eigen visie, was ‘not done’, want daarmee zou hij zijn geloof verloochenen.
En een eigen mening hebben was, in zijn ogen, gekoppeld aan ongelukkig zijn — wat ik dus was.
Als je spreekt, ben je een ruziemaker, ongelukkig, en word je verstoten.
En wie zwijgt, werd geleerd zijn hoofd in het zand te steken zodat de ander kon doorgaan met wat onrechtvaardig is. Hierdoor is de kans groot dat iemand zichzelf klein en angstig houdt.

Het gevolg is dat er scheiding ontstaat in plaats van verbondenheid.
Wat net het tegenovergestelde is van de basis van elk geloof: liefde.
Zelfs bij degenen die zich atheïst of agnost noemen.

Gelukkig zijn niet alle mensen zo, en ontmoet ik ook mensen die nuchter in het leven staan — binnen hun geloof of in wat zij geloven.
Eén ding is zeker: iedereen heeft dezelfde basisbehoefte — harmonie, liefde, vrede.

De wereld bestaat niet enkel uit wolkjes en bisou-nours.
Het gaat om neerdalen, je voeten voelen op de grond, aarden.
Niet afgesneden zijn van je eigen gevoelens en gewaarwordingen.
Het gaat over durven doorvoelen, alles onder ogen durven zien, en daarin je balans vinden — in jezelf.
Er zijn realiteiten die belangrijk zijn om onder ogen te zien, om bewust van te worden — dat niet iedereen goede bedoelingen heeft voor het grotere geheel.
Dit onder ogen willen zien betekent niet dat je iemand als slecht bestempelt, maar dat je probeert de persoon te zien in zijn of haar geheel, inclusief het verleden, en dat te omarmen. Wat niet wel zeggen dat je de aktie aanneemt en moet aanvaarden.

Ik geloof niet in groei en verandering wanneer afscheiding de overhand krijgt in plaats van verbinding.

Die afscheiding voel, zie en hoor ik de laatste tijd meer en meer in de spirituele wereld.
Of komt het doordat ik mijn woorden minder ga wikken en wegen, en meer vrijuit spreek over wat mij drijft?

Twee kanten die tegenover elkaar staan.
Aan de ene kant het oude systeem van religie, ik neem het katholieke geloof als voorbeeld omdat ik daarin ben opgegroeid en daar het meest mee in contact kom.
Zo weigerde een pelgrim, die vorig jaar een maand met me onderweg was, om deel te nemen aan de JT’M, omdat ik ooit het woord “Godin” heb uitgesproken in een gesprek.
Eén woord was voldoende om een oordeel te vellen.
Of in een abdij, waar ik deelde dat ik via Honfleur, Chapelle de la Grâce, naar Glastonbury was gegaan.
Daar zag ik het voorhoofd fronsen van een novice: “Mais n’est ce pas Excalibur, Arthur, c’est païen !”. Wat ik hier vooral in zie en hoor is angst voor het onbekende, omdat dit onbekende afgebroken werd.

En aan de andere kant mensen die niets meer met religie te maken willen hebben, een zekere spirituele beleving hebben, maar zodra er namen worden uitgesproken of teveel heiligenbeelden getoond worden, krijg ik privé de vraag of ik katholiek ben.
En ook al geef ik geen antwoord, men gaat ervan uit dat het zo is, en mensen verdwijnen.

Alsof er ergens in het midden, tussen die twee uitersten, niets kan bestaan.

Ik hoor de echo: “Als we allemaal dezelfde basisbehoeften hebben, dan is religie toch overbodig!”
Maak je geen illusies, ik ontmoet religieuze mensen die schatten van mensen zijn en geen mens kwaad zouden doen.
Net zoals ik niet-religieuze mensen ontmoet die liever de buurman nooit meer zien. En vice versa.

Wat wél zo is: zij staan in een voorbeeldfunctie. Wat ze verkondigen, zou daarom zo zuiver en waarachtig mogelijk mogen zijn – geworteld in waarheid, niet in gemak of eigenbelang. De geschriften zijn geen instrumenten om te gebruiken wanneer het uitkomt, maar spiegels die ons uitnodigen tot innerlijke eerlijkheid en integriteit.

Gisteren hoorde ik het verhaal van een Poolse vrouw. Een priester had in de kerk verkondigd dat het niet gepast was om vlees te eten op vrijdag in de Goede Week. Maar diezelfde vrijdag verscheen hij rond de middag bij haar moeder thuis. Er stond gevogelte op tafel. De moeder voelde zich beschaamd in zijn aanwezigheid. Maar tot haar verbazing bleef de priester gewoon eten. Zijn houding vond ik haast komisch. Plots was de wet niet langer belangrijk. “Niet erg,” zei hij, terwijl hij het vlees zegende – en zo werd het opeens toegelaten.

Het is een treffend voorbeeld van hoe regels kunnen worden omzeild of aangepast aan het moment. En tegelijk roept het een diepere vraag op:

Kennen we niet allemaal zulke momenten, waarin we een regel of waarheid buigen zodat die past bij wat we willen of nodig hebben?
En tot hoever gaan we hierin…. waar ligt de grens.
Tot hoe ver reikt onze eigen soepelheid hierin?
Waar ligt de grens tussen menselijke mildheid en gemakzucht, tussen innerlijke vrijheid en het ontwijken van verantwoordelijkheid?

Op de vraag: ben ik katholiek? Wel, ik ben gedoopt, toen ik noch ja noch neen kon zeggen, wat voor de kerk betekent dat ik katholiek ben.
Noem ik me katholiek? Neen.
Ik heb me nog nooit volledig op mijn gemak gevoeld tijdens een katholieke viering.
Er is iets dat voor mij niet juist aanvoelt. Ik blijf er op mijn honger. En hoewel ik al jaren probeer om daar de vinger op te leggen, lukt het me niet.
Ga ik graag kerken binnen? Ja.
Voelen ze allemaal even goed aan? Nee.

