Deze week bracht ik een bezoek aan mijn opslagplaats, waar de weinige materie die ik nog heb, gestockeerd staat. Ik nam er een wit doosje mee dat ik ooit cadeau kreeg. Al jaren bleef het doosje onaangeroerd, omdat het op zich al zo schoon was. Nu voelde ik dat de tijd rijp was om het met me mee te nemen.
Op het doosje staat een vrouw met een boeket bloemen kijkend naar 2 fladderende vlinders afgebeeld, en erin lag een wit stukje stof, waarop een rozenkrans was geborduurd, met in het midden het woord ‘Joy’. Op kerstavond, na een ritueel rond de twaalf Heilige Nachten, opende ik het doosje en haalde het witte stukje stof eruit. Het voelde zijdezacht en fragiel.
Er viel een kaartje uit de doos. Waarop staat geschreven: “… het werd gemaakt door Bulgaarse vrouwen in een kansarme regio in de buurt van Veliko Tarnovo. Mijn wens is om vrouwen uit kansarme achtergronden te ondersteunen en hen werk te bieden, evenals het zelfvertrouwen dat ontstaat wanneer ze met hun eigen handen iets moois creëren. Ik geloof dat handel persoonlijk en intiem kan zijn. De naam van de vrouw die dit voor jou heeft gemaakt is: Mariana. Van harte welkom om haar een boodschap te sturen via Tamielle — ze zal het fijn vinden om te weten wat je van haar werk vindt. Dank je! Tamar.”
Ik vind het telkens weer zo bijzonder hoe het leven in elkaar zit, hoe mijn lichaam die ‘aha’ kan gewaarworden wanneer mijn levensweg zich toont, door het vertrouwen in mijn intuïtie.
Nog niet zo lang geleden deelde ik met iemand mijn verlangen om naar Bulgarije te gaan, op het moment dat de rozen bloeien. Binnen iets minder dan drie maanden start een nieuwe pelgrimstocht: ‘Hart van de Roos’, die van België via Frankrijk naar Engeland gaat. Niet enkel de Roos zal symbool staan, maar ook de letter M — van Maria, Moeder en Michaël. En wanneer dan het kaartje uit het doosje valt, met de naam Mariana, kon het niet anders dan dat ‘Joy’ zich liet voelen in mijn hart en mijn bekken.
Mariana.
Cette semaine, je me suis rendue dans mon espace de stockage, là où se trouvent encore les quelques objets matériels que j’ai conservés. J’y ai pris une petite boîte blanche que j’avais reçue autrefois en cadeau. Depuis des années, cette boîte était restée intacte, parce qu’elle était déjà, en elle-même, si belle.
Le moment était venu de l’emporter avec moi. Sur la boîte est représentée une femme tenant un bouquet de fleurs, regardant deux papillons voletant, et à l’intérieur se trouvait un petit morceau de tissu blanc, sur lequel était brodé une couronne de roses , avec, en son centre, le mot « Joie».
Le soir de Noël, après un rituel autour des douze Nuits Saintes, j’ai ouvert la boîte et j’ai sorti le petit morceau de tissu blanc. Il était d’une douceur soyeuse, fragile.
Une petite carte tombe hors de boîte , sur laquelle il était écrit : « … il a été réalisé par des femmes bulgares issues d’une région défavorisée près de Veliko Tarnovo. Mon souhait est de soutenir des femmes provenant de milieux vulnérables et de leur offrir du travail, ainsi que l’estime de soi qui naît du fait de créer quelque chose de beau de leurs propres mains. Je crois que le commerce peut être personnel et intime. Le nom de la femme qui a réalisé cette pièce pour toi est : Mariana. Tu es chaleureusement invitée à lui envoyer un message via Tamielle — elle sera heureuse de savoir ce que tu penses de son travail. Merci. Tamar. »
Je trouve toujours si particulier la manière dont la vie s’entrelace, comment mon corps peut ressentir ce « aha » lorsque mon chemin de vie se révèle, à travers la confiance que je place dans mon intuition. Il n’y a pas si longtemps, j’ai partagé avec quelqu’un mon désir de me rendre en Bulgarie au moment où les roses sont en fleur. Dans un peu moins de trois mois commencera un nouveau pèlerinage, « Cœur de la Rose », qui partira de la Belgique, traversera la France et rejoindra l’Angleterre. Ce ne sera pas seulement la Rose qui fera symbole, mais aussi la lettre M — pour Marie, la Mère, et Michaël.
Et lorsque, de la boîte, est tombée cette petite carte portant le nom Mariana, il ne pouvait en être autrement : la « Joy » s’est fait sentir dans mon cœur et dans mon bassin.
Geblazen door de wind stap ik verder op mijn weg, geleid door mijn innerlijk kompas.
Zoals een boot de wind in de zeilen opvangt en voortgestuwd wordt naar waar de neus van de boot en de marinier hem leiden.
De voorbije twee maanden heb ik weinig geschreven, terwijl er in mij zoveel leeft dat gedeeld wil worden.
Al weken draag ik een ervaring met me mee die ik in het Labyrint van Chartres had: over een ei, een slang, een draak en de feniks. Maar hoe schrijf ik daarover, in een wereld die het onzichtbare vaak niet kan dragen. Waar de taal van de ziel zo gemakkelijk wordt weggezet als waanzin of zweverij?
Het gaat niet zozeer om de vraag hoe. Het gaat om de moed om te spreken, om in letters te leggen wat in stilte groeit. Een deel van mij weet dat dit mag. Een ander deel houdt mij tegen, en precies naar dat verzet wil ik kijken. Mijn lichaam fluistert en schreeuwt tegelijk.
Mijn buik zwelt soms als een trom die dreigt te barsten. Soms voel ik hoe mijn bloedvaten samengedrukt worden, hoe mijn romp klopt als één groot hart. Terwijl ik dit schrijf, verschijnt er een slang in mijn buik, kronkelt, zoekend, klaar om geboren te worden. “Komaan Jasmine, zelfvertrouwen… zelfvertrouwen…” spreek ik mezelf toe. En tegelijk wens ik in alle mildheid en zachtheid dit onder ogen te zien, om de poort terug te vinden naar mijn creativiteit waar ik zo naar verlang.
Voor mij begint dat met het volgende: ik wil zuiveren wat op mijn weg is gekomen. Dingen waar ik zelf niet om gevraagd heb, maar die mij zijn opgedrongen. Wat ik op mijn veertiende al niet meer kon dragen.
Wat elf jaar geleden opnieuw mijn pad kruiste tijdens mijn pelgrimeren. En wat de voorbije twee maanden weer op mijn pad kwam, maar waar ik me vandaag niet langer aan wil hechten: het instituut Kerk.
Ik zie mensen die door angst gevangen zijn, (ja zelf ik hoor daar nog bij. Angst om de mensen die ik liefheb te verliezen), gebrainwasht bijna, mensen die niet meer weten wie ze werkelijk zijn en die bijna alles zouden doen voor dat instituut (gelukkig hoor ik niet bij de laatste 3). Ik ervaar dit als gevaarlijk en hoop dat zij die ik onderweg heb ontmoet, ooit mogen ontwaken tot bewustzijn.
De druppel die de emmer deed overlopen, was een reportage over het bloedbad van Sint-Bartholomeus in Parijs.
Daarom heb ik de beslissing genomen om mij van de lijst van de katholieke kerk te laten schrappen.
Niet uit afkeer voor de mens die wél verbonden blijft met de Kerk, maar uit liefde voor mijn eigen pad.
Het is een keuze die ik voel tot in de wortels van mijn wezen.
Ik wens vrij te zijn van dogma en macht, en mij te laten leiden door datgene wat zuiver is, in verbondenheid met het Grote Geheel.
En zoals Moeder Teresa ooit zei tegen haar overste, die haar herinnerde aan haar gelofte van gehoorzaamheid:
“Er is maar Eén aan wie ik gehoorzaam, en dat is God.”
Poussée par le vent, je poursuis mon chemin, guidée par ma boussole intérieure. Comme un bateau qui reçoit le vent dans ses voiles et se laisse porter là où la proue et le marin le conduisent.
Ces deux derniers mois, j’ai peu écrit, alors qu’en moi vit tant de choses qui veulent être partagées. Depuis des semaines, je porte une expérience que j’ai vécue dans le Labyrinthe de Chartres : à propos d’un œuf, d’un serpent, d’un dragon et du phénix.
Mais comment écrire cela, dans un monde qui peine à accueillir l’invisible ? Où le langage de l’âme est si facilement rejeté comme folie ou comme rêverie ? La vraie question n’est pas « comment ». Elle est celle du courage de parler, de poser en lettres ce qui grandit dans le silence. Une part de moi sait que c’est juste. Une autre part me retient, et c’est précisément à cette résistance que je veux regarder. Mon corps chuchote et crie à la fois. Mon ventre enfle parfois comme un tambour prêt à éclater. Parfois je sens mes vaisseaux sanguins comprimés, mon torse battre comme un grand cœur.
Tandis que j’écris cela, un serpent apparaît dans mon ventre, il ondule, cherche, prêt à naître. « Allez Jasmine, confiance… confiance… » je m’encourage. Et en même temps je souhaite, avec toute la douceur et la bienveillance possibles, regarder cela en face, pour retrouver la porte vers ma créativité, à laquelle j’aspire tant.
Pour moi, cela commence par ceci : je veux purifier ce qui s’est mis sur ma route. Des choses que je n’ai pas demandées, mais qui m’ont été imposées. Ce que je ne pouvais déjà plus porter à mes quatorze ans. Ce qui a recroisé mon chemin il y a onze ans, lors de mon pèlerinage. Et ce qui, ces deux derniers mois, est revenu sur ma route, mais auquel je ne veux plus aujourd’hui m’attacher : l’institution Église. Je vois des personnes prisonnières de la peur (oui, de temps à autre j’en fais encore partie), presque conditionnées, qui ne savent plus vraiment qui elles sont et qui seraient prêtes à tout pour cet institut (heureusement je n’appartiens pas aux trois dernières catégories). J’expérimente cela comme dangereux et j’espère que celles et ceux que j’ai rencontrés en chemin pourront un jour s’éveiller à la conscience. La goutte d’eau qui a fait déborder le vase a été un reportage sur le massacre de la Saint-Barthélemy à Paris.
C’est pourquoi j’ai pris la décision de me faire rayer des registres de l’institut Catholique. Non pas par rejet des personnes qui restent liées à l’Église, mais par amour pour mon propre chemin. C’est un choix que je ressens jusque dans les racines de mon être. Je souhaite être libre de tout dogme et de tout pouvoir, et me laisser guider par ce qui est pur, dans la reliance avec le Grand Tout.
