Gramat

Een lange ochtend babbel aan de ontbijt tafel met S. terwijl T. voor ons de tafel dekte en ondertussen in het gebouw ernaast gaan werken is.
Ons gesprek gaat over ouders en kinderen, over onze eigen niet fijne kanten die men niet altijd onder ogen durft te zien, ons gevecht met de buitenwereld die vaak een gevecht is met onze binnenwereld door een tekort aanvoelend in onszelf. Gezien willen worden, maar zodanig buiten onszelf kijken dat men niet in zichzelf ziet.
En zoals een hartsvriendin MiReille in resonantie in tijd en ruimte op haar FB pagina het volgend lied deelde..

‘your diamonds and your demons
there is a place for it all
it’s a part of you
it’s your beauty to’

“Diamonds and Demons” van Nessi Gomes

Over de bijbel… die voor mij ‘un outillé de travaille’ is, zoals men theater, dans, familie opstelling en nog zoveel meer kan hebben. Maar die voor mij iets completer is, die wanneer men er doorheen kan kijken verder dan het geschrevene het veel dieper reikt en de manier van leven beschrijft, hoe we leven en wie we zijn of geworden zijn om dan terug ons naar de essentie te brengen van wat werkelijk het leven is.
Zoals er ook andere geschriften, teksten bestaan, wijze woorden van mensen die ons voorgegaan zijn met éénzelfde weg, met de bedoeling om de mens terug te brengen naar de essentie van het BewustZijn. We hebben achter ons eeuwen aan wijsheden ontvangen, op verschillende manieren van onze voorouders, dienen we daar geen zorg voor te dragen. Ik vind van wel. Ik wens ze te eren. Ik wens de erfenis te eren. Alleen laat ik even verduidelijken dat ik het belangrijk vind om deze te eren op een kritische manier en niet alles zomaar klakkeloos wens over te nemen door gewoon te herhalen in woorden of daden. Mijn nieuwsgierigheid naar het diepere liggende, wat soms tot frustratie kan leiden bij de mensen die me omringen helpt me bij mijn kritische manier van kijken, die me verder brengt van oppervlakkig kijken naar zien. Om dan van hieruit te durven spreken.
Wel probeer ik het verder te delen via een innerlijke creatie en niet enkel door iets uiterlijk. Een innerlijke creatie die ontstaat op een mysterieuze manier in mijn diepste Zijn die via mijn gedachten en woorden zijn plaats vind in de buitenwereld.

Is het niet een vloeiende beweging tussen beiden, onafscheidelijk, oneindig waar geen begin, geen eind is waarin het middelpunt elkander raakt in hartgedragenheid.
Of daar waar men stevig geworteld is en het balans onstaat tussen het horizontale en vertikale met een hartgedragen middelpunt.
En als men het van het symbool even vergelijken met een beweging in ons lijf, in ons zijn dan deel ik graag het volgende.

Wanneer we werkelijk in ons lijf zitten. Je lijf zowel vast aanvoelt als subtiel vluchtig. Dan kan men gewaarworden dat praten vanuit een totaal ander hoek kan starten. Het stroomt letterlijk vanuit ons Sacrum naar boven, passeert de buik en krijgt kracht, via het hart en wordt hartgedragen om via onze keel geuit te worden. De klank die eruit komt heeft een basis gekregen, geworteld, gevoed en zal blijvend gehoord worden. Het is doordrenkt van leven. En laten we niet vergeten dat als we niet geworteld zijn we niet recht kunnen blijven staan in wat zo belangrijk is om verder voeding te geven aan een evenwichtige toekomst voor ons en voor alle nabestaanden. Gebeurt dit niet dan is wat men deelt zuiver lucht waarbij de klank kan vervaagd en verloren gaat. En dan is er hen die luistert. Men kan niet ontvangen wanneer men vluchtig aanwezig is. Ook hier is geworteld zijn even belangrijk om zich dan open te stellen en te ontvangen.

Ik trotseer de wind die er heerst over het landschap om wat later Marine te ontmoeten. Een fijn weerzien. We wandelen samen de weg. Marine laat me een verborgen plaats kennen net naast de GR65 in L’hôpital net vóór Issendolus. Een overgebleven ruine van een gasthuis uit de 8ste eeuw. Die in 1259 werd geschonken aan de’ orde Saint Jean de Jérusalem’ de oorsprong gaat terug naar de 6de eeuw waar gasthuizen werden gecreëerd in Jérusalem, die zorgde voor de ontvangst, verdedigen tegen het Ottomanen en zorg dragen voor pelgrims op weg naar Jérusalem. Vanuit die tijd komt de naam ‘Hospitalier’ de oorsprong komt van broeder Gérard of Gérard l’hospitalier de stichter (later werd het de ‘orde Saint Jean de Jérusalem’). Vandaar de naam die vandaag wordt gegeven aan de pelgrim die zijn weg reeds afgelegd heeft en zelf aanwezig zal zijn voor de pelgrim bv. Acceuil pèlerin in Centre Madeleine in Vézelay waar men samen zorg draagt voor pelgrims die komen overnachten in slaapzalen. De taak van de hospitalier is vooral een luisterend oor zijn, zorg dragen voor de netheid van de ruimte, het onderdak die de pelgrim ontvangt en soms- niet noodzakelijk- voedsel ontvangt. Of hen die in Saint-Jean Pied de Port in het bureau de pelgrim inschrijft, de weg wijst richting Compostella. Weet dat ‘Hospitaliers’ dit allen doen op vrijwillige basis. Een van de belangrijke doelen waarom men hospitalier wordt is terug schenken wat ontvangen geweest is onderweg.

Wanneer deze door de tijd hun functie verloren door machtspositie werden veel van deze gebouwen eigendom van instituten. Laat ik de uitspraak gebruiken ‘de ene zijn dood is de ander zijn brood’ zoveel eeuwen later helaas nog altijd aan de orde.
Nadien kom ik langs het aangenaam kerkje Saint Julien d’Issendolus. Waar een beeld staat van Sainte Fleur gekleed in de kleuren van ‘ordre de Malte’ en waar ik verneem dat ze blijkbaar de patrones is van allen die een bloemennaam dragen.