Als ik bij beide kanten kijk, zie ik velen die in opstand staan tegenover elkaar.
Woede en angst zorgen ervoor dat deuren sluiten.
Wat maakt ons werkelijk bang? Wat maakt ons werkelijk boos?
Ook al begrijp ik waarom het aanwezig is, het blijft me raken.

In mijn puberteit, toen ik op een zondag in de mis zat, hoorde ik iemand zeggen:
“Psst, heb je gezien? Die zit bij een andere vrouw…”
Ik was verbaasd over wat ik hoorde en begreep niet hoe dit kon.
Dit was het tegenovergestelde van wat onderwezen werd in de kerk.
Zo begon ik mijn ogen meer en meer te openen en nam ik afscheid van de kerk, het instituut en koos ik ervoor om te spreken. Wat me niet in dank werd afgenomen.

Wat ik toen niet wist, is dat mijn gedrag aan de ene kant begrijpelijk was, maar dat ik daarmee ook het kind met het badwater weggooide. Ik was rebels en begon te zien dat er iets essentieels afwezig was, Liefde.
Die beweging zorgde ervoor dat ik mijn eigen weg ging, op zoek naar…

En het is onderweg, tijdens het pelgrimeren, dat ik iets mocht ontvangen, iets mocht aanvoelen dat me terugbracht naar mijn geloof.
Niet vanuit boeken, maar door trouw te blijven aan mezelf.
De weg te nemen vanuit mijn hoofd naar mijn buik en hierin balans te vinden.
Niet vanuit geïnstitutionaliseerd onderricht, maar vanuit beweging, met mijn voeten op deze aarde.
In de natuur, met mensen, in verbondenheid met alles wat bestaat, van het zichtbare tot het onzichtbare, wat me soms in verwarring bracht.

En die verwarring was niet verkeerd.
Door mijn nieuwsgierigheid, alertheid en openheid naar anderen onderweg, kreeg alles langzaam een plaats. Signalen wezen me de weg. Zo bracht het pad mij keer op keer naar Vézelay, daarna naar Rocamadour, en later naar Glastonbury.

De gevleugelden kregen steeds meer betekenis. Ik zag ze niet langer als iets buiten mij, maar als iets dat deel uitmaakte van wie ik ben.

Op een bepaald moment kreeg ik een vraag van een priester – een mens, denk ik toch – die plots verdween alsof hij nooit had bestaan. En toen begon ik te zien, en ook werkelijk te voelen, dat alles verbonden is. Aertsengel Michael.

Ik was aanvankelijk voorzichtig in waar en met wie ik mijn ervaringen deelde.
Maar die voorzichtigheid begon me op den duur tegen te houden in mijn groei.

Dus begon ik steeds meer zonder filter te delen.
En in die beweging voelde ik mijn zelfvertrouwen groeien – terwijl ik tegelijk de angst om afgewezen te worden langzaam naar de achtergrond zag verdwijnen.

Een doorleefd, geïncarneerd geloof.
Een geloof los van alle opgelegde dogma’s.
Waar het bij velen soms aan de oppervlakte blijft steken, in het mentale.

Ik betreurde deze situatie, en ik hoop dat er voor deze man ooit een lichtje mag gaan branden.
En ook al droeg ik dit de hele dag met me mee op mijn pad en had ik er verdriet om, ik kon ook zien vanwaar het bij hem kwam. Gelukkig konden we in vrede afscheid nemen.

Ik begrijp dat sommige realiteiten verwarrend kunnen zijn voor velen, en angsten kunnen oproepen die zich vastzetten in allerlei delen van de mens, en bepalend zijn voor keuzes en handelen.

Geloof vraagt niet om blind te zijn, om weg te lopen of anderen te verbannen.
Het vraagt om bewust in het leven te staan, om jezelf in de spiegel te durven aankijken.
Niet om oppervlakkig woorden of beelden te kleven, of om alles zomaar te geloven.
Het gaat erom dat het leeft in je-zelf, dat het mag opborrelen vanuit je diepste bron.
Zoals een bron die ergens in de aarde ontstaat en de mens overvloed schenkt.

Je openstellen. Voelen. Gewaarworden. Doorvoelen.

Voor mezelf probeer ik elke dag trouw te blijven aan mijn eigen pad, ook al komen opmerkingen en verwijten soms hard aan en dien ik afstand te nemen om mezelf te behoeden. En ik ben niet perfect, soms kan ik meegesleept worden in iets nadat ik geen gehoor heb gegeven aan mijn intuïtie.
En ook al is er soms non-verbaal gedrag dat veelzeggend is, en dat ik gewaar kan worden op plaatsen in mijn lichaam wanneer ik vroeger gepest werd als kind…
“Ha ha, je wordt nog een non.”
Op zich was daar voor mij niets mis mee, maar het gevolg was dat ik werd uitgesloten.
En dat heeft een andere impact op een mens.
Zelfs op de lagere school waren die twee uiterste kanten al aanwezig.

Hoe dichter ik bij Domrémy-la-Pucelle kwam, hoe duidelijker het werd waarom ik me op het pad van Jeanne d’Arc bevind.
Trouw blijven aan mijn eigen weg.
Erin gaan staan.
Een diep weten, een aanvoelen van hoe belangrijk dit is.

Toen ik aankwam aan de basiliek in Domrémy, waren er drie symbolen die onmiddellijk naar me toekwamen:
de kroon, het zwaard, en een palmtak.

En toen ik het levensverhaal hoorde, gebaseerd op de geschriften van Jeanne d’Arc zelf, verteld door een krachtige vrouw, Bernadette, en hoe Jeanne op de brandstapel trouw bleef aan haar eigen weg, rolden de tranen van herkenning over mijn wangen.