Et comme Mère Teresa l’a un jour dit à sa supérieure qui lui rappelait son vœu d’obéissance : « Il n’y a qu’Un seul à qui j’obéis, et c’est Dieu. »
Na bijna twee maanden lopen vanuit Straatsburg ben ik in Chartres aangekomen. De weg stond in het teken van Jeanne d’Arc. Zij bracht mij dichter bij het innerlijke zwaard en ik herkende veel dingen uit haar leven die parallel liepen met mijn eigen onderweg zijn. De energie van Maria en Aartsengel Michaël was en is heel sterk aanwezig gedurende dit hele traject.
Toch voelde ik tijdens de pelgrimstocht dat er iets ontbrak. Iets wat ik nog nooit eerder zo had ervaren tijdens mijn andere pelgrimstochten. Ik wist niet meteen wat, tot de dag dat ik “de Rosa Mystica” volgde, een namiddag, rond het rozenkransgebed geleid door Anaïs. En alhoewel ik dit reeds had gezien tijdens mijn initiatie. Was dit een hartelijke welkom onderweg. Al maanden en maanden probeerde ik te begrijpen waarom ik niet in de rozenkrans kon binnentreden. Eerst omdat het voor mij te sterk verbonden was met de katholieke Kerk: net zoals die momenten waarop ik naar de mis ging en mij benauwd voelde. Dan was er ook nog het “willen-moeten”. En op de dag dat ik dat “willen-moeten” losliet, maakte ik plaats voor de acceptatie om het niet te moeten kunnen… en toen kwam het voelen, het gewaarworden. Sindsdien laat de rozenkrans mij niet meer los.
Sinds ik jong was, wanneer men mij vroeg: “Kun je dit?” heb ik altijd “ja” geantwoord, ook al wist ik het nog niet. Dan leerde ik het eerst en begon ik daarna. Ik moet zeggen dat ik vandaag een beetje genoeg heb van altijd alles te willen kunnen. Dus morgen, als je mij vraagt iets te doen, is het best mogelijk dat er een “nee” volgt. Een van de dingen die ik onderweg heb geleerd, is dat Zijn belangrijker is dan “moeten doen”. Ik Ben.
Hetzelfde, enkele jaren geleden: ik gebruikte altijd de zin “ik weet het”. Het was een soort bescherming voor het gevoel dat ik had, dat ik minder was dan anderen. Maar met die zin sluit je vaak de verbinding en blijf je alleen in je hoekje. Toen ik dat doorhad, werd mijn leven ruimer. En hetzelfde geldt voor het “doen”.
De avond voor mijn aankomst in Chartres deelde ik met een echtpaar mijn ervaringen van het onderweg zijn. De vrouw en de man keken elkaar aan en zeiden: “zal men het vertellen. ”De man deelde: “Mijn naam is Angelo Michael.” Op het moment dat ik dat hoorde, was ik blij dat ik naast een muur stond om mij eraan vast te houden, want het schokte mij hevig. Een heel intense gewaarwording tussen mijn bekken en mijn borst. Ik kon niet meer ademen, alsof mijn borstkas te klein was geworden. Daarna kwam de drang om in tranen uit te barsten… maar de tranen kwamen niet. Want in mijn lichaam had ik de ruimte niet. De volgende dag kreeg ik, als een kleine knipoog, koeken voor onderweg met triskeles erop.
Ik had nog 12 km te lopen om Chartres te bereiken. Meerdere keren kwam ik het getal 22 tegen: onder mijn voeten, tafel 22 riep de ober, op een deur waar ik naar binnen moest. En ik kwam aan in Chartres op 22 augustus, de dag gewijd aan Maria Koningin.
Toen ik de kathedraal binnenging, werd ik naar links getrokken. Ik voelde hetzelfde als in Glastonbury, in de crypte. Ik ging zitten voor Onze-Lieve-Vrouw van de Zuil, tranen stroomden en ik voelde een groot verlangen om mijn rozenkrans te nemen. Wat ik deed.
Deze ochtend liep ik het labyrint. Al heel snel voelde ik mij meegenomen naar een ruimte die veel groter was dan de plek waar ik fysiek was. Ik voelde mij stevig gegrond, uitgelijnd. Er bewoog van alles rondom mij, maar ik voelde heel sterk dat niets mij uit die ruimte kon halen. Bij elke bocht sloot ik mijn ogen om diep adem te halen en verder te kunnen. Op bepaalde momenten begon mijn linkerhand, die op mijn hart lag, te beven. Het was ongelooflijk: wat een krachtige energie woont er op die plek! Ik kan je echt aanraden om ooit dat labyrint stap voor stap in volle bewustzijn te wandelen. Ik gebruik bewust het woord in volle bewustzijn, want zo kun je de zegeningen van het labyrint en deze plek ontvangen.
Toen ik uit het labyrint kwam, moest ik gaan zitten. Tranen gleden zacht langs mijn wangen. En opnieuw voelde ik het evenwicht met de horizontaliteit. Daarna ging ik de persoon die achter mij liep bedanken, voor zijn aanwezigheid. Na het labyrint voelde ik de weldadige effecten in gans mijn Zijn.
’s Middags volgde ik een rondleiding in de crypte. Aan de noordkant, in de kapel waar zich een kopie bevindt van Onze-Lieve-Vrouw onder de Aarde (de originele Zwarte Madonna werd in 1793 vernietigd door een brand), is er ook een reliekschrijn met een fragment van de sluier van de Maria, die men ook in de bovenkathedraal kan zien in één van de kapellen. Is het echt een sluier van Maria? Zullen we het ooit met zekerheid weten? In elk geval, één ding is zeker volgens het onderzoek: het is een doek dat uit het Oosten komt. Ik was nieuwsgierig waar dat reliekschrijn en de Onze-Lieve-Vrouw onder de Aarde zich bevonden in relatie tot wat ik de eerste dag bij mijn binnenkomst in de kathedraal had gevoeld. De gids bevestigde mij dat het reliekschrijn zich onder Onze-Lieve-Vrouw van de Zuil bevond, wat voor mij mijn gewaarwording verklaarde.
Nog een andere sterke plek voor mij: helemaal beneden, onder het koor, het oudste deel van de crypte. Ik bleef er als een magneet aan een pilaar kleven.
Na alles wat ik hier ervaren heb, heb ik besloten enkele dagen in Chartres te blijven, vooraleer de volgende pelgrimstocht te beginnen: van Camaret-sur-Mer naar Sainte-Anne-d’Auray.
Saint Sacrément dans la crypte. Côte Nord ou ce trouve Notre Dame Sous Terre
Après presque deux mois de marche depuis Strasbourg, je viens d’arriver à Chartres. Le chemin était placé sous le signe de Jeanne d’Arc. Elle m’a approchée de l’épée intérieure et j’ai reconnu beaucoup de choses de sa vie qui étaient parallèles à mon propre cheminement. L’énergie de Marie et de l’Archange Michel était très présente tout au long de ce parcours.
En pèlerinage, je ressentais pourtant qu’il me manquait quelque chose. Quelque chose que je n’avais jamais ressenti dans mes autres pèlerinages. Je ne savais pas tout de suite quoi, jusqu’au jour où j’ai suivi ‘ la Rosa Mystica’ un après-midi, avec le chapelet animé par Anaïs. Depuis des mois et des mois, j’essayais de comprendre le pourquoi du chapelet, pourquoi je n’arrivais pas à entrer dedans. D’abord parce que, pour moi, il était trop associé à l’Église catholique : comme ces moments où j’allais à la messe et où je me sentais coincée. Puis il y avait le ‘ vouloir-devoir’ . Et le jour où j’ai lâché ce ‘vouloir-devoir’, j’ai fait place à l’acceptation de ne pas savoir faire… et alors le ressenti, la conscience, la présence s’est installé. Depuis, le chapelet ne me quitte plus.
Depuis toute jeune, quand on me demandait : ‘Tu sais faire cela ?’ , j’ai toujours répondu oui, même si je ne savais pas encore. Alors je m’instruisais avant de commencer. Je dois dire qu’aujourd’hui j’en ai un peu assez de vouloir tout savoir faire. Donc demain, si vous me demandez de faire quelque chose, il est bien possible qu’un ‘non’ suive. Une des choses que j’ai apprises dans mon cheminement, c’est qu’Être a plus d’importance que de ‘ devoir faire’ .
Je Suis.
C’est comme il y a quelques années : j’utilisais toujours la phrase ‘je sais’. C’était une sorte de protection pour le sentiment que j’avais, celui d’être moins que les autres. Mais avec cette phrase, bien souvent, on ferme la connexion et on reste seul dans son coin. Quand j’ai compris cela, ma vie s’est élargie. Et c’est la même chose avec le ‘faire’.
La veille de mon arrivée à Chartres, je partageais avec un couplé mon cheminement. La dame et le monsieur se sont regardés et ont dit : “On raconte, on le dit. “Le monsieur a partagé :” Je m’appelle Angelo Michael.” Au moment où j’ai entendu cela, j’étais contente d’être à côté d’un mur pour m’y tenir, car cela m’a fortement secouée. Un ressenti très intense entre mon bassin et ma poitrine. Je n’arrivais plus à respirer, comme si ma cage thoracique était devenue trop petite. Puis l’envie d’éclater en larmes est montée… mais les larmes ne sortaient pas. Le lendemain, comme un petit clin d’œil, je recevais des biscuits avec des triskèles.
Il me restait 12 km à faire pour arriver à Chartres. Je suis tombée plusieurs fois sur le nombre 22 : sous mes pieds, le garçon qui disais table 22, sur une porte où je devais entrer. Et je suis arrivée à Chartres le 22 août, jour dédié à la Vierge Marie Reine.
Quand je suis entrée dans la cathédrale, j’ai été attirée vers la gauche. J’ai ressenti la même chose qu’à Glastonbury, dans la crypte. Je me suis assise devant Notre-Dame du Pilier, des larmes ont coulé et j’ai ressenti un grand élan de prendre mon chapelet. Ce que j’ai fait.
Ce matin, j’ai marché le labyrinthe. Très vite, je me suis sentie entraînée dans un espace bien plus vaste que le lieu où je me trouvais. Je me sentais bien ancrée, alignée. Cela bougeait de tous les côtés autour de moi, mais je ressentais très fort que rien ne pouvait me sortir de cet espace. À chaque tournant, je fermais les yeux pour prendre une grande respiration et pouvoir continuer. À certains moments, ma main gauche posée sur mon cœur s’est mise à trembler. C’était fou : quelle énergie puissante habite ce lieu ! Je peux vraiment vous conseiller, un jour, de cheminer ce labyrinthe en pleine conscience, pas à pas, pour un véritable cheminement intérieur. J’utilise bien le mot « cheminement », car c’est ainsi que l’on peut recevoir les bienfaits du labyrinthe et de ce lieu. Pas comme si l’on allait se promener en ville pour faire les étalage.