Het weer is aan het veranderen, het wordt kouder en ik heb het gevoel dat er iets in de lucht hangt. De GR65 gaat verder tussen kleine wegjes omringd door stenen muurtjes. Hier en daar kan men dolmens zien. Bij de dolmen ‘Pierre Levee’ neem ik de moed bij elkaar om mijn handschoenen uit te trekken en mijn vogel vrij te laten om hem wat van dichterbij te kunnen zien.
Mijn vest uittrekken is vandaag geen optie. Een ijzige wind perst door mijn handschoenen en mijn oren vinden het niet fijn. Voor de eerste keer wandel ik sedert le Puy en Velay een ganse dag in winterjas. Want zelfs boven in de sneeuw op de Aubrac was wollen t-shirt en sjort in de dag voldoende.

De avond nadert en gelukkig heb ik na drie weken al één uur zonlicht gewonnen.
Met dansende sneeuwvlokken die lumineus worden door het avond straatlicht eindigt mijn dag Gramat in Le Grand Couvent waar ik kennis maak met Marc, een pelgrim.

Klik HIER voor bewegend beeld

Klik HIER voor meer beelden

Hiërogliefen

Steen van Rosette

“Goedemorgen Jade goed geslapen”, vraag ik aan de gastvrouw. “Ja, hoor”, deelt de vrouw des huizes en vraagt me om even te herhalen wat ik gisteren deelde.
Ik zong gisteren avond een lied in het Portugees die ik ooit leerde tijdens de Santo Daime.
Na een warme ontvangst verlaat ik met een lichte regen Jade en Thierry richting Figeac. Ik herinner me dat Marine ergens in de buurt leeft. Marine is een Belgische die hier is komen wonen na een pelgrimstocht.
Benieuwd hoe het met haar gaat.

Aangekomen in Figeac ga ik binnen in het toeristisch bureau en vraag ik of er een ontvangst is voor pelgrims. “Alles is gesloten”, zegt de vrouw. Plots denkt de behulpzame dame aan een plaats en belt de eigenaars op. Er is een mogelijkheid na 14 uur. Ik neem het telefoonnummer mee van dd herberg om straks met hen contact te nemen.
Het is middag en ga opzoek om iets te eten, zo hoef ik deze avond niet te koken en kan ik wat aan mijn dagboek schrijven.
Ik stap een restaurant binnen op de hoek van een marktplein niet ver van het toeristische bureau.

Een ober komt naar me toe en doet wat druk. “Je kan daar aan de contoir zitten, je zal snel bediend worden. Je rugzak kan je daar in de hoek zetten, zo zal het niemand storen”,zegt de man voor ik enige tijd heb om aan te komen en te voelen. Na mijn handen te wassen en wat uitblazen deel ik aan de ober dat ik niet gehaast ben en ik liever comfortabel op een stoel zit om te eten. “Dit kan lang duren”, zegt de ober, wat verveelt met mijn behoefte. Ondertussen bestel ik iets om te drinken. Een vrouw staat op. ‘Ach, zolang was het nu ook niet’, dacht ik in mezelf. De ober laat twee mensen die na mij binnengekomen zijn de plaats innemen. Beetje verwonderd en door mijn vingers kijkend laat ik het voor wat het is. Kort erna komen twee jonge dames binnen. Une embrassade en ik zie de ober wijzen aan een volgend tafeltje die vrij komt, net naast me. Ik hoor de dames vertellen “die mevrouw is voor”. “Geen zorg “, zegt de man niet wetend dat ik het gesprek had gehoord. De ober achter het contoir had het opgemerkt. “Meneer ik zal niet verder mijn drankje opdrinken. Een keer vind ik ok. Een tweede keer is me teveel. Dit vind ik niet kunnen. A la tête du client apparament “, deel ik vriendelijk aan de man terwijl ik recht sta en mijn rugzak neem . De ober in de zaal probeert zich ervan af te maken en doet alsof zijn neus bloed. Drie mensen aan het contoir zagen het ook gebeuren en bevestigen dat dit inderdaad niet kan. Wanneer ik buiten ben en rustig opzoek ga naar een andere eetplaats, komt de ober na vijf minuten naar me toe, “Ik heb een plaats voor je”, zegt hij. “Neen, dankjewel. En ook al ruikt de keuken heerlijk. Mijn honger is gestild”,terwijl ik hem aankijk. De ober probeert zijn gedrag te verdedigen tot hij er plots uit floept, “Het zijn locals….” hoor ik hem nog zeggen. “Ach, toch nog. Je bevestigd mijn vermoeden, aanvoelen en wat ik je daarnet deelde. Was je eerlijk geweest dan hadden we nog verder in contact kunnen blijven. En had ik misschien nu op je uitnodiging ingegaan. Nu ga ik graag verder iets eten”,deel ik nog voor ik verder stap.
En ja hoor, in een andere zaak in de straat van het toeristisch bureau staat een tafeltje gedekt afsof het op mij stond te wachten en de vriendelijkheid van de obers is een warme welkom.

Kort na 14uur bel ik het nummer op van de herberg. Een vrouw neemt op. Ik stel me voor en leg uit dat ik het nummer had gekregen van het toeristisch bureau. Aan de andere kant van de lijn hoor ik, “Neen, het is niet open. Er is hier niemand. Het is niet mogelijk”. Ik werd gewaar dat ik niet welkom was.

Wat verdwaasd floreer ik door het historisch centrum van Figeac voelend wat ik zal doen, stappen of verder zoeken in Figeac. Op een plein is een museum waar ik tal van symbolen, letters zie alsook Egyptische hiërogliefen (Goddelijke woorden genoemd door de Egyptenaren) . Ik stap binnen en vraag wat er te zien is. Het museum is het geboortehuis van Jean-François Champollion, de man die in 1822 de Hiërogliefen kon ontcijferen en die hij later nog verfijnde wanneer hij van Alexandria tot Abou Simbel reisde via alle grote en bekende archeologische sites in Egypte. Een nieuwe wereld gaat open over de beschaving van Egypte na 14 eeuwen stilzwijgen.
Achter het museum het plein waar een kopij ligt van ‘steen van Rosette (=Rachid de naam van de stad waar de steen is gevonden in de Nijldelta, de monding van de de rivier de Nijl in het Noorden van Egypte).