Ik blijf hopen – misschien vindt men dat naïef – dat de uitersten elkaar langzaam zullen vinden , terwijl het midden trouw blijft aan zichzelf, de balans bewaart en stevig geworteld blijft in eigen kracht en Liefde.”

Colline de Sion

Texte en français voir 👇🙏

De lange grassen dansen vloeiend heen en weer op het ritme van de wind. Rondom mij strekt zich een wijds heuvellandschap uit, met op elke heuvel een bos, hier en daar een dorp, en ergens verscholen op een top een Mariabeeld, ook wel la Madonna genoemd.

In deze regio (Sion, Vaudémont, Vicherey, Aouze, Dolaincourt…) werden de Mariabeelden geplaatst als dank aan Maria omdat hun dorpen gespaard bleven tijdens de oorlog.
Men vereert hier niet alleen Maria, haar energie is werkelijk voelbaar. Voor wie rust zoekt, openheid, natuur en een liefde voor geschiedenis heeft, kan ik deze streek van harte aanbevelen.
Ik voel me er gedragen, gedragen door de zachtheid die hier heerst.

Al enkele dagen mag ik bij valavond vossen, reeën en hazen ontmoeten. Bij een moment van verstilling op het pad wandelde een haas zelfs o één meter van mij.
De bijen doen hun werk in de niet-afgemaaide bermen. Buizerds, rode en zwarte wouwen zijn hier talrijk aanwezig.

Ik ben nu al vijftien dagen onderweg, van de Elzas naar de Vogezen en nu in Meurthe-et-Moselle.
Althans, dat denk ik. Want door de regelmatige herindelingen in Frankrijk weet ik soms niet meer wat een regio, departement of provincie is.

Ik kwam langs de Mont Saint-Odile, een plek die me deed denken aan de tempelscène waarin Yeshua boos werd bij het zien van de handel die er dreef.
Een pelgrim betaalt daar 90 euro voor een kamer en moet zelfs 0,50 euro in een automaat steken om naar het toilet te kunnen.
Het onthaal was allesbehalve gracieus, ondanks wat er bij het binnentreden geschreven stond.
Gelukkig kon ik nog vrij water verkrijgen tijdens de hoge temperaturen.
Het uitzicht over de vallei rond Strasbourg is prachtig, en ook de kapel vond ik mooi. Maar op een diepere laag voelde ik er niets.
Dat is natuurlijk mijn persoonlijke ervaring, anderen kunnen dat totaal anders beleven.

Na deze plek kwam ik aan op de Mont Sion. Wat een hemelsbreed verschil, zowel in energie als in ontvangst.
De ontvangst is natuurlijk niet overal gelijk, ook al zou je dat wel verwachten op zulke spirituele plekken.
Maar ook in de spirituele wereld, los van religie, bestaat er grote verscheidenheid.
Niet overal zijn de intenties, bedoelingen en waarden dezelfde.
Soms stel ik me de vraag: Waar blijft de groei in bewustzijn? Vooral op deze plaatsen.

Lang geleden kwam de zee tot aan de Mont Sion. Vandaar dat men hier talrijke fossielen kan terugvinden van zeewezens die zich niet bewogen, vaak in de vorm van kleine sterren ‘les étoiles de Sion’ .

Al vóór de christelijke tijd vereerden de Kelten op deze heuvel de god van de oorlog en de godin van vruchtbaarheid en overvloed: Rosmerta.
Deze godheden werden in de vierde eeuw verdreven door het christendom. In hun plaats kwam de verering van de Maagd Maria.

Sinds mijn terugkeer uit Glastonbury, en vooral sinds mijn ordinatie, is er een duidelijk ‘vóór’ en ‘na’ voelbaar.
Hoewel ik me daarvoor al goed geaard voelde, ervaar ik nu een diepe incarnatie op deze aarde.
De balans tussen het verticale en het horizontale is sterker dan ooit en blijft stabiel.
Ook de twee polariteiten in mezelf zijn in evenwicht gekomen, iets waar ik diep dankbaar voor ben.

Nog nooit heb ik mijn pelgrimstochten zo vloeiend en geïncarneerd ervaren als nu.
Ik voel diep: dit is mijn roeping.
Wat anderen ook denken over hoe ik leef of wat ik zou ‘moeten’ doen, ik laat die gedachten rustig bij de afzender. Zalig.

Uitspraken zoals:
“Dat is toch geen leven. Het leven is deel uitmaken van de maatschappij, een dak boven je hoofd hebben. Je moet integreren wat je onderweg leert, een pelgrimstocht is geen leven…”
ik laat ze passeren.

Want ik leef.
Ik ben.
Er is verbondenheid, er is passie.
Ik voel me gedragen en ondersteund in de bewegingen die ik maak.
Ik voel me vol-ledig.

Ik nader stilletjes Domrémy-la-Pucelle of was het oorspronkelijk Domrémy-de-Greux, zoals Jeanne het uitriep tijdens haar proces,
de geboorteplaats van Jeanne d’Arc.

En al enkele dagen voel ik sterk haar aanwezigheid.
Maar dat is voor een volgende post…

Nu is het tijd om weer in beweging te komen.
De hardrockmuziek op de achtergrond nodigt me uit om terug de stilte in te stappen.

Les hautes herbes dansent doucement au rythme du vent. Tout autour de moi s’étend un paysage vallonné à perte de vue, avec sur chaque colline un bois, ici et là un village, et quelque part, cachée au sommet, une statue de Marie, aussi appelée la Madonna.