Quand je suis sortie du labyrinthe, il m’a fallu m’asseoir. Des larmes ont glissé doucement le long de mes joues. Et j’ai ressenti de nouveau l’équilibre avec l’horizontalité. Puis je suis allée remercier la personne qui marchait derrière moi, pour sa présence. Après le labyrinthe, j’ai ressenti les bienfaits dans tout mon être.
L’après-midi, j’ai fait une visite de la crypte. Arrivée du côté nord, dans la chapelle où se trouve une copie de Notre-Dame sous Terre (la Vierge noire brûlée en 1793), il y avait aussi un reliquaire contenant un fragment du Voile de la Vierge, que l’on peut également voir dans la cathédrale haute. Est-ce vraiment un tissu de la Vierge ? Pourra-t-on un jour le savoir avec certitude ? En tout cas, une chose est sûre d’après les recherches : c’est un tissu venu d’Orient. J’étais curieuse de savoir où se trouvaient le reliquaire et cette Vierge par rapport à ce que j’avais ressenti le premier jour en entrant dans la cathédrale. Le guide m’a confirmé que le reliquaire était placé sous Notre-Dame du Pilier, ce qui expliquait mon ressenti.
Un autre lieu fort pour moi : tout en bas, sous le chœur, la partie la plus ancienne de la crypte. Je suis restée collée à un pilier comme un aimant.
Après tout ce que j’ai ressenti ici, j’ai décidé de rester quelques jours à Chartres avant d’entamer le prochain pèlerinage, de Camaret-sur-Mer à Sainte-Anne-d’Auray
À l’ombre de la cathédrale de Reims, je suis assise sur un bloc de béton, le regard posé sur le vide. Dans un verger tout proche, une colombe cherche prudemment son équilibre sur une branche qui oscille. La lumière joue à travers les feuilles, projetant sur le sol des ombres dansantes, et quelque chose en moi suit ce rythme silencieux.
En pensée, je porte mon attention sur toutes les personnes que j’ai déjà rencontrées. Ce qui me frappe, c’est la fluidité avec laquelle, presque à chaque fois, dès la première porte, j’ai été accueillie.
Une rencontre en particulier reste gravée en moi. Dans un petit village des Vosges se trouvait une maison dont la porte était déjà ouverte. La façade, dans de douces teintes pastel, portait sur chaque rebord de fenêtre des fleurs colorées qui captaient la lumière.
J’ai sonné. Une femme est venue à la porte, les mains couvertes de terre, aux pieds des sabots de plastique verts. Elle m’a regardée — ouverte, silencieuse, attentive. Lorsque je lui ai demandé un abri, elle a pris le temps. Du temps pour écouter, du temps pour ressentir. J’aime cela. « Oui, je peux vous accueillir. Mais pas tout de suite, j’ai encore quelques petites choses à faire », m’a-t-elle dit. « Que diriez-vous si je reviens vers 19 h ? » « Oui, très bien. » Ainsi, nous avons convenu d’un rendez-vous.
En attendant, j’ai arpenté le village à la recherche de la clé de l’église. Je suis arrivée dans une ferme tenue par un jeune couple avec six enfants. Grâce à la jeune femme, j’ai pu visiter l’église, qui m’a semblé plutôt être une grande chapelle. Une chapelle restée dans son jus, comme on dit en France : les murs de bois rongés par l’humidité, et quelques toiles d’araignée qui s’accrochaient à mon sac à dos. Ensuite, j’ai eu droit à une visite de l’étable. J’ai été étonnée de voir l’évolution de la traite des vaches : tout était automatisé. Chaque vache portait un émetteur relié à un robot qui la trayait. La vache savait trouver le robot, et le robot savait exactement quand il devait s’arrêter. Un avantage pour cette mère de six enfants, qui n’avait plus à se lever à l’aube et disposait de plus de temps pour sa famille. Et pourtant, je sentais aussi une distance grandir entre l’homme et l’animal : l’ordinateur avait pris la place.
J’ai savouré la scène où le plus jeune de la famille jouait dans le foin, tandis qu’une vache, avec ses longs cils, observait l’enfant d’un an avec une curiosité silencieuse.
À 19 h, je suis revenue à la maison aux fenêtres fleuries. Invitée à la table du dîner, mon regard a été attiré par un symbole : le triskèle. Ce même symbole avait fait partie de mon chemin en 2018, m’ayant guidée vers trois lieux liés à l’archange Michel sur le continent européen : Monte Sant’Angelo – Sacra di San Michele – Mont Saint-Michel.
Le lendemain matin, au petit-déjeuner, notre conversation a glissé vers la foi. Eux, tous deux athées, m’écoutaient avec attention lorsque je racontais mon pèlerinage de 2018. Après mon récit, la femme me dit : “Mon deuxième prénom est Michel. Et celui de mon mari aussi.” Un silence a suivi. Nous nous sommes regardés, nos yeux brillant.
Je poursuivis avec mon expérience du corbeau à Glastonbury. Depuis, quelque chose continuait de me travailler : peu après mon récit du corbeau, Anaïs m’avait partagé une expérience semblable qu’elle venait de vivre avec le même oiseau. Je sentais que ce partage voulait me dire quelque chose. Le sens restait en surface même si j’avais compris la phrase ‘le corbeau est passé sous ma jupe, je n’ai pas pu le retenir, il fallait que je le laisse partir’ je sentais qu’elle n’était pas encore pleinement intégrée.
Sur le chemin du retour vers la Belgique, cela revenait régulièrement à la surface. Mais là, à leur table, il se passa quelque chose : les mots prirent vie. La phrase s’animait dans le fait de la raconter, dans le fait de m’entendre moi-même la dire. Cette fois, elle entrait vraiment en moi. En même temps, je pris conscience qu’un éveil se produisait à l’intérieur. L’extérieur et l’intérieur se touchaient.
Soudain, je ne pus plus rien dire, submergée par une sensation de joie intense. J’entendis : Je te donne des ailes, tu peux t’envoler. Et je les vis, mes ailes, se déployer. J’étais sans voix et je remerciai les deux personnes à table pour leur écoute et leur partage. Il m’apparut clairement qu’Anaïs avait été le canal de ce message, tout comme le prêtre, quelque part haut dans les Apennins, au cœur de l’Italie, m’en avait transmis un autre, autrefois, avant de s’éclipser.
La femme se leva et s’absenta un instant. Lorsqu’elle revint, son mari parlait de ce qui se passait dans sa vie. Soudain, elle me demanda de tendre la main. Elle y déposa un collier avec un pendentif qu’elle avait fabriqué elle-même : un triskèle. J’en fus profondément émue, et nous nous sommes pris l’un, l’autre dans les bras.
Alles hangt af van welke weg je mee wenst te stappen.
Kies je voor een gekende pelgrimsroute, zoals de Camino naar Compostela, dan is er doorgaans voldoende infrastructuur aanwezig. Let wel: ook deze route kent vele varianten. Op de Camino Francés zal het je aan niets ontbreken. Maar op andere Camino-routes, waar ik soms aanklop voor onderdak, kunnen er dagen zijn zonder bevoorrading.
De Via Francigena, de Weg van Assisi, en de Weg van Maria Magdalena zijn meestal goed voorzien. Dat wil zeggen: je kan op voorhand overnachtingen boeken, al dan niet met maaltijden. De prijzen variëren doorgaans tussen de 25 en 50 euro. Zelf boek ik zelden of nooit op voorhand, maar dit kan in overleg bekeken worden.
Minder bekende of ongebaande paden
Kies je voor een minder bekende weg, zonder bestaande pelgrimsroute, dan kloppen we aan voor een overnachting. De dagafstand hangt dan af van de afstand tussen de dorpen. Met andere woorden: hier stap je volledig in het Nu-moment. De afstanden liggen meestal tussen de 15 en 25 kilometer per dag.
Dagindeling
Ontwaken: tussen 07:00 en 07:30
Vertrek: tussen 08:30 en 09:00
Aankomst: tussen 18:00 en 19:00
De timing hangt af van de afstand tussen de dorpen en de pelgrimsweg. Voor we rust nemen, zoeken we eerst een overnachtingsplek.
Samen wandelen
We wandelen in elkaars buurt. Dat wil zeggen: we verliezen elkaar niet uit het oog — zeker in de eerste vijf dagen, tot ik een goed beeld heb van jouw mogelijkheden.
Wanneer ik zie dat je zelfstandig de weg aankan — rekening houdend met lichamelijke capaciteiten, gezondheid, het gebruik van technologie, je aanwezigheid in het Nu, en je gevoel voor veiligheid — leer ik je werken met een app. Als jij dat wenst, kunnen we afspreken om elkaar tijdelijk los te laten en op een afgesproken plek terug te vinden. Ik ben niet weg, je ziet me alleen niet. We zijn bereikbaar via telefoon.
Verantwoordelijkheid
Iedereen is verantwoordelijk voor zichzelf. Ik kan niet aansprakelijk worden gesteld voor roekeloos gedrag.
Dat betekent niet dat ik je onderweg niet zal bijstaan wanneer er iets gebeurt. We stappen samen: open communicatie is onderweg belangrijk.
Samenleven onderweg
We brengen een groot deel van de dag samen door. Dat betekent dat er vroeg of laat spanning kan ontstaan — zeker wanneer we fysiek worden uitgedaagd, angst opkomt, of vermoeidheid toeslaat. Dit is menselijk. We leren hier samen mee omgaan.
Daarom is communicatie belangrijk. Zelfzorg is essentieel. Binnen die zelfzorg verliezen we niet het oog voor eigen veiligheid, de veiligheid van de groep en het groepsgebeuren.
Als er een probleem ontstaat, kijken we oplossingsgericht. We zijn elkaars therapeut niet, ook niet onderweg. We analyseren elkaar niet ongevraagd. Als je voelt dat iets sterker is dan jezelf, vraag je toestemming om iets te delen of te benoemen. Probeer bij jezelf te blijven — wat op zich al een hele oefening kan zijn.
We vermijden etikettering. Die zet jezelf en de ander vaak vast, zeker als men zich erachter verschuilt of het te pas en te onpas gebruikt.
We openen ons voor elkaar. We luisteren. Spiegels zijn een constante. Grenzen stellen en bewaken is noodzakelijk. Wederzijds respect en tolerantie zijn hierin essentieel.
Ik raad je het boek van Don Miguel Ruiz – Wijsheid van de Tolteken, de 4 inzichten.
Voorbereiding en fysieke vereisten
Je kent je eigen lichamelijke grenzen.