Ik verlaat Figeac en wandel langs een winkeltje waar handwerk wordt verkocht gemaakt door plaatselijke bewoners. In de vitrine valt een dun boekje van gerecycleerd handgeschept papier met een kaft van rode rozen me op. Een grote man, met krullend haar, een gevulde baard en prachtige blauwe ogen zit manden te vlechten op de stoep. Zo van die haren waar je zin zou krijgen om er je vingers door te halen. Hij komt me vergezellen in de winkel. “Mag ik even dit schriftje zien”, vraag ik de man. “Daar zijn er nog”, zegt de man wijzend naar een kastje. Wanneer ik zie dat het schriftje in waaiervorm is, is er voor mij geen twijfel. Dit wordt mijn volgende pelgrimspaspoort richting Egypte, Nag Hammadi.
Nicola, de man die me besteld heeft me zijn visitekaartje in geval ik niets zou vinden om te overnachten. Zijn blauwe ogen blijven nog wat nazinderen.

Ik wandel nog verder naar Cardiallac waar ik aankom in het donker. Aan een gesloten plaatselijk winkeltje. Wandelt een man mijn richting uit. “Dag meneer, kent u iemand me zou kunnen onderdak bieden voor deze nacht.?” “Ja, ik zeg de man. We zijn wel aan het bivakkeren momenteel omdat ik in huis een kachel aan het instaleren ben” Hij vergezeld me naar zijn huis. Laat me kennismaken met zijn vrouw terwijl hij terug vertrekt voor een avondje bridgen.

Een half uur later zit ik met zijn vrouw in hun slaapkamer op bed te kijken naar een muziekprogramma. Ik in mijn slaapzak, zij onder haar polar deken. “Awel ik had nooit gedacht dat ik ooit op mijn tocht ergens zo zou ontvangen worden om een half uur nadien samen onder een dons te zitten kijkend naar ‘Les César’. We beginnen te lachen. Zo eenvoudig kan de mens in verbondenheid zijn met elkander.

Op een nachttafel naast mijn bed, een boek over Egypte.

Klik HIER voor afbeeldingen

Klik HIER voor bewegend beeld

Timpaan

Église Sainte Radegonde, À Saint Felix

Ik verlaat Decazeville met een heerlijke zonnestralen voelbaar in mijn rug. Het duurt echter niet lang wanneer ik mijn handschoenen mag aantrekken en grijze wolken voorbij trekken. Daar waar ik in de Aubrac op 1300m in sjort rondliep draag ik sedert ik de Lot ingestapt ben een wintervest. Wat een verandering.

Sedert twee dagen wandel ik regelmatig op asfalt, naar mijn zin wat teveel. En dit laten mijn voeten en benen me duidelijk weten.

De eerste lentebloeiers beginnen te ontluiken. Ik wandel door slapende dorpjes. Van ‘l’eglise Saint-Michel’ in Montredon langs ‘ la chapelle Sainte Marie-Madeleine’ uit de 12de eeuw met een nog goed bewaard gebleven muurschilderij. Aangekomen aan de kapel sta ik voor een gesloten deur. Ik ga opzoek naar de sleutel. Ik klop aan een huis. Iemand roept “kom binnen!” Ik open de deur. Een vrouw komt wat recht zitten in haar zetel, “Dag mevrouw, ik had heel graag de kapel bezocht binnenin. Weet u waar ik de sleutel zou kunnen vinden?” “Ja, hier”, zegt de vrouw terwijl ze moeizaam uit haar zetel komt. “Vind je het ok dat ik de sleutel meeneem. Ik breng deze ook terug en zal ervoor zorgen dat ik heel goed de deur sluit”. Tien minuten later sta ik in deze kleine goed bewaarde kapel.
Bij het terug dragen van de sleutel deelt de vrouw met een blij open gezicht “je bent de eerste die dit jaar de kapel bezoekt en dit terwijl we binnenkort ons eerste klein kind verwachten.” “Och, wat een fijn nieuws en binnenkort zet ik mijn weg verder op de voetsporen van Maria-Magdalena in Egypte”. ” Ga je naar Egypte? Wil je voor ons bidden dat alles goed verloopt bij de bevalling. Je zal ons geluk brengen.”, zegt de vrouw. Zal ik zeker doen. Jullie zullen aanwezig zijn tijdens mijn onderweg zijn. We wuiven naar elkaar. Ik stap verder en de vrouw verdwijnt achter haar deur.

Wat is het fijn om zoveel te mogen ontvangen op mijn weg en me laten te doordringen van het leven. Gewoon zijn, in beweging zonder vaste keuzes. In de flow.

Moe en voldaan kom ik aan in Saint-Felix aan een Romaanse kerk met een prachtig tympaan waar Adam en Eva worden afgebeeld met een boom en slang tussen hen.

Mijn avond eindigt bij Thierry en Jade n’a ern heetlijke soep en omelet en een spelletje dammen met een waardige tegenstander.

Klik HIER voor meer beelden

Klik HIER voor bewegend beeld

Mist

Romaanse brug over de Dourdou – Conques

Gisterenmorgen nam ik afscheid van Willy die zijn weg verder zette. Ikzelf nam een dagje vrijaf bij de broeders. Mijn lijf vroeg om rust en ik wou ook de tijd nemen om Conques op mij te laten afkomen. Velen zijn weg van dit pittoresk dorpje. Mij heeft het niet echt geraakt met een wauw effect. Ja, het is mooi en goed bewaard gebleven en dit weet ik telkens te appreciëren, de zorg voor het patrimonium. De zorg en eerbied voor de kwalitatieve materie die onze voorouders hebben vervaardigd vaak met de hand of met de eerste machines.
De gezongen vespers meevolgen in de kapel ‘du Rosaire’ was aangenaam en uitnodigend. De glasramen van Pierre Soulage in de abdijkerk Sainte-Foy, de soberheid en de eenvoud is in evenwicht met de Romaanse kerk.
Misschien is net die soberheid en eenvoud die de inwendige stilte streelt en ze zo waardevol maken. Ik miste echter wat natuurlijk lichtspel om hen te zien tot leven komen…wie weet voor een volgende keer.