Dans cette région (Sion, Vaudémont, Vicherey, Aouze, Dolaincourt…), les statues de Marie ont été érigées pour remercier la Vierge d’avoir protégé les villages pendant la guerre.
Ici, on ne fait pas qu’honorer Marie, son énergie est véritablement palpable.
Pour celles et ceux qui cherchent le calme, l’ouverture, la nature, et qui aiment l’histoire, je ne peux que recommander cette région.
Je m’y sens portée, portée par la douceur qui y règne.

Depuis plusieurs soirs déjà, au crépuscule, j’ai la chance de croiser des renards, des chevreuils et des lièvres.
Lors d’un moment d’arrêt sur le chemin, un lièvre est même passé à un mètre de moi.
Les abeilles font leur œuvre dans les talus non fauchés.
Les buses, les milans noirs et rouge sont nombreux ici.

Je suis en chemin depuis maintenant quinze jours, depuis l’Alsace, à travers les Vosges, jusqu’en Meurthe-et-Moselle.
Enfin… je crois. Car avec les réorganisations fréquentes en France, je ne sais plus toujours ce qui est une région, un département ou une province.

Je suis passée par le Mont Sainte-Odile, un lieu qui m’a rappelé la scène du temple où Yeshua s’est mis en colère en voyant les activités marchandes.
Un pèlerin y paie 90 euros pour une chambre et doit encore mettre 0,50 euro dans une machine pour ouvrir la porte des toilettes.
L’accueil était tout sauf gracieux, contrairement à ce qui est écrit à l’entrée.
Heureusement, j’ai pu encore obtenir de l’eau librement, malgré les températures élevées.
La vue sur la vallée autour de Strasbourg est magnifique, et j’ai trouvé la chapelle très belle.
Mais à un niveau plus profond, je n’ai rien ressenti.
C’est bien sûr mon expérience personnelle, d’autres peuvent vivre cela tout autrement.

Après cet endroit, je suis arrivée au Mont Sion. Quelle différence radicale, tant au niveau de l’énergie que de l’accueil.
L’accueil n’est bien sûr pas le même partout, même si l’on s’y attendrait sur c’est lieux à vocation spirituelle.
Mais même dans le monde spirituel, indépendamment des religions, il existe une grande diversité.
Les intentions, les buts, les valeurs ne sont pas les mêmes partout.
Parfois je me demande : où en est la croissance en conscience ? Surtout dans c’est lieux.

Autrefois, la mer venait jusqu’au Mont Sion.
C’est pourquoi l’on trouve ici de nombreux fossiles de créatures marines immobiles, en forme de petites étoiles ‘les étoiles de Sion’ .

Bien avant l’époque chrétienne, les Celtes vénéraient sur cette colline le dieu de la guerre et la déesse de la fertilité et de l’abondance, Rosmerta.
Ces divinités furent chassées au IVe siècle par le christianisme, et leur culte fut remplacé par celui de la Vierge Marie.

Depuis mon retour de Glastonbury, et surtout depuis mon ordination, une nette distinction entre un avant et un après est perceptible.
Même si je me sentais déjà bien ancrée auparavant, aujourd’hui je ressens une incarnation profonde sur cette Terre.
L’équilibre entre le vertical et l’horizontal est plus présent que jamais et demeure constant.
Les deux polarités en moi ont trouvé leur équilibre et j’en suis profondément reconnaissante.

Jamais encore je n’avais ressenti mes pèlerinages avec une telle fluidité, une telle incarnation qu’à présent.
Je ressens avec clarté : c’est ma vocation.
Et ce que d’autres peuvent penser de ma manière de vivre ou de ce que je devrais faire, je laisse volontiers leurs pensées chez l’expéditeur. Quel soulagement.

Des phrases comme :
“Ce n’est pas une vraie vie. La vraie vie, c’est faire partie de la société, avoir un toit. Il faut intégrer ce que tu apprends sur le chemin. Un pèlerinage, ce n’est pas la vie…” je les laisse passer.

Car je vis.
Je suis.
Il y a de la connexion, de la passion.
Je me sens poussée et soutenue dans les mouvements que je fais.

Je m’approche doucement de Domrémy-la-Pucelle, ou était-ce à l’origine Domrémy-de-Greux, comme Jeanne l’a crié lors de son procès,
le lieu de naissance de Jeanne d’Arc.

Et depuis quelques jours, je ressens fortement sa présence.
Mais cela, ce sera pour un prochain partage…

Il est temps maintenant de reprendre le chemin.
La musique hard rock en arrière-fond m’invite à retourner dans le silence.

Wonderen

Texte en français 👇🙏

De Alsace en de Vogezen zijn behoorlijk pittig. Sinds de Mont Sainte-Odile krijg ik elke dag een helling van zowat 700 meter voorgeschoteld, met soms stijgingspercentages tot 21%. Dat voel ik de volgende dag goed in mijn kuiten.
De eerste dagen sliep ik in mijn tent en werd ik door mensen uitgenodigd om mee te eten.
Maar na een week vroeg ik me af waarom ik die tent eigenlijk meesleepte.
Ze is niet alleen extra ballast in mijn rugzak, het past ook niet bij mijn manier van pelgrimeren. Dus hup, terug met de post.

Zelfs over het minimale dat ik nog meedraag, vraag ik me soms af waarom ik het bij me heb.
T-shirt en sjort zijn ondertussen al goed verkleurd door de zon, en de slijtage aan de T-shirt is goed zichtbaar.

Ik hou ervan om aan te kloppen en de ontmoeting aan te gaan met mensen.
Die ontmoetingen zijn één voor één boeiend, en vormen een kleurrijk palet aan verscheidenheid.
Van een jonge moeder met kind tot een hoogbejaarde van 90 jaar.

Mijn avonden kunnen heel verschillend zijn:
– een lang, diepgaand gesprek aan tafel
– alleen op de kamer, waar ik na het douchen een verrassende ontdekking doe, een bord vol lekkers die werd geplaatst in de kamer.
– een paar uurtjes meehelpen in het huishouden, meekoken
– een avondje alleen voor de tv wanneer de oudere vrouw al om 20u gaat slapen.
– tot zelfs een hotelkamer die me werd aangeboden in de Rue Jeanne d’Arc.