Je bent fysiek in orde voor je vertrek.
Je kan minimum 4,5 km/u stappen.
Je rugzak weegt maximaal 9 kg. Dit test je minstens één keer uit over een afstand van 20 km, bij voorkeur op een GR-pad.
Je kan minstens 5 km aan één stuk wandelen.
Je kiest schoeisel dat comfortabel is, of dat nu blootsvoets is, sandalen, wandelschoenen, hoge hakken of stadsschoenen — zolang het het groepsgebeuren niet belemmert.
Pelgrimeren is buiten leven. Je komt in aanraking met verschillende weersomstandigheden, van intense hitte tot onweer.
Ondergrond
De ondergrond is gevarieerd: van asfalt (zo weinig mogelijk) tot keien en aardewegen. Kortom: geaccidenteerde paden.
Waar we ontvangen worden
We maken gebruik van eigen slaapgerief: een droomzak (in zijde of lichte katoen, géén donsdekenovertrek) en/of slaapzak.
We gebruiken niet de lakens van onze gastheer — noch in privé-ontvangsten, noch in pelgrimsherbergen. (Wil je dit wel, dan ben je vrij om commerciële overnachtingsplaatsen te boeken.)
We zorgen voor netheid op de plekken waar we ontvangen worden:
Schoenen blijven beneden aan de trap of bij de voordeur. Zeker niet op bed.
De rugzak komt niet op het bed.
We eisen of verwachten niets.
Voeding
Zorg altijd voor een noodrantsoen: een stuk brood, een appel, een doosje makreel of sardines.
Wat een pelgrimstocht níet is…
Een vakantie. Een shoppingtrip. Ondanks het romantische beeld is pelgrimeren — zeker buiten de gebaande paden — intens en uitdagend en zeker de moeite waard
Mijn ervaring
40 jaar ervaring op het pad van zelfbewustzijn
11 jaar ervaring in het fysiek onderweg zijn op pelgrimswegen
5 jaar hospitalière
Reiki Master
Priesteres van de Magdalena, Priesteres van de Roos
Dagelijks blijf ik groeien en mezelf in vraag stellen
Wat heeft de weg mij gebracht
Zelfvertrouwen. Vele angsten verdwenen tijdens het onderweg zijn. Vertrouwen in het leven. Het terugvinden van mijn eigen materie: mijn lichaam. Terug naar de bron. Mijn intuïtie werd krachtiger. Het accepteren dat niet alles met het verstand te begrijpen valt.
…
Mijn doel in het begeleiden
Mijn intentie is om jou te helpen de weg zelfstandig en alleen te kunnen nemen. Ik deel praktische tips: bijvoorbeeld hoe je een rugzak draagt, wat je kunt doen bij ontstekingen, hoe je lichaamshouding invloed heeft, hoe ons hoofd reageert in bepaalde situaties, en hoe de natuur ons ondersteunt.
Het doel is om richting ontspanning te gaan, te aarden, in je lichaam te komen en je te openen voor alles wat er onderweg is — zowel het zichtbare als het onzichtbare. Om te gaan voelen, gewaar te worden. Gewoon te Zijn. Je terug dichter bij de natuur brengen daar waar we deel vanuit maken.
Waar we ontvangen en schenken aan de natuur. Angsten zullen in tijd en ruimte vervagen.
Introspectie op weg naar een dieper zelfbewustzijn.
Ik zie en benader je vanuit een holistische visie.
Misschien herken je veel van wat hierboven staat al in jezelf, en wil je gewoon graag mee op pad omdat je liever niet alleen stapt.
Wat ik niet tolereer
Overmatig alcoholgebruik Hallucinogen Agressie — zowel verbaal als non-verbaal
Intakegesprek
Vooraf vindt een intakegesprek plaats waarin we jouw verwachtingen bespreken en samen kijken wat de mogelijkheden zijn. Zo kunnen we goed op elkaar afstemmen.
Afhankelijk van de gekozen route deel ik hoe het traject in grote lijnen zal verlopen.
Dit is ook het moment om al je vragen te stellen — hoe meer, hoe beter.
In de hoop je onderweg te mogen ontmoeten: voel je welkom.
Récemment, j’étais assise à table avec un diacre. Ce qui avait commencé comme un petit-déjeuner paisible autour de sujets tels que l’euthanasie, le covid et les inondations, s’est soudainement transformé en tension. “ Ceci est du complotisme, je ne peux pas croire cela, c’est contre ma foi ”, dit-il, visiblement tendu. Je laissai un silence s’installer. Il n’y avait plus d’espace pour l’ouverture ou la connexion.
Je voyais à quel point il était enfermé dans des systèmes de pensée issus de structures qui souvent maintiennent les gens dans la peur, pour ensuite abuser de leur confiance. Et nous connaissons tous, quelque part autour de nous, des exemples similaires. Et non, il ne s’agit pas seulement de structures religieuses. Cela touche aussi la politique, la science, le monde médical. Et parfois, pas besoin de chercher si loin : on en trouve des exemples tout près de nous, dans ces sphères détachées de ces structures, là où l’argent et le pouvoir prennent inconsciemment plus d’importance que l’amour et l’humain.
Avoir une opinion, une vision propre, était “mal vu” , car pour lui, cela revenait à renier sa foi. Et avoir une opinion signifiait, à ses yeux, être malheureux – ce que j’étais donc. Parler fait de vous un fauteur de troubles, quelqu’un de malheureux, voué à être rejeté. Et celui qui se tait avait appris à enfouir sa tête dans le sable, pour que l’autre puisse continuer dans l’injustice. Ainsi, la possibilité est que une personne va finir par se retenir, par se réduire, par vivre dans la peur.
Le résultat, c’est la séparation plutôt que la connexion. Ce qui est justement le contraire de la base de toute foi : l’amour. Même chez ceux qui se disent athées ou agnostiques.
Heureusement, tous ne sont pas ainsi. Je rencontre aussi des personnes ancrées, dans leur foi ou dans ce en quoi elles croient. Une chose est certaine : nous avons tous le même besoin fondamental – harmonie, amour, paix.
Le monde n’est pas fait que de nuages roses et de “bisounours”. Il s’agit de descendre, de sentir ses pieds sur la terre, de s’ancrer. De ne pas être coupé de ses émotions et perceptions. Il s’agit d’oser ressentir, de tout regarder en face, et d’y trouver son équilibre, en soi. Il existe des réalités qu’il est important de voir et de reconnaître – que tout le monde n’agit pas avec de bonnes intentions pour le bien collectif. Voir cela ne signifie pas juger quelqu’un comme mauvais, mais essayer de voir la personne dans sa globalité, y compris son passé, et d’accueillir cela. Ce qui ne veut pas dire qu’on accepte ou justifie ses actes.
Je ne crois pas en une croissance ou un changement réels lorsque la séparation prend le dessus sur la connexion.
Et cette séparation, je la ressens, je la vois, je l’entends de plus en plus dans le monde spirituel. Ou est-ce parce que je pèse moins mes mots et que je m’exprime plus librement sur ce qui m’anime ?
Deux pôles qui s’opposent. D’un côté, l’ancien système religieux – je prends ici l’exemple du catholicisme, car j’y ai grandi et c’est avec cela que j’ai le plus de contact. Ainsi, un pèlerin qui m’a accompagnée pendant un mois l’an dernier a refusé de participer au JT’M, simplement parce que j’avais prononcé un jour le mot “Déesse”. Un seul mot avait suffi à émettre un jugement. Ou encore dans une abbaye, lorsque j’ai partagé que j’étais passée par Honfleur, la Chapelle de la Grâce, pour me rendre à Glastonbury. J’ai vu le front d’une novice se plisser : “Mais n’est-ce pas Excalibur, Arthur… c’est païen ! ”. Ce que j’entends et vois surtout, c’est la peur de l’inconnu, de ce qui a été autrefois repousser, détruit.
Et d’un autre côté, des personnes qui ne veulent plus rien avoir à faire avec la religion, qui vivent une certaine spiritualité, mais dès que l’on nomme certains noms ou que l’on montre trop d’images de saints, je reçois un message privé : “Tu es catholique ?” Et même si je ne réponds pas, on le suppose, et ces personnes disparaissent.
Comme s’il ne pouvait rien exister entre ces deux extrêmes.
J’entends l’écho : “Si nous avons tous les mêmes besoins fondamentaux, alors la religion est superflue !” Ne vous faites pas d’illusions, je rencontre des personnes religieuses qui sont des trésors et qui ne feraient de mal à personne. Tout comme je rencontre des non-croyants qui préféreraient ne jamais revoir leur voisin. Et l’inverse aussi.
Mais ce qui est vrai : ces personnes ont un rôle exemplaire. Ce qu’elles prêchent devrait être aussi pur et authentique que possible – enraciné dans la vérité, et non dans la facilité ou l’intérêt personnel. Les textes sacrés ne sont pas des outils à utiliser selon notre convenance, mais des miroirs qui nous invitent à l’honnêteté intérieure et à l’intégrité.
Hier, j’ai entendu l’histoire d’une femme polonaise. Un prêtre avait déclaré à l’église qu’il n’était pas convenable de manger de la viande le vendredi de la Semaine Sainte. Mais ce même vendredi, il est arrivé chez sa mère à midi. Il y avait de la volaille sur la table. La mère, gênée, voulait s’excuser. Mais à sa surprise, le prêtre a simplement mangé. Son attitude m’a fait sourire. Tout à coup, la règle n’avait plus d’importance. “Ce n’est pas grave”, a-t-il dit en bénissant la viande – et ainsi, elle fut soudain autorisée.
C’est un exemple frappant de la manière dont les règles peuvent être contournées ou adaptées selon le moment. Et en même temps, cela soulève une question plus profonde :
Ne connaissons-nous pas tous des moments où nous tordons une règle ou une vérité pour qu’elle s’adapte à ce que nous voulons ou croyons avoir besoin ? Et jusqu’où allons-nous dans cela… où plaçons-nous la limite ? Jusqu’à quel point notre propre souplesse va-t-elle ? Où se situe la frontière entre indulgence humaine et facilité, entre liberté intérieure et esquive de responsabilité ?
À la question : suis-je catholique ? Eh bien, j’ai été baptisée – à un âge où je ne pouvais dire ni oui ni non, ce qui signifie que pour l’Église, je le suis. Mais est-ce que je me définis comme catholique ? Non. Je ne me suis jamais sentie vraiment à l’aise dans une messe catholique. Il y a quelque chose qui ne résonne pas pour moi. Je reste sur ma faim. Et bien que je cherche depuis des années à comprendre pourquoi, je n’arrive pas à mettre le doigt dessus. Est-ce que j’aime entrer dans les églises ? Oui. Est-ce que je m’y sens toujours bien ? Non.