In de mist verlaat ik het pittoresk dorp. Op een prachtig bewaard gebleven Romaanse brug laat ik mijn vogel over het water vliegen, wanneer ik hem terug roep dan wordt mijn linker kant zijn rechter en voor ik het goed en wel weet neemt hij de muur en wordt hij in het water gecatapulteerd. In le Dourdou, of werkelijk zacht is een ander iets. Helpppp… ach neen… Ik loop de brug voorzichtig af en oplettend dat ik niet wegglijd op het mos. Gelukkig staat meer dan de helft van de rivier droog. Rechts, links… och moet ik nu echt in het diepe water bij die koude. Och, foert. Het is wat het is. En net op dat moment zie ik mijn vogel tegen de flank vastgegrepen met zijn vleugel in het mos één meter diep in het heldere water. Aan een snelheid gooi ik alles van de rug en lig ik plat op mijn buik en plonst mijn ganse arm het water in om hem te redden.
Met zorg haal ik mijn batterijen en micro kaartje eruit en maak ik hem zogoed mogelijk droog en wikkel hem in een microvezel doek. Vanbinnen hoop ik dat ik hem kan redden. In de verte zie ik iemand op terras. Ik wandel naar het huis. Een kleine, grijs harige dame, gekleed in frisse tinten doet open. Haar ogen glinsteren. Ik leg de situatie uit. De vrouw laat me binnen en haalt een haardroger. Eén minuut later sta ik in een woonkamer met een herkenbare oranje haardroger uit mijn jeugd – wel 50 jaar oud- mijn vogel te drogen.
“Mevrouw ik ben blij om op deze manier je dorp te verlaten”, terwijl ik haar deelde hoe ik ontvangen werd. Een prachtig voorbeeld van licht en duister.

Met een pittige klim van wel 400m verschil laat ik Conques achter me. Het ene geluid hoorbaar zijn mijn voeten die in het contact komen afgevallen droge eikenbladeren, mijn ademhaling, het gezang van de vogels en wanneer je stilstaat kan men zelf de dauwdruppels hoorbaar vallen. Puur natuur.
De roestbruine tinten, de verschillende grijstinten, de gamma van zachte groentinten maken het plaatje compleet in dit van mistig landschap. Aan de kapel van Sainte Foy laat ik even de klok horen.

Langs de Podiensis werden er in vele dorpen een ecologisch toilet geïnstalleerd. Een schitterend iets, het zorgt voor minder toilet papier in de natuur. Alhoewel dit toch niet zo moeilijk is om het papier in een zakje te deponeren om dan vervolgens het in een vuilbak te werpen op het einde van de dag. En ook geen water- en electriciteitsverbruik.

Ik geniet verder van mijn onderweg zijn. Van de rijke ontmoetingen. Van de zoveel verschillende mensen. Van de spontaniteit die er tussen ons groeit, naarmate de uren vorderen. Het vertrouwen die de mensen in me hebben en de durf om intieme gesprekken te delen, daar waar ik onderdak krijg. Telkens weer verwarmd mijn hart wanneer ik er even bij stilsta wat ik bij hen heb achtergelaten en wat een waardevolle wisselwerking er was. Om dan de dag nadien iemand nieuw te ontmoeten, telkens opnieuw als een web die zich weeft over de aarde.

In Noailhac mag ik de hedendaagse prachtige kleurrijke glasramen bewonderen in de St. Rochus kapel van de meester glasblazer Victor Loup Deniau, waarvan zijn atelier niet ver afgelegen is van de kapel.

De mist blijft de ganse dag hangen over het wijdse landschap. Wanneer ik Decazeville nader bij valavond hoor ik beneden in het dal de vele gemotoriseerde transport middelen. De vele straatlichten gaan aan. Een lange industriegebied is zichtbaar.
Een voor één gaan de lichten binnenhuis aan over de vallei. Wat een verschil met de Aubrac waar de lichtpunten vooral deze van de sterrenhemel en de maan is.

Klik HIER voor de beelden

Klik HIER voor bewegend beeld

Conques

Conques

Gisterenavond kwam Mimi na de avondmaaltijd me vergezellen aan tafel. Ze had opgevangen in mijn verhaal dat ik sprak over la Fraternité de Jérusalem. Ze deelde me dat ik langs het ouderlijk huis was gestapt van de stichter van de Fraternitéit en dat een groot deel van de zusters vaak bij Mimi komen overnachten. Bijzonder. Mimi was een echte spraakwaterval. Bij ieder stuk kaas die ze gisteren presenteerde legde ze uit vanwaar het kwam en hoe het gemaakt werd. Een boeiende levendige huisvrouw.
Nog vóór het vertrek wenst Willy ons vereeuwigen op de foto. Alhoewel vereeuwigen ik weet niet of dit vandaag nog aan de orde is als ik denk dat al mijn archief beelden ergens op een hardeschijf staan die gecrasht is. Alles is vergankelijk.

Op weg naar Conques. Ik denk dat ik sedert de start van mijn eerste pelgrimstocht evenveel de naam Conques – gekend om zijn glasramen van Pierre Soulagés- heb horen klinken als Compostella.
En net door dit groot succes die hoorbaar was weerhield het me om deze weg te nemen. Ik hoorde zovaak ‘je moet’, dit is voldoende voor mij om het niet te doen. Mijn ‘r’ ebels zijn zeker. Hihi. In de winterperiode er wandelen vind ik zalig, wandelaars zijn zeldzaam en diegene die ik dan ontmoet, zijn pelgrims die op éénzelfde golflengte zitten en houden van de rust, stilte.

Een lange afdaling richting Conques. Ik doe het rustig aan voor de knieën. Ik heb wel spijt dat ik mijn sandalen niet aanheb. Ik mis hun stevigheid onder mijn voeten en vooral de vrijheid, flexibiliteit die mijn voeten mogen gewaarworden bij het dragen. En of dit een verschil zou uitgemaakt hebben in de sneeuw, neen totaal niet. Onze voeten, met gaiters en met welke schoenen ook, ze waren allen even nat.

Ik steek mijn vogel in de lucht en begeleid hem langzaam naar het begin van het dorp die in een diep dal ligt. De vele kleine pittoreske huizen zien er verlaten uit. In de winterperiode telt Conques 80 vaste bewoners. Stel je even voor hoe druk het hier kan zijn tijdens het toeristisch seizoen, 60000 pelgrims die langskomen en in het totaal 800000 bezoekers. . Helpppp.