In de buurt van Le Hohwald kwam ik ’s ochtends twee wandelaars tegen op de GR5.
Ze waren gehaast en liepen wat verloren rond, op zoek naar een café voor koffie, een épicerie voor voorraad en een waterbron.
Het enige wat ik kon doen, was hen doorverwijzen naar la mairie, het openbaar toilet, het kerkhof, of hen aanmoedigen om gewoon eens aan te kloppen voor wat water of eten.
Ze moesten immers nog 12 km wandelen richting de Mont Sainte-Odile zonder dat er onderweg nog een bevoorradingspunt was.
Beiden zagen er wat verloren uit.
Ikzelf kwam net van bij een warm gezin, waar de vrouw des huizes heerlijke ochtendkoeken had gebakken met abrikoos, en waar ik een pot koffie kreeg bij een hartelijke babbel.

Wanneer je je openstelt, vertrouwt dan gebeuren er wonderen.
Ik mag ze dagelijks ontmoeten.
Wonderen hoeven niet spectaculair te zijn. Ze zijn dagelijks om ons heen, in de eenvoud en schoonheid van het leven.

Gisteren was het volle maan en schreef ik me in voor een meditatie: Awaken the Dragon, Buck Moon Ritual.
Op het moment dat ik de bevestigingsmail ontving met meditatie, stond ik net voor een bushokje dat dienstdeed als bibliotheek – met een draak erop geschilderd.

Even later belde ik aan bij een huis. “Mevrouw, mag ik even op uw bank in de schaduw zitten om te picknicken?”
“Ja hoor, doe maar.”
Kort daarna deed ze haar raam open voor een babbel.
Ze verdween even, kwam terug met een fles water en een stuk zelfgemaakte quiche.
We deelden een uur in verbondenheid en vreugde. Twee vreemden die niet vreemd aanvoelden.
Toen ik haar vroeg haar adres in mijn boekje te schrijven, bleek het huisnummer 9 te zijn.

De icarusvlinder die plots massaal om me heen fladderde net nadat ik in gebed om een teken had gevraagd.

De ontmoeting met twee vossen.

Een vriendin die me aan de telefoon troostte, nadat ik binnen een paar uur tijd vernam dat drie vriendinnen, die me zeer dierbaar waren, zijn overleden.

En de dag eindigen in een jong gezin met zes kinderen, waar ik mocht uitrusten en uitslapen.

Dat zijn voor mij stuk voor stuk wonderen.
En als men deze kleine wonderen niet kan zien of voelen — hoe zou men dan de grote kunnen ontmoeten?

L’Alsace et les Vosges sont assez éprouvantes. Depuis le Mont Sainte-Odile, chaque jour m’offre une montée d’environ 700 mètres, avec parfois des pentes allant jusqu’à 21 %, ce que je ressens bien dans les mollets le lendemain.

Les premiers jours, j’ai dormi sous tente, et j’ai été invitée à manger chez des gens.
Mais après une semaine, je me suis demandé pourquoi j’avais emporté cette tente.
Elle n’est pas seulement un poids en plus dans mon sac à dos, elle ne correspond tout simplement pas à ma manière de faire le pèlerinage.
Donc, hop, renvoyée par la poste.

Même avec le strict minimum que je porte encore, je me demande parfois pourquoi je l’ai pris avec moi.
Mon t-shirt et mon sjort sont déjà bien décoloré par le soleil, et l’usure du t-shirt est bien visible.

J’aime frapper aux portes et aller à la rencontre des gens.
Chaque rencontre est à sa manière fascinante, avec une grande diversité.
D’une jeune maman avec enfant à une personne très âgée de 90 ans.

Mes soirées sont très variées :
– une longue conversation profonde autour de la table
– seule dans une chambre où, après la douche, je découvre une surprise une assiette bien garnie qui m’est offerte
– quelques heures à aider dans les tâches ménagères, à cuisiner ensemble
– une soirée seule devant la télé pendant que la personne âgée se couche à 20 h
– ou même une chambre d’hôtel qui m’a été offerte dans la rue Jeanne d’Arc.

Près de Le Hohwald, j’ai croisé deux randonneurs sur le GR5 un matin.
Tous deux semblaient pressés et un peu perdus, à la recherche d’un bar pour un café, d’une épicerie pour se ravitailler et d’une source d’eau.
Je n’ai pu que leur indiquer la mairie, les toilettes publiques, le cimetière, ou encore leur suggérer de frapper à une porte pour demander de l’eau ou de la nourriture.
Ils avaient encore 12 km à parcourir en direction du Mont Sainte-Odile sans aucun point de ravitaillement.
Ils avaient l’air un peu désemparés.
Moi, je venais de quitter une maison chaleureuse où la maîtresse de maison avait préparé de délicieux petits pains à l’abricot, accompagnés d’un bon café et d’une belle conversation.

Quand on s’ouvre, qu’on fait confiance des miracles se produisent.
J’ai la chance d’en vivre chaque jour.
Les miracles ne sont ou doivent pas toujours être spectaculaires. N’allait pas à la recherche de cela.
Ils sont présents chaque jour, tout autour de nous, dans la simplicité et la beauté de la vie.

Hier, c’était la pleine lune, et je me suis inscrite à une méditation : Awaken the Dragon, rituel de la Lune du Cerf.
Au moment même où j’ai reçu le mail de confirmation et méditation , je me trouvais devant un abri-bus transformé en bibliothèque… sur lequel un dragon était peint.