Des deux côtés, je vois des gens qui s’opposent. La colère et la peur ferment les portes. Qu’est-ce qui nous effraie réellement ? Qu’est-ce qui nous met vraiment en colère ? Même si je comprends leur origine, cela continue de me toucher.
À l’adolescence, alors que j’étais à la messe un dimanche, j’ai entendu quelqu’un chuchoter : “Psst, t’as vu ? Il est avec une autre femme… ” J’étais choquée par ce que j’entendais, et je ne comprenais pas comment cela était possible. C’était l’opposé de ce que l’on enseignait à l’église. C’est ainsi que mes yeux se sont ouverts peu à peu et que j’ai pris mes distances avec l’institution. J’ai choisi de parler. Ce qui ne m’a pas été pardonné.
Ce que je ne savais pas alors, c’est que ce comportement, bien que compréhensible, m’a aussi fait jeter le bébé avec l’eau du bain. J’étais rebelle, et je commençais à sentir qu’il manquait quelque chose d’essentiel : l’Amour. Ce mouvement m’a poussée à suivre mon propre chemin, à la recherche de…
Et c’est en route, pendant le pèlerinage, que j’ai reçu quelque chose, ressenti quelque chose, qui m’a reconnectée à ma foi. Pas à travers les livres, mais en restant fidèle à moi-même. En faisant le chemin de la tête vers le ventre et en y trouvant l’équilibre. Non pas à travers un enseignement institutionnel, mais en marchant, les pieds sur cette terre. Dans la nature, avec les gens, en lien avec tout ce qui est, du visible à l’invisible – ce qui parfois me troublait.
Et ce trouble n’était pas une erreur. Grâce à ma curiosité, ma vigilance et mon ouverture aux autres sur le chemin, tout a lentement trouvé sa place. Des signes m’ont guidée. Le chemin m’a menée à plusieurs reprises à Vézelay, puis à Rocamadour, ensuite à Glastonbury.
Les êtres ailés ont pris de plus en plus de sens. Je ne les voyais plus comme extérieurs à moi, mais comme faisant partie de ce que je suis.
Un jour, j’ai reçu une question d’un prêtre – un homme, je crois – qui a ensuite disparu comme s’il n’avait jamais existé. Et c’est alors que j’ai commencé à voir, et surtout à ressentir, que tout est lié. L’archange Michaël.
J’étais d’abord prudente quant à ce que je partageais, et avec qui. Mais cette prudence a fini par freiner ma croissance.
Alors j’ai commencé à m’exprimer plus librement. Et dans ce mouvement, j’ai senti ma confiance grandir – tandis que ma peur du rejet s’estompe peu à peu.
Une foi vécue, incarnée. Une foi libérée de tout dogme imposé. Là où, chez beaucoup, elle reste en surface, dans le mental.
J’ai ressenti de la tristesse pour cette situation, et j’espère qu’un jour une lumière s’allumera pour cet homme. Même si j’ai porté cela toute la journée sur mon chemin, et que j’en ai été affectée, j’ai aussi pu voir d’où cela venait chez lui. Heureusement, nous avons pu nous quitter en paix.
Je comprends que certaines réalités puissent être confuses pour beaucoup, et réveiller des peurs qui s’inscrivent dans différentes parties de l’être humain, influençant les choix et les actions.
La foi ne demande pas d’être aveugle, ni de fuir ou de rejeter les autres. Elle demande d’être conscient, de se regarder dans le miroir. Non pas d’étiqueter superficiellement avec des mots ou des images, ni de tout croire aveuglément. Il s’agit que cela vive en soi, que cela jaillisse de sa source la plus profonde. Comme une source qui jaillit de la terre et offre l’abondance à l’être humain.
S’ouvrir. Ressentir. Percevoir. Traverser.
Pour ma part, j’essaie chaque jour de rester fidèle à mon propre chemin, même si les remarques et les reproches sont parfois douloureux, et que je dois prendre de la distance pour me préserver. Et je ne suis pas parfaite : il m’arrive d’être emportée après avoir ignoré mon intuition. Et même si parfois le non-verbal en dit long, je le ressens encore dans certaines parties de mon corps, là où j’ai été harcelée enfant… “Ha ha, tu vas devenir une sœur” Cela ne me dérangeait pas en soi, mais le résultat, c’est que j’ai été exclue. Et cela a un impact bien différent. Même à l’école primaire, ces deux extrêmes étaient déjà présents.
Plus je m’approchais de Domrémy-la-Pucelle, plus je comprenais pourquoi je suis sur le chemin de Jeanne d’Arc. Rester fidèle à mon propre chemin. M’y tenir. Un savoir profond, une perception de l’importance de cela.
Lorsque je suis arrivée à la basilique de Domrémy, trois symboles me sont immédiatement apparus : la couronne, l’épée et une branche de palme.
Et lorsque j’ai entendu le récit de sa vie, basé sur les propres écrits de Jeanne d’Arc-raconté par une femme puissante et admirable, Bernadette-et comment Jeanne est restée fidèle à elle-même jusqu’au bûcher, les larmes de reconnaissance ont coulé sur mes joues.
Je continue d’espérer – peut-être est-ce naïf – que les extrêmes finiront par se rejoindre, tandis que le milieu reste fidèle à lui-même, préserve l’équilibre, et reste solidement enraciné dans sa propre force et l’Amour.
Onlangs zat ik aan tafel met een diaken. Wat begon als een rustig ontbijtgesprek over thema’s als euthanasie, covid en de overstromingen, eindigde plots in spanning. “Dit is complotisme, dat kan ik niet geloven, dit is tegen mijn geloof,” zei hij, zichtbaar gespannen. Ik liet een stilte vallen. Er was geen ruimte meer voor openheid of verbinding.
Ik zag hoe vast hij zat in denkbeelden gevormd door structuren die mensen vaak in angst brengen, om daarna hun vertrouwen te misbruiken. En we kennen allemaal wel ergens een voorbeeld rondom ons. En neen, het zijn niet enkel religieuze structuren. Ook politiek, wetenschap, de medische wereld. En soms hoeven we daar niet te kijken en vinden we voorbeelden dicht bij ons weg uit deze structuren, daar waar geld en macht soms onbewust belangrijker wordt dan liefde en de mens.
Een mening hebben, een eigen visie, was ‘not done’, want daarmee zou hij zijn geloof verloochenen. En een eigen mening hebben was, in zijn ogen, gekoppeld aan ongelukkig zijn — wat ik dus was. Als je spreekt, ben je een ruziemaker, ongelukkig, en word je verstoten. En wie zwijgt, werd geleerd zijn hoofd in het zand te steken zodat de ander kon doorgaan met wat onrechtvaardig is. Hierdoor is de kans groot dat iemand zichzelf klein en angstig houdt.
Het gevolg is dat er scheiding ontstaat in plaats van verbondenheid. Wat net het tegenovergestelde is van de basis van elk geloof: liefde. Zelfs bij degenen die zich atheïst of agnost noemen.
Gelukkig zijn niet alle mensen zo, en ontmoet ik ook mensen die nuchter in het leven staan — binnen hun geloof of in wat zij geloven. Eén ding is zeker: iedereen heeft dezelfde basisbehoefte — harmonie, liefde, vrede.
De wereld bestaat niet enkel uit wolkjes en bisou-nours. Het gaat om neerdalen, je voeten voelen op de grond, aarden. Niet afgesneden zijn van je eigen gevoelens en gewaarwordingen. Het gaat over durven doorvoelen, alles onder ogen durven zien, en daarin je balans vinden — in jezelf. Er zijn realiteiten die belangrijk zijn om onder ogen te zien, om bewust van te worden — dat niet iedereen goede bedoelingen heeft voor het grotere geheel. Dit onder ogen willen zien betekent niet dat je iemand als slecht bestempelt, maar dat je probeert de persoon te zien in zijn of haar geheel, inclusief het verleden, en dat te omarmen. Wat niet wel zeggen dat je de aktie aanneemt en moet aanvaarden.
Ik geloof niet in groei en verandering wanneer afscheiding de overhand krijgt in plaats van verbinding.
Die afscheiding voel, zie en hoor ik de laatste tijd meer en meer in de spirituele wereld. Of komt het doordat ik mijn woorden minder ga wikken en wegen, en meer vrijuit spreek over wat mij drijft?
Twee kanten die tegenover elkaar staan. Aan de ene kant het oude systeem van religie, ik neem het katholieke geloof als voorbeeld omdat ik daarin ben opgegroeid en daar het meest mee in contact kom. Zo weigerde een pelgrim, die vorig jaar een maand met me onderweg was, om deel te nemen aan de JT’M, omdat ik ooit het woord “Godin” heb uitgesproken in een gesprek. Eén woord was voldoende om een oordeel te vellen. Of in een abdij, waar ik deelde dat ik via Honfleur, Chapelle de la Grâce, naar Glastonbury was gegaan. Daar zag ik het voorhoofd fronsen van een novice: “Mais n’est ce pas Excalibur, Arthur, c’est païen !”. Wat ik hier vooral in zie en hoor is angst voor het onbekende, omdat dit onbekende afgebroken werd.
En aan de andere kant mensen die niets meer met religie te maken willen hebben, een zekere spirituele beleving hebben, maar zodra er namen worden uitgesproken of teveel heiligenbeelden getoond worden, krijg ik privé de vraag of ik katholiek ben. En ook al geef ik geen antwoord, men gaat ervan uit dat het zo is, en mensen verdwijnen.
Alsof er ergens in het midden, tussen die twee uitersten, niets kan bestaan.
Ik hoor de echo: “Als we allemaal dezelfde basisbehoeften hebben, dan is religie toch overbodig!” Maak je geen illusies, ik ontmoet religieuze mensen die schatten van mensen zijn en geen mens kwaad zouden doen. Net zoals ik niet-religieuze mensen ontmoet die liever de buurman nooit meer zien. En vice versa.
Wat wél zo is: zij staan in een voorbeeldfunctie. Wat ze verkondigen, zou daarom zo zuiver en waarachtig mogelijk mogen zijn – geworteld in waarheid, niet in gemak of eigenbelang. De geschriften zijn geen instrumenten om te gebruiken wanneer het uitkomt, maar spiegels die ons uitnodigen tot innerlijke eerlijkheid en integriteit.
Gisteren hoorde ik het verhaal van een Poolse vrouw. Een priester had in de kerk verkondigd dat het niet gepast was om vlees te eten op vrijdag in de Goede Week. Maar diezelfde vrijdag verscheen hij rond de middag bij haar moeder thuis. Er stond gevogelte op tafel. De moeder voelde zich beschaamd in zijn aanwezigheid. Maar tot haar verbazing bleef de priester gewoon eten. Zijn houding vond ik haast komisch. Plots was de wet niet langer belangrijk. “Niet erg,” zei hij, terwijl hij het vlees zegende – en zo werd het opeens toegelaten.