Achter me gaat een venster open. Ik hoor een zachte stem, “heb jij toelating voor je drone? Deze worden niet toegelaten in Conques”,weet een vrouw me te vertellen vanuit het toeristisch bureau. Ik draai me om, haar zachte stem verraad de zachtheid die zichtbaar is op het gezicht van de dame,”Dag mevrouw ik kreeg geen enkel signaal, vastgesteld door de staat op mijn telefoon, dat het niet toegestaan zou zijn”,zeg ik verwonderd. “Het best is toch wel vragen aan het gemeentehuis”,terwijl de dame het venster sluit. Ik laat mijn vogel terug tot bij me komen.
Een man volledig in het zwart gekleed staat plots naast me, zijn donkere bril verbergt zijn brede donkere wenkbrauwen. Op zijn buik hangt een camera met een zoomobjectief. “Gebruik jij een drone”, terwijl hij achter mijn rug het gesprek meevolgde. Ik weet niet waar mijn aandacht eerst naartoe te brengen. “Ja”, zeg ik terwijl ik mijn vogel veilig neer laat komen. Ik word gewaar dat de man niet als collega naast me staat maar me benaderd vanuit een hoogte.”heb je de toelating gehad? Mag dat zomaar? Dit is om te spioneren. Om te kijken waar zwembaden aanwezig zijn. Schending van de privacy, ze zouden dit moeten verbieden. En zo een lawaai dat dit maakt”, floept hij het ene na het andere uit. “Het is waar een drone is geen stille camera wat spioneren onmogelijk maakt”,terwijl ik naar zijn camera kijk deel ik verder “u heeft daar een mooi téléobjectif handig om een beeld te nemen achter de hoek”. Ondertussen heeft zijn tumult voor één en andere commotie gezorgd. Een man staat te roepen bovenaan zijn venster. Een kleine tengere vrouw volledig in het zwart gekleed, komt voorovergebogen met een kwade blik aangestormt recht op mijn drone af. “Ooooo”, zeg ik terwijl ik op de knop duw en mijn vogel terug de lucht insteek “Jou vertrouw ik niet” zeg ik op een vrolijke manier, omringd door verzuurde mensen. Ik voel me precies op een speelkoer. Mijn vreugde breekt het ijs en iedereen keert terug in zichzelf.

Ik stap het toeristisch bureau binnen waarbij de lieve dame me het telefoonnummer bezorgt van het gemeentehuis. “Amai, wat was me dit een warme welkom in Conques.” en we lachen om de situatie.

Klik HIER voor meer beelden en HIER

Klik HIER voor bewegend beeld

Louisette

Espalion

Ik hoor het huis ontwaken. Een deur gaat open beneden. Ik hoor de koffiemachine pruttelen. Ik trek mijn kleren aan en ga naar de woonruimte. De geur van brandend hout gemengd met deze van koffie. Een heerlijk thuisgevoel. Nadège bracht vers brood mee voor de jongens, ikzelf neem voldoening met een potje heerlijke warme koffie die Willy deze morgen heeft gezet. Het huisje is gezellig ingericht persoonlijke spullen van Nadège zijn zichtbaar. Zo fijn het gevoel te hebben dat een gastvrouw je vertrouwt om je te laten logeren in haar eigen nestje. Ik hou van haar ingesteldheid, geen reklame, het vertrouwen in de werking van donativo, het vertrouwen in ‘la providence’. Alles wat mijn eigen hartje vult. Na een gezellige babbel met Nadège neem ik de moed samen met Willy om een nieuwe dag in te wandelen. Arsène, beëindigde vandaag zijn weg. Met zijn tweetjes stappen we verder.
Het gaat vlotjes, met twee wandelen voelt totaal anders aan. Het oneindige universum krijgt een bubbel waarbij je afgestemd geraakt op elkaar en me het gevoel heeft op een kleinere wereld te leven.

Ik nader de stad Saint Côme-d’Olt. Op een openplein staat een huis met een bijzonder dak die mijn aandacht trekt. Op een metalen hangbord staat ‘La bisquine de Jean’. Een man is er zijn klimplant aan het snoeien. De eigenaar van het huis.
“Wat een bijzonder mooi huis heb je. Zijn architectuur is heel bijzonder en je onderhoud het met zoveel zorg”, deel ik de man. Hij weet me te vertellen dat het dak ontworpen is door de architect Philibert De l’Orme. Een architect uit de 18°eeuw.
Daar waar ik dacht dat het een dak ontwerp was voor rijker mensen, is het net het omgekeerde, ontworpen voor de mens met mindere mogelijkheden.

Op de middag neem ik een pauze in het zonnetje op terras. Willy beslist om verder te stappen. Ik strek mijn benen lang uit, sluit mijn ogen en laat me inspireren voor mijn dagboek.

Ik volg de Lot tot in Espalion om tijdig aan te komen in de gîte d’étape waar ik terug Willy zal ontmoeten.

Voor mij een dame. Haar bruine lange jas hangt wat langer vooraan. Heel traag en wat houterig stapt de vrouw langs de weg leunend op een wandelkar. In het draagrekje vooraan ligt een zuurstof machine. Haar grijze krullende haren liggen golvend op haar voorhoofd. Op haar neus een leesbril die helpt haar zuurstofmasker op haar plaats te houden. Ik wandel haar heel zachtjes voorbij zodat ze niet schrikt. “Dag mevrouw, deugddoend he om nu een wandeling te maken met dit heerlijk zachte weer”. De dame kijkt me aan en delen een paar woorden. Ik vergezel haar eventjes. Bij het verder stappen vraag ik haar naam ‘Louisette’ . “Naar waar ga je”, vraagt de Louisette. ” Richting Tarbes en misschien wat verder naar Lourdes”. “Wil je een gebed voor me doen”, vraagt Louisette. ” Zal ik doen en neem je ook mee in mijn onderweg.”
Ik stap verder. Het valt me op wat een verschil in bevolking er komt hoe dichter ik de stad nader. Het voelt wat vreemd aan.
’s Avonds doe ik boodschappen samen met Willy en kies ik om heerlijk voor hem te koken.