Un peu plus loin, j’ai sonné à une porte :
« Madame, puis-je utiliser votre banc à l’ombre pendant que je prends mon pique-nique ? »
« Oui, bien sûr. »
Peu après, elle a ouvert sa fenêtre pour discuter.
Elle a disparu un instant, puis est revenue avec une bouteille d’eau et un morceau de quiche fait maison.
Nous avons partagé une heure de joie dans la rencontre.
Deux inconnues qui ne se sentaient pas étrangères l’une à l’autre.
Et quand je lui ai demandé de noter son adresse dans mon carnet : numéro 9.

Le papillon Icare, apparu en grand nombre à mes pieds après ma prière où je demandais un signe.

La rencontre avec deux renards.

Une amie qui m’a consolée au téléphone, après avoir appris en quelques heures le décès de trois amies qui me sont chères.

Et la journée s’est terminée dans une jeune famille avec six enfants, où j’ai pu me reposer et faire la grasse matinée.

Pour moi, ce sont là autant de petits miracles.
Et si l’on ne sait pas voir et sentir ces petits miracles,
comment pourrait-on alors rencontrer les grands ?

Notre Dame de Victoire

Na het telefoontje met de arts voelde ik onrechtvaardigheid. En wanneer er onrecht is, voel ik de krijger in mij wakker worden. Krachtige energieën draaiden afwisselend in mijn lijf. De ene vanuit richting de aarde, de ander van boven uit.
Mijn stem blokkeerde bij de lage energie, bij de hoge energie het gevoel van flauw vallen. Een voortdurend jojo effect.
Deze beweging deed me terug reflecteren in het verleden. Angst.

Hmm, terwijl ik dit nu neerschrijf. Kan ik linken leggen wat daar gebeurde. De krijger is dit stuk van mezelf die zich onterecht aangevallen voelde in haar jeugd en die de bovenhand probeerde te nemen op de angst. De krijger is dit deel van me die vele jaren in overleving leefde en haar hart beschermde, tot ik in 2018 besloot om nooit meer mijn hart te sluiten voor angst. Want angst is het tegenovergestelde van Liefde. Nu begrijp ik ook dieper de nummer 11 die al een paar maand op mijn pad is gekomen.

Dit oude stuk ligt flinterdun aan de oppervlakte. Gans mijn lijf schreeuwt om hiervan bevrijd te worden. Het onderwerp vader, patriarch, hiérarchie, het instituut, machtsmisbruik ligt voor mijn voeten. Klaar om het in handen te nemen en te verwerken.
Hoe? Heel eenvoudig in Liefde.

Ik kreeg recent een opmerking ” Waarom ga je dan nog naar je vader.?
Heel eenvoudig zonder mijn vader was ik er niet, het is een mens, en iemand die zelf pijn heeft.
En ook al had ik een opflakkering van angst en zit daaronder nog wat verdriet en pijn, deze is vandaag van een andere orde. Ze is zachter geworden, draagbaar, ook al komt er plots een opwelling uit het niets (dit was trouwens een eeuwigheid geleden) ik durf te zeggen de pijn is liefde geworden.

De weg die ik reeds deed heeft me geleerd zorg te dragen voor mezelf, mijn grenzen te trekken en hier ben ik mijn vader dankbaar voor. Hij is de spiegel in dit verhaal. Zonder hij zich daarvan bewust is leerde hij mij door zijn daden dat begrenzen noodzakelijk was.
En dat alleen, heb ik in eigen handen, begrenzen. Ik neem mijn souvereniteit in handen, ik wens mijn naam met eer te dragen Jasmine Marie Josée Debels en wens wat niet van mij is, bij hen te laten.

Tor in Glastonbury

Tussen Glastonbury en Parijs ga ik terug op bezoek bij mijn vader. Zijn tweede OP is achter de rug. De helse pijn is verdwenen en zijn gezicht is wat opgelucht. Het klagen en zagen laat ik opzij en kan ik plaatsen en is ook niet onterecht. Ik hoor het en probeer daar niet veel aandacht aan te besteden om hem mee te nemen in de richting van een genezende revalidatie, zodat hij zoveel als wat nu mogelijk is, zijn zelfstandigheid kan terug winnen om op eigen benen te staan, zowel letterlijk en figuurlijk. Hij verloor echter veel van zijn kracht, de angst van die helse pijn is nog te lezen bij iedere oefening of beweging, de snelheid van de verzorging zorgt ervoor dat hij zich niet gehoord voelt. Psychisch heeft hij een fikse deuk gehad.
Ik sta hem hierin bij en kijk samen met hem naar die angst tijdens het bewegen van zijn been. Wat de verpleging niet doet of weinig belang aan hecht, neem ik over. Luisteren, nabij zijn en kleine spulletjes die voor hem in het Nu veel betekenis hebben en er voor zorgen dat het aanwezig is.
Een plastuit dichtbij zetten zodat hij nog het gevoel kan hebben hier zelfstandig in te zijn. Een nepkaarsje. Een glaswater zetten. Zijn voeten masseren. Zijn tincturen. Een rugkrabber. Een schriftje en balpen zodat alles wat bij hem opkomt kan noteren. Allemaal kleine dingen die voor hem zijn waardegevoel kan terug brengen. Hij deelt het verdriet over zijn hond die plots ziek was de dag vóór zijn hart operatie en die in stilte is heengegaan. Niets is zomaar.
“Papa, ik ben even terug weg voor 3 dagen. Je hoeft je geen zorgen te maken. Alles is geregeld, kledij is voldoende op voorraad en ben bereikbaar via telefoon.” Hij was nieuwsgierig naar mijn reis in Glastonbury en vroeg me om een oliesel te creëren voor hem.