Het is een treffend voorbeeld van hoe regels kunnen worden omzeild of aangepast aan het moment. En tegelijk roept het een diepere vraag op:
Kennen we niet allemaal zulke momenten, waarin we een regel of waarheid buigen zodat die past bij wat we willen of nodig hebben? En tot hoever gaan we hierin…. waar ligt de grens. Tot hoe ver reikt onze eigen soepelheid hierin? Waar ligt de grens tussen menselijke mildheid en gemakzucht, tussen innerlijke vrijheid en het ontwijken van verantwoordelijkheid?
Op de vraag: ben ik katholiek? Wel, ik ben gedoopt, toen ik noch ja noch neen kon zeggen, wat voor de kerk betekent dat ik katholiek ben. Noem ik me katholiek? Neen. Ik heb me nog nooit volledig op mijn gemak gevoeld tijdens een katholieke viering. Er is iets dat voor mij niet juist aanvoelt. Ik blijf er op mijn honger. En hoewel ik al jaren probeer om daar de vinger op te leggen, lukt het me niet. Ga ik graag kerken binnen? Ja. Voelen ze allemaal even goed aan? Nee.
Als ik bij beide kanten kijk, zie ik velen die in opstand staan tegenover elkaar. Woede en angst zorgen ervoor dat deuren sluiten. Wat maakt ons werkelijk bang? Wat maakt ons werkelijk boos? Ook al begrijp ik waarom het aanwezig is, het blijft me raken.
In mijn puberteit, toen ik op een zondag in de mis zat, hoorde ik iemand zeggen: “Psst, heb je gezien? Die zit bij een andere vrouw…” Ik was verbaasd over wat ik hoorde en begreep niet hoe dit kon. Dit was het tegenovergestelde van wat onderwezen werd in de kerk. Zo begon ik mijn ogen meer en meer te openen en nam ik afscheid van de kerk, het instituut en koos ik ervoor om te spreken. Wat me niet in dank werd afgenomen.
Wat ik toen niet wist, is dat mijn gedrag aan de ene kant begrijpelijk was, maar dat ik daarmee ook het kind met het badwater weggooide. Ik was rebels en begon te zien dat er iets essentieels afwezig was, Liefde. Die beweging zorgde ervoor dat ik mijn eigen weg ging, op zoek naar…
En het is onderweg, tijdens het pelgrimeren, dat ik iets mocht ontvangen, iets mocht aanvoelen dat me terugbracht naar mijn geloof. Niet vanuit boeken, maar door trouw te blijven aan mezelf. De weg te nemen vanuit mijn hoofd naar mijn buik en hierin balans te vinden. Niet vanuit geïnstitutionaliseerd onderricht, maar vanuit beweging, met mijn voeten op deze aarde. In de natuur, met mensen, in verbondenheid met alles wat bestaat, van het zichtbare tot het onzichtbare, wat me soms in verwarring bracht.
En die verwarring was niet verkeerd. Door mijn nieuwsgierigheid, alertheid en openheid naar anderen onderweg, kreeg alles langzaam een plaats. Signalen wezen me de weg. Zo bracht het pad mij keer op keer naar Vézelay, daarna naar Rocamadour, en later naar Glastonbury.
De gevleugelden kregen steeds meer betekenis. Ik zag ze niet langer als iets buiten mij, maar als iets dat deel uitmaakte van wie ik ben.
Op een bepaald moment kreeg ik een vraag van een priester – een mens, denk ik toch – die plots verdween alsof hij nooit had bestaan. En toen begon ik te zien, en ook werkelijk te voelen, dat alles verbonden is. Aertsengel Michael.
Ik was aanvankelijk voorzichtig in waar en met wie ik mijn ervaringen deelde. Maar die voorzichtigheid begon me op den duur tegen te houden in mijn groei.
Dus begon ik steeds meer zonder filter te delen. En in die beweging voelde ik mijn zelfvertrouwen groeien – terwijl ik tegelijk de angst om afgewezen te worden langzaam naar de achtergrond zag verdwijnen.
Een doorleefd, geïncarneerd geloof. Een geloof los van alle opgelegde dogma’s. Waar het bij velen soms aan de oppervlakte blijft steken, in het mentale.
Ik betreurde deze situatie, en ik hoop dat er voor deze man ooit een lichtje mag gaan branden. En ook al droeg ik dit de hele dag met me mee op mijn pad en had ik er verdriet om, ik kon ook zien vanwaar het bij hem kwam. Gelukkig konden we in vrede afscheid nemen.
Ik begrijp dat sommige realiteiten verwarrend kunnen zijn voor velen, en angsten kunnen oproepen die zich vastzetten in allerlei delen van de mens, en bepalend zijn voor keuzes en handelen.
Geloof vraagt niet om blind te zijn, om weg te lopen of anderen te verbannen. Het vraagt om bewust in het leven te staan, om jezelf in de spiegel te durven aankijken. Niet om oppervlakkig woorden of beelden te kleven, of om alles zomaar te geloven. Het gaat erom dat het leeft in je-zelf, dat het mag opborrelen vanuit je diepste bron. Zoals een bron die ergens in de aarde ontstaat en de mens overvloed schenkt.
Je openstellen. Voelen. Gewaarworden. Doorvoelen.
Voor mezelf probeer ik elke dag trouw te blijven aan mijn eigen pad, ook al komen opmerkingen en verwijten soms hard aan en dien ik afstand te nemen om mezelf te behoeden. En ik ben niet perfect, soms kan ik meegesleept worden in iets nadat ik geen gehoor heb gegeven aan mijn intuïtie. En ook al is er soms non-verbaal gedrag dat veelzeggend is, en dat ik gewaar kan worden op plaatsen in mijn lichaam wanneer ik vroeger gepest werd als kind… “Ha ha, je wordt nog een non.” Op zich was daar voor mij niets mis mee, maar het gevolg was dat ik werd uitgesloten. En dat heeft een andere impact op een mens. Zelfs op de lagere school waren die twee uiterste kanten al aanwezig.
Hoe dichter ik bij Domrémy-la-Pucelle kwam, hoe duidelijker het werd waarom ik me op het pad van Jeanne d’Arc bevind. Trouw blijven aan mijn eigen weg. Erin gaan staan. Een diep weten, een aanvoelen van hoe belangrijk dit is.
Toen ik aankwam aan de basiliek in Domrémy, waren er drie symbolen die onmiddellijk naar me toekwamen: de kroon, het zwaard, en een palmtak.
En toen ik het levensverhaal hoorde, gebaseerd op de geschriften van Jeanne d’Arc zelf, verteld door een krachtige vrouw, Bernadette, en hoe Jeanne op de brandstapel trouw bleef aan haar eigen weg, rolden de tranen van herkenning over mijn wangen.
Ik blijf hopen – misschien vindt men dat naïef – dat de uitersten elkaar langzaam zullen vinden , terwijl het midden trouw blijft aan zichzelf, de balans bewaart en stevig geworteld blijft in eigen kracht en Liefde.”
De lange grassen dansen vloeiend heen en weer op het ritme van de wind. Rondom mij strekt zich een wijds heuvellandschap uit, met op elke heuvel een bos, hier en daar een dorp, en ergens verscholen op een top een Mariabeeld, ook wel la Madonna genoemd.
In deze regio (Sion, Vaudémont, Vicherey, Aouze, Dolaincourt…) werden de Mariabeelden geplaatst als dank aan Maria omdat hun dorpen gespaard bleven tijdens de oorlog. Men vereert hier niet alleen Maria, haar energie is werkelijk voelbaar. Voor wie rust zoekt, openheid, natuur en een liefde voor geschiedenis heeft, kan ik deze streek van harte aanbevelen. Ik voel me er gedragen, gedragen door de zachtheid die hier heerst.
Al enkele dagen mag ik bij valavond vossen, reeën en hazen ontmoeten. Bij een moment van verstilling op het pad wandelde een haas zelfs o één meter van mij. De bijen doen hun werk in de niet-afgemaaide bermen. Buizerds, rode en zwarte wouwen zijn hier talrijk aanwezig.
Ik ben nu al vijftien dagen onderweg, van de Elzas naar de Vogezen en nu in Meurthe-et-Moselle. Althans, dat denk ik. Want door de regelmatige herindelingen in Frankrijk weet ik soms niet meer wat een regio, departement of provincie is.
Ik kwam langs de Mont Saint-Odile, een plek die me deed denken aan de tempelscène waarin Yeshua boos werd bij het zien van de handel die er dreef. Een pelgrim betaalt daar 90 euro voor een kamer en moet zelfs 0,50 euro in een automaat steken om naar het toilet te kunnen. Het onthaal was allesbehalve gracieus, ondanks wat er bij het binnentreden geschreven stond. Gelukkig kon ik nog vrij water verkrijgen tijdens de hoge temperaturen. Het uitzicht over de vallei rond Strasbourg is prachtig, en ook de kapel vond ik mooi. Maar op een diepere laag voelde ik er niets. Dat is natuurlijk mijn persoonlijke ervaring, anderen kunnen dat totaal anders beleven.
Na deze plek kwam ik aan op de Mont Sion. Wat een hemelsbreed verschil, zowel in energie als in ontvangst. De ontvangst is natuurlijk niet overal gelijk, ook al zou je dat wel verwachten op zulke spirituele plekken. Maar ook in de spirituele wereld, los van religie, bestaat er grote verscheidenheid. Niet overal zijn de intenties, bedoelingen en waarden dezelfde. Soms stel ik me de vraag: Waar blijft de groei in bewustzijn? Vooral op deze plaatsen.
Lang geleden kwam de zee tot aan de Mont Sion. Vandaar dat men hier talrijke fossielen kan terugvinden van zeewezens die zich niet bewogen, vaak in de vorm van kleine sterren ‘les étoiles de Sion’ .
Al vóór de christelijke tijd vereerden de Kelten op deze heuvel de god van de oorlog en de godin van vruchtbaarheid en overvloed: Rosmerta. Deze godheden werden in de vierde eeuw verdreven door het christendom. In hun plaats kwam de verering van de Maagd Maria.
Sinds mijn terugkeer uit Glastonbury, en vooral sinds mijn ordinatie, is er een duidelijk ‘vóór’ en ‘na’ voelbaar. Hoewel ik me daarvoor al goed geaard voelde, ervaar ik nu een diepe incarnatie op deze aarde. De balans tussen het verticale en het horizontale is sterker dan ooit en blijft stabiel. Ook de twee polariteiten in mezelf zijn in evenwicht gekomen, iets waar ik diep dankbaar voor ben.