Klik HIER voor meer beelden

Klik HIER voor bewegend beeld

Sneeuw

Ik steek de straat over en open de deur van een hotel. Twee metalen hulsels met een klepel in het midden laten horen dat er iemand is. De bel. “Bonjour, een koffie alstublieft”, vraagt ik met veel enthousiasme voor de nieuwe dag. Even enthousiast en met een zacht ogende blik zet de eigenaar een koffie.
Ik neem plaats naast de tafel waar Willy en Arsène ondertussen hun ontbijt nemen. “Hebben jullie heerlijk geslapen?”, vraag ik hen. “Ja hoor, niet teveel last gehad van mijn gesnurk?”, vraagt Willy. “Neen, absoluut niet. Ik denk zelf dat het mij ingewiegd heeft”.

Aan de contoir zit een fors gebouwde man. Aan zijn voeten stevige groene laarzen. Een groene broek in velour en een beige gilet met vele zakjes, handig om allerlei hebbedingen in te steken. Een draagbare telefoon rinkelt. De man neemt op “ja, vertel eens”, antwoord hij naar de andere kant van de lijn. Ik hoor ‘zoveel CC, de koe, de poep…’, een veearts. “Ahh, dit is eens wat anders van onderwerp dan de gesprekken aan de contoir in steden”, deel
Ik aan de eigenaar terwijl ik afreken.

Terwijl ik nog mijn spullen wat bij één steek, de ruimte die we hebben gebruikt in de gîte netjes achterlaat zijn Arsène en Willy reeds de deur uit richting het hart van de Aubrac, naar het kleine dorp Aubrac op een 1350m.

Vanuit Nasbinals gaat de weg al onmiddellijk bergopwaarts en al heel snel is sneeuw te zien. Ik hoor een venster openen, een hand wordt zichtbaar grijpt een luik vast en laat deze draaien op zijn as. Een man komt leunend over zijn vensterbank. “Awel wat heb jij moed om nu de weg te nemen. Pas op er ligt sneeuw bovenaan. Wees voorzichtig”, zegt de man met een welwillendheid. “Kondigt men regen aan?”, vraag ik de man. Met een deugddoende hoorbare neen vervolg ik mijn weg.

Een oneindige stilte is present over het sneeuwlandschap. Onder mijn voeten hoor ik de krakende sneeuw en af en toe eronder is het geluid van ijs hoorbaar. Op sommige plaatsen is de sneeuw vast genoeg om er in te stappen. De zon is aanwezig en zorgt ervoor dat het in witte weerkaatst en mij af en toe verblind. Mijn lippen voelen ruw aan, nooit bij stilgestaan dat ook in de winter een minimum bescherming voor de huid noodzakelijk is. In de verte komt er een laag grijze wolken aan. Oho, zou het weder dan toch veranderen! Gelukkig niet, ik zie de wolken mooi op mijn zijkant blijven en wandel verder traag en zeker de hoogte in richting de zon.
Op bepaalde momenten en totaal onverwachts zak ik in de sneeuw tot aan mijn knieën. Daar sta ik dan vast in de sneeuw. Hihi, en ook al is het fysiek pittig, mijn innerlijk kind weet er telkens met veel vreugde uit te komen. Het is als op een roetsjbaan waar men zo een op en neer beweging maakt, of wanneer ik als kind in de lucht werd gegooid en mijn buik voelde kriebelen.
En als ik dan ook besef hoeveel keer ik vandaag heb geknield, ik denk genoeg voor gans mijn leven.

In Aubrac hou ik een pauze na de intentieve wandeling. Een vrouw spreekt me aan, “Daar is de bar misschien open… . En zo niet ik heb een warm drankje met gember”. “Dankjewel ik ga even kijken.” Na wat rond draaien zet ik me neer op een stenen bank, trek mijn schoenen uit en broekspijpen. Sluit mijn ogen en geniet van de zon en lichamelijke rust. “Je hebt geen geluk geluk. Geen enkele bar is open. Heb je een drinktas dan schenk ik je iets warms in”, roept de vrouw. Op mijn blote voeten ga ik naar haar toe. Staan wat te praten en nemen verder elk onze weg.

Een kalfje volgt me in de weide. Ik praat er tegen. De boer komt mijn richting uitgewandeld en zegt, “Ik heb schrik dat ze je zal volgen. Het is haar eerste keer dat ze buiten is straks mag ik ze in St.Jacques halen!” Ik zal aan de binnenkant wandelen van de weg dan ziet ze me niet. De koe staat lager in veld. “Merci” en we steken de hand op.

De avondzon schijnt op mijn snoet. De vogel zingt zijn avondlied. Een licht briesje kondigt de frisheid van de avond aan. Het wordt wat kouder. Met een stukje verse gember en een wat vlottere pas stap ik mijn laatste kilometers. Even flits ik terug naar het moment dat ik in Bolivia was met kletsnatte voeten op de Salar d’Uyuni. Eenmaal de zon onder voelen de natte voeten ijskoud aan.
Gelukkige draag ik vandaag wollen kousen, nat of niet in beweging heb je altijd warm.
Aangekomen bij Nadège zie ik Willy en Arsène. Aan de openhaard in huiselijke sfeer delen we de avondmaaltijd.

Klik HIER voor bewegend beeld

Klik HIER voor meer beelden.

Aubrac

Na een weldoende nacht gaat mijn tocht verder richting de Aubrac.
Maar eerst nog wat proviand voor onderweg. Wanneer ik aan de kassa kom schrik ik wat van de prijzen, die toch wel fiks opgelopen zijn.