Ik vertrok richting Parijs waar ik na een nachtje meditatie in de Sacré Cœur, werd meegenomen doorheen Parijs door Rachida. Ik ontmoette haar voor de eerste keer op de pelgrimsweg van de aertsengel Michael, één van de 7 wegen van de Notre Dame. Er was onmiddelijk een connectie, een diep weten en verbondenheid. Ik liet me leiden en kwam van de ene krachtplaats in de andere. Ik kreeg voortdurend boodschappen en antwoorden, van wat ik reeds heb verwezenlijkt, wat mijn weg in het Nu is en wat me te doen staat.
Op plaatsen waar er een boodschap was begon mijn hart te bonzen, tranen van vreugde rolden over mijn wangen.

Ik stapte binnen in de Notre Dame de Victoire. Net als ter hoogte van het beeld Notre Dame de la Mer in de Sacré Cœur, zonder te weten dat het beeld deze naam droeg en ik verwonderd was een vis op de grond te hebben gezien, waar ik in mezelf zij ‘wat doet een vis hier op de grond terwijl we op een heuvel staan’ begint mijn hart hevig te bonzen.
Ik bleef aandachtig bij het signaal die mijn lichaam me bracht zonder te willen invullen met mijn hoofd.
Met behulp van mijn ademhaling, een krachtige tool, die waar we ook gaan, we altijd bij ons hebben om het balans te houden tussen de energieën die in en rond onszelf draaien.
In wijzerzin stapte ik naar de kapel van Thérèse de Lisieux. Ik nam een beeld van de tekst présent op het altaar. Wanneer ik deze bekeek zag ik een kleine blauwe plek op de foto die mijn aandacht trok. Ik zag Notre Dame de Terre in het vet en Mère du Ciel.
Bij het nemen van een beeld van de kapel zag ik in de rechter beneden hoek iets die mijn aandacht trok. Een roofvogel, de arend. Een roofvogel, de imposante arend waar ik me al sedert mijn kindertijd sterk verbonden mee voel.
Ik stapte richting de volgende kapel. Van links beneden ging mijn blik rechts opwaarts mee in de richting van de blik van de arend mijn ogen rusten op een pen en een boek. Ik ontving een duidelijk boodschap ‘tu doit écrire (je moet schrijven)’.
Eventjes had ik een flits van mijn denken ‘ik moet, ik moet niets’ hmm, mijn beetje rebels zijn liet zich even horen. Mijn ervaring op de weg heeft me geleerd dat men niets kan weigeren aan de duidelijke boodschappen die ik ontvang, ik zou me enkel brutaliteit aan doen. De boodschappen zijn trouwens zo gelijnd, zuiver en puur dat er geen twijfel mogelijk is. Dit is trouwens voor mij de enige stem, waar ik weet dat je niets kan ontzeggen en waaraan ik aan gehoorzaam.
In de volgende kapel stond ik voor het beeld van l’enfant Jesus. ‘Ton enfance seras guéri’. Ik nam een diepe zucht, mijn ogen werden nat. In de vierde kapel zag ik de Pieta ‘tu est consolé’… en onmiddellijk zag ik het beeld van Bernadette de Lourdes. ‘Wie is zij weer’, stelde ik me de vraag en zag de gebedsnoer in haar handen. Notre Dame de Lourdes, het beeld die ik vond in de schuur verborgen in een kist onder een dikke laag vuil in Watou.
De ene boodschap n’a de andere bracht me vreugde en voelde helend aan

Babylon

Plots kom ik op een tekst over Babylon, de Openbaring van Johannes.
Oef, amai, de woorden die hier te lezen zijn en op regelmaat terug komen: hoererij, haar, hoer, haar zonden, bloedschuld,
Zinnen als: ‘de moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde’,
‘Hij heeft de grote hoer geoordeeld’ , ‘verdorven met haar hoererij’, ‘Kom, ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer die op vele wateren zit’, ‘met wie de koningen van de aarde gehoereerd hebben, en zij die de aarde bewonen zijn dronken geworden van de wijn van haar hoererij’. ‘Want van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij hebben alle naties gedronken en de koningen van de aarde hebben met haar gehoereerd en de kooplieden van de aarde zijn rijk geworden door de macht van haar weelde.

Wanneer ik die tekst plat lees kan ik niet anders dan denken dat ‘de vrouw’ in een slecht daglicht staat. Toch! Dit kan nu toch niet anders gelezen worden, denk ik dan. En wanneer men weet dat dit in de geschriften staat dan kan je daar toch niet als mens onverschillig over zijn.
En natuurlijk als gevolg vloeit daar een oordeel uit. Niet abnormaal dat de mens hier kwaad kan op worden en de rug toekeert naar het geloof.

Maar wat als het woord nu verkeerd zou vertaald geweest zijn in oorsprong. En waarom koos men voor haar en niet hij! Dan brengt me dit bv. naar vandaag en hoe we de aarde noemen, Moeder aarde, is het niet!

Laat ik nu de tijd nemen en met een open hart waar oordeel of vooroordeel geen plaats kent om de tekst bij mij te laten binnenkomen.
Wanneer ik dit doe voel ik, dat dit voor mij niet om de vrouw, niet over een persoon gaat, eerder om een ‘gedrag’ die gesteld wordt. Om gedragingen die Liefde stuk maakt en kiest voor macht. Waren andere woorden dan niet mogelijk!? En is dit ook niet hedendaags!? Hier onder de noemer van iemand ‘liefde’ is men uit op macht.

Maar stel je nu eens voor, alle mensen die deze tekst plat lezen en hebben gelezen. En één van hen gaat op deze manier het woord doorgeven of verkondigen. Wanneer het zijn doel verliest en uit de context wordt gehaald dan is helemaal om zeep. En kan er veel kwaad gedaan worden. Terwijl de inhoud van die tekst net het omgekeerde wenst te tonen.
Wat ook is, zolang de mens de weg niet naar binnen neemt en kiest voor het zuivere zal de tekst over Babylon een gewicht blijven in zichzelf.
En misschien is dit schrijven er ook eentje van, want als ik me niet goed zou uitdrukken voor sommigen of dat het anders over komt of geïnterpreteerd wordt bij de ander dan wat ik bedoelde.
Het kan zijn dat ik me dan op glad ijs bevind, wel dan zal ik leren mij verder bewegen tot ik recht kan staan op het ijs.