Nog nooit heb ik mijn pelgrimstochten zo vloeiend en geïncarneerd ervaren als nu. Ik voel diep: dit is mijn roeping. Wat anderen ook denken over hoe ik leef of wat ik zou ‘moeten’ doen, ik laat die gedachten rustig bij de afzender. Zalig.
Uitspraken zoals: “Dat is toch geen leven. Het leven is deel uitmaken van de maatschappij, een dak boven je hoofd hebben. Je moet integreren wat je onderweg leert, een pelgrimstocht is geen leven…” ik laat ze passeren.
Want ik leef. Ik ben. Er is verbondenheid, er is passie. Ik voel me gedragen en ondersteund in de bewegingen die ik maak. Ik voel me vol-ledig.
Ik nader stilletjes Domrémy-la-Pucelle of was het oorspronkelijk Domrémy-de-Greux, zoals Jeanne het uitriep tijdens haar proces, de geboorteplaats van Jeanne d’Arc.
En al enkele dagen voel ik sterk haar aanwezigheid. Maar dat is voor een volgende post…
Nu is het tijd om weer in beweging te komen. De hardrockmuziek op de achtergrond nodigt me uit om terug de stilte in te stappen.
Les hautes herbes dansent doucement au rythme du vent. Tout autour de moi s’étend un paysage vallonné à perte de vue, avec sur chaque colline un bois, ici et là un village, et quelque part, cachée au sommet, une statue de Marie, aussi appelée la Madonna.
Dans cette région (Sion, Vaudémont, Vicherey, Aouze, Dolaincourt…), les statues de Marie ont été érigées pour remercier la Vierge d’avoir protégé les villages pendant la guerre. Ici, on ne fait pas qu’honorer Marie, son énergie est véritablement palpable. Pour celles et ceux qui cherchent le calme, l’ouverture, la nature, et qui aiment l’histoire, je ne peux que recommander cette région. Je m’y sens portée, portée par la douceur qui y règne.
Depuis plusieurs soirs déjà, au crépuscule, j’ai la chance de croiser des renards, des chevreuils et des lièvres. Lors d’un moment d’arrêt sur le chemin, un lièvre est même passé à un mètre de moi. Les abeilles font leur œuvre dans les talus non fauchés. Les buses, les milans noirs et rouge sont nombreux ici.
Je suis en chemin depuis maintenant quinze jours, depuis l’Alsace, à travers les Vosges, jusqu’en Meurthe-et-Moselle. Enfin… je crois. Car avec les réorganisations fréquentes en France, je ne sais plus toujours ce qui est une région, un département ou une province.
Je suis passée par le Mont Sainte-Odile, un lieu qui m’a rappelé la scène du temple où Yeshua s’est mis en colère en voyant les activités marchandes. Un pèlerin y paie 90 euros pour une chambre et doit encore mettre 0,50 euro dans une machine pour ouvrir la porte des toilettes. L’accueil était tout sauf gracieux, contrairement à ce qui est écrit à l’entrée. Heureusement, j’ai pu encore obtenir de l’eau librement, malgré les températures élevées. La vue sur la vallée autour de Strasbourg est magnifique, et j’ai trouvé la chapelle très belle. Mais à un niveau plus profond, je n’ai rien ressenti. C’est bien sûr mon expérience personnelle, d’autres peuvent vivre cela tout autrement.
Après cet endroit, je suis arrivée au Mont Sion. Quelle différence radicale, tant au niveau de l’énergie que de l’accueil. L’accueil n’est bien sûr pas le même partout, même si l’on s’y attendrait sur c’est lieux à vocation spirituelle. Mais même dans le monde spirituel, indépendamment des religions, il existe une grande diversité. Les intentions, les buts, les valeurs ne sont pas les mêmes partout. Parfois je me demande : où en est la croissance en conscience ? Surtout dans c’est lieux.
Autrefois, la mer venait jusqu’au Mont Sion. C’est pourquoi l’on trouve ici de nombreux fossiles de créatures marines immobiles, en forme de petites étoiles ‘les étoiles de Sion’ .
Bien avant l’époque chrétienne, les Celtes vénéraient sur cette colline le dieu de la guerre et la déesse de la fertilité et de l’abondance, Rosmerta. Ces divinités furent chassées au IVe siècle par le christianisme, et leur culte fut remplacé par celui de la Vierge Marie.
Depuis mon retour de Glastonbury, et surtout depuis mon ordination, une nette distinction entre un avant et un après est perceptible. Même si je me sentais déjà bien ancrée auparavant, aujourd’hui je ressens une incarnation profonde sur cette Terre. L’équilibre entre le vertical et l’horizontal est plus présent que jamais et demeure constant. Les deux polarités en moi ont trouvé leur équilibre et j’en suis profondément reconnaissante.
Jamais encore je n’avais ressenti mes pèlerinages avec une telle fluidité, une telle incarnation qu’à présent. Je ressens avec clarté : c’est ma vocation. Et ce que d’autres peuvent penser de ma manière de vivre ou de ce que je devrais faire, je laisse volontiers leurs pensées chez l’expéditeur. Quel soulagement.
Des phrases comme : “Ce n’est pas une vraie vie. La vraie vie, c’est faire partie de la société, avoir un toit. Il faut intégrer ce que tu apprends sur le chemin. Un pèlerinage, ce n’est pas la vie…” je les laisse passer.
Car je vis. Je suis. Il y a de la connexion, de la passion. Je me sens poussée et soutenue dans les mouvements que je fais.
Je m’approche doucement de Domrémy-la-Pucelle, ou était-ce à l’origine Domrémy-de-Greux, comme Jeanne l’a crié lors de son procès, le lieu de naissance de Jeanne d’Arc.
Et depuis quelques jours, je ressens fortement sa présence. Mais cela, ce sera pour un prochain partage…
Il est temps maintenant de reprendre le chemin. La musique hard rock en arrière-fond m’invite à retourner dans le silence.
De Alsace en de Vogezen zijn behoorlijk pittig. Sinds de Mont Sainte-Odile krijg ik elke dag een helling van zowat 700 meter voorgeschoteld, met soms stijgingspercentages tot 21%. Dat voel ik de volgende dag goed in mijn kuiten. De eerste dagen sliep ik in mijn tent en werd ik door mensen uitgenodigd om mee te eten. Maar na een week vroeg ik me af waarom ik die tent eigenlijk meesleepte. Ze is niet alleen extra ballast in mijn rugzak, het past ook niet bij mijn manier van pelgrimeren. Dus hup, terug met de post.
Zelfs over het minimale dat ik nog meedraag, vraag ik me soms af waarom ik het bij me heb. T-shirt en sjort zijn ondertussen al goed verkleurd door de zon, en de slijtage aan de T-shirt is goed zichtbaar.
Ik hou ervan om aan te kloppen en de ontmoeting aan te gaan met mensen. Die ontmoetingen zijn één voor één boeiend, en vormen een kleurrijk palet aan verscheidenheid. Van een jonge moeder met kind tot een hoogbejaarde van 90 jaar.
Mijn avonden kunnen heel verschillend zijn: – een lang, diepgaand gesprek aan tafel – alleen op de kamer, waar ik na het douchen een verrassende ontdekking doe, een bord vol lekkers die werd geplaatst in de kamer. – een paar uurtjes meehelpen in het huishouden, meekoken – een avondje alleen voor de tv wanneer de oudere vrouw al om 20u gaat slapen. – tot zelfs een hotelkamer die me werd aangeboden in de Rue Jeanne d’Arc.
In de buurt van Le Hohwald kwam ik ’s ochtends twee wandelaars tegen op de GR5. Ze waren gehaast en liepen wat verloren rond, op zoek naar een café voor koffie, een épicerie voor voorraad en een waterbron. Het enige wat ik kon doen, was hen doorverwijzen naar la mairie, het openbaar toilet, het kerkhof, of hen aanmoedigen om gewoon eens aan te kloppen voor wat water of eten. Ze moesten immers nog 12 km wandelen richting de Mont Sainte-Odile zonder dat er onderweg nog een bevoorradingspunt was. Beiden zagen er wat verloren uit. Ikzelf kwam net van bij een warm gezin, waar de vrouw des huizes heerlijke ochtendkoeken had gebakken met abrikoos, en waar ik een pot koffie kreeg bij een hartelijke babbel.
Wanneer je je openstelt, vertrouwt dan gebeuren er wonderen. Ik mag ze dagelijks ontmoeten. Wonderen hoeven niet spectaculair te zijn. Ze zijn dagelijks om ons heen, in de eenvoud en schoonheid van het leven.
Gisteren was het volle maan en schreef ik me in voor een meditatie: Awaken the Dragon, Buck Moon Ritual. Op het moment dat ik de bevestigingsmail ontving met meditatie, stond ik net voor een bushokje dat dienstdeed als bibliotheek – met een draak erop geschilderd.
Even later belde ik aan bij een huis. “Mevrouw, mag ik even op uw bank in de schaduw zitten om te picknicken?” “Ja hoor, doe maar.” Kort daarna deed ze haar raam open voor een babbel. Ze verdween even, kwam terug met een fles water en een stuk zelfgemaakte quiche. We deelden een uur in verbondenheid en vreugde. Twee vreemden die niet vreemd aanvoelden. Toen ik haar vroeg haar adres in mijn boekje te schrijven, bleek het huisnummer 9 te zijn.
De icarusvlinder die plots massaal om me heen fladderde net nadat ik in gebed om een teken had gevraagd.
De ontmoeting met twee vossen.
Een vriendin die me aan de telefoon troostte, nadat ik binnen een paar uur tijd vernam dat drie vriendinnen, die me zeer dierbaar waren, zijn overleden.
En de dag eindigen in een jong gezin met zes kinderen, waar ik mocht uitrusten en uitslapen.
Dat zijn voor mij stuk voor stuk wonderen. En als men deze kleine wonderen niet kan zien of voelen — hoe zou men dan de grote kunnen ontmoeten?
L’Alsace et les Vosges sont assez éprouvantes. Depuis le Mont Sainte-Odile, chaque jour m’offre une montée d’environ 700 mètres, avec parfois des pentes allant jusqu’à 21 %, ce que je ressens bien dans les mollets le lendemain.
Les premiers jours, j’ai dormi sous tente, et j’ai été invitée à manger chez des gens. Mais après une semaine, je me suis demandé pourquoi j’avais emporté cette tente. Elle n’est pas seulement un poids en plus dans mon sac à dos, elle ne correspond tout simplement pas à ma manière de faire le pèlerinage. Donc, hop, renvoyée par la poste.