In een dorpje ben ik opzoek naar het openbaar toilet. Helaas gesloten wegens winterperiode net zoals de vele kranen waar in de zomerperiode de wandelaar zijn fles kan vullen. De nachtelijke temperaturen dalen hier nog ver onder de nul, tot wel min 10 graden.
Ik klop aan een deur. Een vrouw doet open. Ik schat haar begin de zeventig, wat rond van vorm, steunkousen en met een wat voorovergebogen lichaam. Haar gezicht ziet er zacht uit en met haar lieve glimlach kijkt ze me aan. Een vrouw met een moederlijke uitstraling waar je wel zin zou krijgen om onder haar vleugels te vertoeven. “Dag mevrouw, zou ik even jullie toilet mogen gebruiken. Deze van het dorp is niet open”. “Natuurlijk kom binnen”, terwijl de vrouw me de weg wijst.
Voor ik terug de deur uit ga vraagt de vrouw of ik iets warms wens te drinken, met plezier aanvaard ik de uitnodiging. Terwijl de koffie machine het heerlijke geluid maakt van pruttelen en haar aroma door de keuken verspreid, staat de vrouw haar middagmaal klaar te maken. Chinese kool ligt op tafel. In de pan een stuk vlees waar af en toe een scheutje witte wijn ontvangt kwestie van te blussen. Terwijl ze met haar mollige handen de kool vast neemt om in parten te snijden vertelt ze me ondertussen gans haar levensverhaal. Ik breng mijn elleboog op tafel en leg mijn hoofd in mijn hand terwijl ik aandachtig naar haar luister en geniet van dit huiselijk tafereel. Het is warm binnenshuis. Haar man komt erbij zitten. Jacques. Hij zegt niets tot het moment zijn vrouw uitlegt wat hij voorhad. “Ik ben het leven beu”, deelt hij me met een zachte stem, mij aankijkend, met moeite kan hij articuleren. Hij kreeg een paar jaar geleden een hersenbloeding. Ik hou hen nog even compagnie. Vóór het verlaten van het huis vraag ik hen hun adres. Een kaartje zal hen deugd doen.

Mijn weg gaat in stijgende lijn en al heel snel kom ik op een altitude van 1200m in het Parc naturel régional de l’Aubrac. Wanneer ik op het hoogste punt kom zie ik de warme gloed van de avondzon. Ik check even mijn kaart om te zien hoever het nog is naar een dorp. Het is hier zo mooi dat ik zin heb om hier te overnachten, ik kan het me echter niet veroorloven wat betreft de nachtelijke temperaturen. Ik wacht tot de zon volledig onder is en aanschouw dit prachtig natuurspel. De schoonheid geeft me kracht en bij het vallen van de nacht vind ik midden een dorp een broodoven. Daar waar wekelijks vroeger het brood werd gebakken.
Ik zet de twee banken die er staan tegen elkander en maak mijn bed. Ik ga op zoek naar houtsprokkels en in een verlaten schuur vind ik hier en daar een stuk droog hout om mij op te warmen.
Met het licht van de houtkachel denk ik aan deze prachtige dag en aan wat ik de voorbije dagen al heb mogen beleven en ervaren. Met een vreugdevol gevoel val ik in slaap.

Klik HIER voor bewegend beeld

Klik HIER voor nog wat beelden

Escluzels

Kapel Maria Magdalena in Escluzels

Natuurlijk licht komt in mijn kamer. Beneden hoor ik beweging. Michel de eigenaar van gîte is wakker. Ik maak mijn rugzak klaar voor een volgende dag. Wanneer ik de trappen afdaal zie ik Michel zitten aan zijn lange houten tafel, met zijn telefoon bij de hand. “Goedemorgen Michel een nieuwe zonnige dag staat ons te wachten.” “Goedemorgen Jasmine heb je goed geslapen.” “Ja hoor heel goed beter dan de vorige nacht, dankjewel. Ik denk dat mijn bezorgdheid rond mijn slaapzak me wat wakker heeft gehouden de vorige nacht.”
Michel heeft verse koffie gezet die we samen opdrinken terwijl we een intense babbel hebben rond gevoelens, verwachtingen, eenzaamheid, pelgrims… en bewustwording.
Hoe leg je soms iets uit aan iemand die een blinde vlek heeft waarin je gewaar wordt dat er weerstand, ontkenning, kwetsbaarheid en die toch openstaat en wil groeien. De laatste tijd maak ik gebruik van voorwerpen die in de buurt zijn om iets te duiden. Ik laat ze een voorwerp uitkiezen die passend is voor een personage in het verhaal. Zo kan de persoon de situatie vanop een afstand bekijken en wordt het al heel snel duidelijk waar de vork in de steel zit. Ongelofelijk wat er soms gebeurd.
Een tweede pot koffie komt op het moment dat ik klaar ben om te vertrekken. Ik geef eraan toe en voor ik me er bewust van ben staat de klok al heel snel op elf uur. “Alle Michel nu moet ik er werkelijk van door, tijd om in beweging te komen. Ik ben al over mijn grens gegaan en dit begin ik gewaar te worden.”
Geen évidente situatie wanneer je weet dat je een leegte achterlaat bij de persoon wanneer je vertrekt. Ik hoop van harte dat zijn verdriet zal omslaan naar vreugde. En dat hij in de toekomst blij pelgrims zal uitzwaaien in plaats van verdriet te voelen.

In Rochegude neem ik de tijd om de kapel te zien van Sint-Jacobs. Helaas is ze gesloten, maar zijn ligging is al de moeite. Er naast staat een toren. De oorsprong van deze gebouwen is van de 12°eeuw en heeft reeds vele veranderingen ondergaan.

In Monistrol-d’Allier hou ik een korte pauze in de enige bar die open is. De eigenaar een Engelsman vraagt me waar ik deze morgen ben gestart. “Och ik ben pas rond de middag gestart. Ik heb een lang gesprek gehad met een eigenaar van een gîte die het nodig had” De man vraagt me wie en wanneer ik dit deel krijg ik non-verbaal gedrag die boekdelen spreekt. Ik stop de man onmiddellijk waarbij hij me deelt, “kijk naar mijn ogen en je zal zien dat ik een goed mens ben.” “Meneer ik zie in je ogen evenveel schoonheid in je ogen als deze van Michel. Ik kan alleen delen wat mijn ervaring en gewaarwording is en de rest is ballast van jaloersheid en mensen die het niet goed voorhebben met een ander.

De Podiensis kent wat gevolgen van zijn succes. Wanneer succes zich installeerd en het men te groot ziet en nooit genoeg, de weg gebruikt om zijn verwachtingen in te vullen dan ontstaan er soms vreemde en niet aangename situaties zoals jaloersheid.
Het valt me ook op hoe zelfstandigen werkelijk bijna aan het verdrinken zijn in wat ooit een groot succes heeft gekend, en vooral wanneer men vandaag hoort welke tarieven ze dienen te betalen. Bv. Electriciteit voir een hôtel uitbater is van 3000 euro naar 7000 euro gestegen. Hmm, ik zou niet in hun schoenen willen staan. De angst is hoorbaar en voelbaar.