Ik denk even terug aan de vele bas-reliefs in de tombes, in de crypte van Dendera, aan het Mystieke, de verborgen medische kennis, aan de alchemie.
En wat als toen in die tijd, en laat ik even fantaseren en gebruik maken van hedendaagse voorbeelden die ik waarneem en hoor. Ik kan me voorstellen dat toen in die tijd, als ik de prachtig beelden zag van de mensen, hun lichaam, de rijkdom…. dat jaloezie toen ook al bestond. En dat die jaloezie deels oorzaak was van de vele onnodige slachtoffers die afgebeeld staan op de muren van de tempels.
En ik spreek van over 3000 jaren vóór Christus.
Waar twee mannen vechten om een vrouw, er één geen gelijk haalt of zich afgewezen voelt en hierdoor razend werd en onterecht kwaad over de vrouw uitsprak. Of er was, een vrouw die een mystiek leven leidde en die de alchemie begreep van het lichaam en de levensenergie. Een vrouw die mensen in hun kracht bracht en waardoor velen haar wilden bezitten omdat men eerder uit was op macht dan in eigen kracht.
Is het dan de vrouw die in haar kracht staat die iets verkeerd doet of eerder de persoon die bezitterig is en het buiten zichzelf zoekt.
Ik kan me voorstellen wat dit kan teweeg gebracht hebben.
Dit doet me denken aan de taferelen, de personages die vernietigd werden door de Copten (=Egypte) omdat het niet meer zichtbaar mocht zijn. De prachtige beelden van Isis en Horus, van Hathor in de tempels of in de Mammisi, het geboortehuis , de Tempel van Isis in Aswan, alle Godinnen, de borsten, de geslachtsdelen werden verwijderd.
Dan komt er in mij op “maar jullie hebben niets begrepen van wat God van jullie verwacht.”

Hmm, amai een ganse boterham vloeit er uit mijn pen en dit uit dat ene woord ‘prostitutie’. Een woord die zo vaak uit de mond komt wanneer men kwaad is op een vrouw. Ik heb het zelf vaak mogen horen. Waarom omdat men niet kreeg wat men wou, omdat ik in mijn kracht bleef staan en dat had niets te maken met sexualitéit. Dit kreeg ik vooral te horen van de mannen. En dan die ene keer dat ik het verhaal deed aan mijn grootmoeder van een man die me trakteerde met een maaltijd op de luchthaven omdat ik geen geld meer had. Ik kon tussen de lijnen lezen wat ze bedoelde wanneer ze zij, “wat heb je daarvoor moeten doen!?”, haar blik sprak boekdelen. Terwijl ik daar stond met fierheid omdat ik geen angst had, omdat ik in de goedheid van die man geloofde, omdat ik mijn plan kon trekken. Ik voelde me met de grond gelijkgemaakt.
En dan de zovele keren dat ik heb mogen horen” je hebt het zelf uitgelokt”, terwijl er in mijn gedrag niets aanstootgevend was, ik geloofde in de goedheid van de mens, ik had de persoon lief, ik was soms naïf. Telkens in een fractie van een seconde kon gans mijn zijn goed aanvoelen dat iets niet OK was. En hier kwam de uitspraak van een vrouw. Zo zie je ook dat we niet te hoeven generaliseren en altijd alles in de schoenen van de mannen hoeven te duwen.

Wat hebben we met deze oude geschriften de wereld toch in gestuurd, die voor velen niet toegankelijk zijn!?
En eigenlijk doet dit er niet meer toe, wel wat kunnen we er vandaag meedoen.
Herstellen kunnen we niet, wel anders doen in het NU. Aan ons de keuze.
Vooruit!
En ons de vraag stellen in welke realiteit wens ik te leven, want die is belangrijk, en met deze wens ik hand in hand te stappen. Ikzelf neem geen blad voor de mond wanneer ik voel of zie dat er iets onrechtvaardig gebeurt.

Ik wandel door de zanderige wegen en onder de blakende zon. Mannen komen aangelopen, “Madame felouk”, “taxi”, “hey”, “psst”, “why you not smile”, “you want a helicopter”, “beautiful hair”, “Goodmorning”, “nice color”, “nice t-shirt”, “I now you”, “welcome”, “I have see you on the boat”, “hi, I have see you. I’m a friend of”, “hey, it’s close”…. en zomaar verder. Vindingrijkheid zijn ze om je te benaderen. En eenmaal je er aan toegeeft ben je verloren. Onuitputtend zijn ze.
Dan komt het voor mij goed uit om op mijn eigen eilandje zijn, waar ik kan uitblazen.
Ik moet nog denken aan één van mijn zusters uit Magdala die zei, ” jou zullen ze niet veel lastig vallen met je kort geknipt kopje”. Hihi, kort kopje of niet.
Lang gekleed, of kort. Een doek op de schouders of op het hoofd. Het maakt geen verschil, ik ben een blanke vrouw en die wordt hier geassocieerd met rijk. Is gelijk aan een ticket richting Europa, want wanneer je als Egyptenaar niet voldoende op je rekening hebt dan verlaat je gewoon het land niet. Zo wordt ik vaak op een subtiele intimiderend manier benadert.
Dit is soms heel vermoeiend, maar ik wens er leren mee om te gaan. No stress, geduld en vooral bij mezelf zo goed als mogelijk blijven.
En ondanks de vele vermoeiende benaderingen voel ik me hier veiliger dan in sommige buurten in de hoofd- grootsteden in Europa.