Même avec le strict minimum que je porte encore, je me demande parfois pourquoi je l’ai pris avec moi. Mon t-shirt et mon sjort sont déjà bien décoloré par le soleil, et l’usure du t-shirt est bien visible.
J’aime frapper aux portes et aller à la rencontre des gens. Chaque rencontre est à sa manière fascinante, avec une grande diversité. D’une jeune maman avec enfant à une personne très âgée de 90 ans.
Mes soirées sont très variées : – une longue conversation profonde autour de la table – seule dans une chambre où, après la douche, je découvre une surprise une assiette bien garnie qui m’est offerte – quelques heures à aider dans les tâches ménagères, à cuisiner ensemble – une soirée seule devant la télé pendant que la personne âgée se couche à 20 h – ou même une chambre d’hôtel qui m’a été offerte dans la rue Jeanne d’Arc.
Près de Le Hohwald, j’ai croisé deux randonneurs sur le GR5 un matin. Tous deux semblaient pressés et un peu perdus, à la recherche d’un bar pour un café, d’une épicerie pour se ravitailler et d’une source d’eau. Je n’ai pu que leur indiquer la mairie, les toilettes publiques, le cimetière, ou encore leur suggérer de frapper à une porte pour demander de l’eau ou de la nourriture. Ils avaient encore 12 km à parcourir en direction du Mont Sainte-Odile sans aucun point de ravitaillement. Ils avaient l’air un peu désemparés. Moi, je venais de quitter une maison chaleureuse où la maîtresse de maison avait préparé de délicieux petits pains à l’abricot, accompagnés d’un bon café et d’une belle conversation.
Quand on s’ouvre, qu’on fait confiance des miracles se produisent. J’ai la chance d’en vivre chaque jour. Les miracles ne sont ou doivent pas toujours être spectaculaires. N’allait pas à la recherche de cela. Ils sont présents chaque jour, tout autour de nous, dans la simplicité et la beauté de la vie.
Hier, c’était la pleine lune, et je me suis inscrite à une méditation : Awaken the Dragon, rituel de la Lune du Cerf. Au moment même où j’ai reçu le mail de confirmation et méditation , je me trouvais devant un abri-bus transformé en bibliothèque… sur lequel un dragon était peint.
Un peu plus loin, j’ai sonné à une porte : « Madame, puis-je utiliser votre banc à l’ombre pendant que je prends mon pique-nique ? » « Oui, bien sûr. » Peu après, elle a ouvert sa fenêtre pour discuter. Elle a disparu un instant, puis est revenue avec une bouteille d’eau et un morceau de quiche fait maison. Nous avons partagé une heure de joie dans la rencontre. Deux inconnues qui ne se sentaient pas étrangères l’une à l’autre. Et quand je lui ai demandé de noter son adresse dans mon carnet : numéro 9.
Le papillon Icare, apparu en grand nombre à mes pieds après ma prière où je demandais un signe.
La rencontre avec deux renards.
Une amie qui m’a consolée au téléphone, après avoir appris en quelques heures le décès de trois amies qui me sont chères.
Et la journée s’est terminée dans une jeune famille avec six enfants, où j’ai pu me reposer et faire la grasse matinée.
Pour moi, ce sont là autant de petits miracles. Et si l’on ne sait pas voir et sentir ces petits miracles, comment pourrait-on alors rencontrer les grands ?
Na een nacht op de boot kom ik ’s morgens vroeg aan wal in Portsmouth. Even een hersenswitch maken: links rijden in plaats van rechts. Het duurt een kleine 40 km voor ik de stadsdrukte achter me laat en het platteland bereik.
De fietspaden zijn niet bepaald fantastisch – eerder rampzalig, als ze er al zijn. De ene keer rijd je links van de baan, de andere keer word je verwacht rechts te fietsen op hobbelige, geaccidenteerde paden – euh, eigenlijk voetpaden. Dit alles “voor de veiligheid”, terwijl het juist extra gevaarlijk en verwarrend is. Probeer maar eens veilig een drukke weg over te steken tussen auto’s die geen rekening houden met trage weggebruikers. Razendsnel rijden ze hier. Zodra ik doorheb hoe ik me moet gedragen in het verkeer, waag ik me op de rijbaan. En dan is de ‘turbo’ op mijn fiets meer dan welkom om me uit benarde situaties te trekken.
Sinds twee jaar bepaalt de wet dat automobilisten minstens 5 meter afstand moeten houden bij het inhalen. Als fietser mag je zelfs midden op de baan rijden wanneer dat veiliger aanvoelt.
Onderweg naar Glastonbury voelde het helemaal juist dat ik deze tocht met de fiets ondernam. De hele weg door werd ik gevoed.
Elementen uit de voorbije elf jaar pelgrimeren kwamen terug. Het onderweg zijn. De buizerd. De zeemeeuwen. Marie, l’étoile de la mère. Aartsengel Michaël. De schelp…
Er kwam ook iets anders terug, iets wat diep in mij aanwezig is maar wat ik had weggeduwd. In 2018 kreeg ik een ervaring op de weg van de ‘Aartsengel Michaël’ . Ik hoorde: “Ik zend je uit”. Ik zag mezelf een weg weven over de aarde als een spinnenweb. Een paar dagen later bevestigde iemand anders dit met woorden. En recent kwam dit alles opnieuw sterk naar boven na het verhaal dat Anaïs deelde over het Kogi volk.
Ook in 2020 raakte het me weer even. Ik vierde toen mijn verjaardag in het Pinksterweekend. Zelf ben ik geboren op een pinkstermaandag. Mijn naam, Jasmine, betekent “geschenk van God”, gevolgd door Marie José.
Zijn we trouwens niet allemaal een geschenk van God?!
Voor mij voelt dit als een evidentie – en tegelijk als iets enorm waardevols wanneer ik naar mijn pelgrimsleven kijk. Ik wil dit geschenk open en nederig dragen, en er voluit in gaan staan, het volledig incarneren. Geen verstoppertje meer. Geen gedeeltelijk Zijn.
Mijn weg is geen weg van huisje, tuintje, beestje. Ik aanvaard en bewandel vandaag de weg die voor mij bestemd is. De weg heeft míj gekozen, en ik wil met de weg samenwerken. Als ik dat niet doe, heb ik ondertussen geleerd, kan het bikkelhard aanvoelen.
Onderweg laat ik me leiden door mijn hoogste, zuiverste verlangen. Waar mijn ziel verbonden is met alles wat me omringt: de natuur, de aarde, het universum. Ik laat me leiden door mijn heilig voertuig.
Zo sprak iemand onlangs over Stonehenge, net voor ik naar Avebury zou gaan. Ik dacht: oké, waarom niet? Toen ik daar aankwam en buiten de omheining stond, voelde ik van alles in mijn lichaam. Twijfel stak de kop op. Waarom? Omdat iemand anders zei: “Zeker naar Stonehenge gaan!” – terwijl ik dat zelf eigenlijk niet had gevoeld.
En daar kwam mijn trouwe vriend, de buizerd. Hij liet zich zien, en ik vervolgde mijn weg. Stonehenge was niet voor nu.
Après une nuit sur le bateau, j’arrive tôt le matin à Portsmouth. Un petit switch mental : rouler à gauche au lieu de droite. Il me faut bien 40 km pour sortir de l’agitation urbaine et approcher les paysages paisibles de la campagne.
Les pistes cyclables sont loin d’être idéales – pour ne pas dire catastrophiques, quand elles existent. Parfois, on roule à gauche de la route, puis on est censé rouler à droite, sur des chemins irréguliers, accidentés – non, en fait, sur les trottoirs. Le tout au nom de la ‘ sécurité’ , alors que cela rend la route encore plus dangereuse et confuse. Essaye donc de traverser au milieu de bolides qui ignorent totalement les usagers lents. Une fois que je comprends comment m’adapter, je prends le risque de rouler sur la route. Et là, le mode ‘ turbo’ de mon vélo est plus que bienvenu pour m’aider à avancer dans des situations délicates.
Depuis deux ans, une loi impose aux automobilistes de garder 5 mètres de distance lorsqu’ils dépassent un·e cycliste, et en tant que cycliste on a le droit de rouler au milieu de la route quand on estime cela plus sûr.
En chemin vers Glastonbury, j’ai ressenti combien c’était juste que je fasse ce voyage à vélo. Tout au long du trajet, je me suis sentie nourrie.
De nombreux éléments de mes onze années de pèlerinage sont revenus : l’expérience d’être en chemin. La buse, les mouettes, Marie, l’étoile de la mère, l’archange Michaël, la coquille…
Quelque chose d’autre est aussi remonté à la surface. Quelque chose de profondément présent en moi, mais que j’avais un peu mis de côté.
La première fois, c’était en 2018 : “Je t’envoie” — une expérience reçue sur le chemin de l’archange Michaël. Je me suis vue tisser un chemin sur la Terre, comme une toile d’araignée. Quelques jours plus tard, une tierce personne a posé des mots sur cette vision. Et récemment, tout cela est revenu très fort, après l’histoire que Anaïs a partagée sur le peuple Kogi.
En 2020 aussi, cela est remonté : je fêtais mon anniversaire pendant le week-end de Pentecôte. Je suis née un lundi de Pentecôte. Mon prénom, Jasmine, signifie cadeau de Dieu, suivi de Marie José.
Et puis ne sommes-nous pas tous et toutes un cadeau de Dieu ?!
Pour moi, cela est une évidence, et en même temps une chose précieuse quand je regarde ma vie de pèlerine. Je souhaite porter ce cadeau avec ouverture et humilité, et me tenir pleinement dans cette présence. L’incarner totalement. Ne plus me cacher. Ne plus être qu’à moitié.
Mon chemin n’est pas celui du ‘maison, jardin, animal’ Aujourd’hui, j’accepte et j’emprunte le chemin qui m’est destiné. C’est le chemin qui m’a choisie, et je souhaite collaborer avec lui. Si je ne le fais pas, j’ai appris que cela peut devenir très dur à vivre.
En route, je me laisse guider par mon désir le plus pur et le plus élevé. Là où mon âme est reliée à tout ce qui m’entoure : la nature, la Terre, l’univers. Je me laisse guider par mon véhicule sacré.
Par exemple : quelqu’un m’a parlé récemment de Stonehenge, juste avant que j’aille à Avebury. Je me suis dit : OK, pourquoi pas. Quand je suis arrivée sur place, à l’extérieur de l’enceinte, j’ai ressenti des choses dans mon corps. Puis le doute a surgi. Pourquoi ? Parce que quelqu’un d’autre avait dit : “Surtout, va à Stonehenge !” – alors que moi, je ne l’avais pas senti.
C’est alors que mon fidèle ami, la buse, s’est montré. Et j’ai poursuivi mon chemin. Stonehenge, ce n’était pas pour maintenant.