Ik wandel nog verder tot zonsondergang en kom langs een kapel van Maria Magdalena gelegen in de diepte van een kloof en boven een rivier. De kapel dateerde uit de 17°eeuw. Helaas is de deur gesloten. Ik twijfel even of ik hier zal overnachten in de nissen van de muur die verwarmt is door de zon.
Ik stijg nog wat tot ik in het dorp Escluzels aankom. Zoekend naar een plaats om te overnachten kom ik terecht in een schuur waar ik de nacht zal doorbrengen.

Klik HIER voor nog beelden

Klik HIER voor de video

Rocco’s poot

Samen met soeur Ezechiël, rijden we van La Ferté-Imbault naar Tours van waaruit ik mondjesmaat terug keer richting België.

Langs de weg wenst Ezechiël te stoppen in een kerk voor de Vespers (avondgebed). Ik zoek op de kaart en zie er 2. “Laten we de dichtste nemen” , zegt Ezechiël. Ik vergroot de kaart en zeg ” Het kan niet beter, de kerk is genaamd naar Maria Magdalena.” “Ah, voilà. Blijkbaar moeten we daar zijn!”, reageren we in koor.

Aankomend in Tour overnacht ik bij vrienden van Ezechiël. Er wordt gevraagd naar mijn ervaring op de weg. En in een gesprek met als thema gebed, naar de kerk gaan en het ontvangen van het sacrament, zie ik verwonderde gezichten wanneer ik hen deel dat voor mij het gebed bestaat uit dankbaarheid bij het zien van een nieuwe dag, iedere stap die ik op moeder aarde zet. En dat het sacrament, voor mij in mezelf aanwezig is, nl. mijn hart.
De non- verbale en verbale reacties vallen me op, bij de vraag: “Stel je voor dat er morgen geen sacrament is, niet te vinden of je bent verplicht je een heel lange tijd op te sluiten voor je veiligheid en je het sacrament niet kan ontvangen?” “Ah, neen, dit heb ik nodig. Ik kan me ook geen leven zonder voorstellen…”, krijg ik als antwoord. Het voelt voor mij bijna als een afhankelijkheid van iets buiten zichzelf.

Het duurt bijna tot de middag voor ik gewaar wordt dat mijn lichaam zich in beweging brengt. Ik breng een bezoek aan de kathedraal van Tours. Prachtige glasramen zijn er te zien, het is voor mij ook het enige wat me kan bekoren in de kathedraal.

Op een wandelbrug zet Ik de Kleine Prins neer voor een foto bij een straat graffiti. “Ohh, il est beau ton petit bonhomme”, roept een langs rijdende fietser.

Ik wandel de weg langs de rivier de Loire en geniet van de reflecties op het water, de beginnende veranderde kleuren in de natuur. Hier en daar kan ik nog bewoonde troglodyte (huizen in de rots) woningen waarnemen. Zij zullen alvast geen last hebben van de veranderde energie prijzen, want in zo een woning blijven de temperaturen in een constante van zo een 17 graden.
Ik heb het gevoel dat mijn wandelweg in een snelheid om was vandaag, nog voor ik het wel besef kom ik aan in Montlouis-sur-Loire waar een dame van 82 jaar me vriendelijk verwelkomt in het zaaltje van de parochie.
Ik blaas er mijn matrasje op die ik neerleg op een vasttapijt. Vind er wat kaarsjes, een lampje, mijn aquarelle doos, een boekje… Een gezellig nestje.

Na een goede nachtrust en een stevige koffie verlaat ik het dorp. Een aangename zachte najaarszon is aanwezig. En tegen de middag loop ik nog steeds in sjort en t-shirt. Zalig.
Af en toe sta ik stil en geniet ik van de rijke natuur. Ik open mijn armen wijd open, adem diep in, sluit mijn ogen en wordt de fijne windbries en warmte van de zon gewaar op mijn huid. Met een diepe inademing dank ik voor al dit schoon die mij, ons geschonken wordt.

In de namiddag nader ik Ambroise met zijn groot, eerder immens kasteel waarvan je de reflectie ziet in het water.

Voor mij, een man en vrouw wandelen arm in arm. Ze vertragen. Onverwachts is plots een sheet hoorbaar, amai en geen kleintje… Hmm, ik voel mijn oogleden open trekken en mijn mondhoeken opwaarts. Ik steek hen voorbij en zeg met humor :”Eh bien, c’est ce qu’ils appellent vraiment prendre de l’air.”

Ik twijfel even of ik in Amboise blijf of verder wandel. Ik slenter wat door de straatjes naast het kasteel en al heel snel wordt ik gewaar dat ik niet in de massa wens te blijven. Bij het oversteken van de brug naar de andere kant van de oever, zie en hoor ik een koppel mij uitlachen omdat ik met wandelstokken wandel. Ik laat het bij hen en kan me voorstellen dat voor mensen die van de wereld weinig afweten, of het gezichtsveld niet veel verbreden dat dit een beeld is die wat vreemd aanvoelt. Een reactie die meer over hen verteld, dan over mij.
Verheugd verlaat ik Amboise.

In Pocé-sur-Cisse eindigt mijn dag. Op een hoek van de straat sta ik even stil, laat ik de omgeving op me afkomen. Recht voor mij een groot peperkoekenhuisje. Ik wandel even naar rechts, naar links, blijf staan en steek nadien de straat over om aan het hekken van het huis te bellen. Drie kleine bellen hangen aan het hekken. Zo een bellen zoals aan de hals van de geiten of schapen. Aan de derde bel… opent een deur. Christine komt buiten.

Bij Christine, Pierre, Léa en Rocco de bijzondere poes.

Bij het klaar maken van de maaltijd vraagt Christine me “Mag ik je een vraag stellen, voel je vrij om erop antwoorden. Waarom koos je ons huis?” “Ik laat me leiden en vertrouw mijn intuïtie.” “Is het dit wat men la divinité noemt ?” “Dit zou men zo kunnen noemen”,deel ik Christine.

Na een gezellige hartelijke avond krijg ik een bijzondere unieke stempel in mijn credential. De poot van Rocco.

In de nacht wordt ik wakker. Kijk ik op mijn telefoon naar het uur 00:31

In dankbaarheid na deze mooie dag en avond, dommel ik verder in.

Hier een kortfilmpjeEn nog eentje

Hier wat beeldenEn nog…