Chartres (deel 2)

Marie

En français voir deuxième parti, merci

Al een paar dagen doe ik vrijwilligerswerk in de kathedraal van Chartres.
’s Morgens, vóór ik begin, ga ik op een terras een koffie drinken. Ik vind dit altijd iets hebben: gewoon zitten, genieten van de stilte, bewonderen en zien hoe de stad of het dorp tot leven komt.

Een man in maatpak, met een elegante leren ruitertas in de hand, steekt zijn hand op naar de bakker.
Een dame met haar hond, een poedel, lacht om de humor van de bakker. Zij is uit Oekraïne, en hij noemt haar hond Poetin.
Een man in een zwarte overjas, waarop geschreven staat Verreilleire de Chartres, steekt een sigaret op en drinkt in een oogwenk zijn mini kop koffie leeg.

Na mijn koffie ga ik richting de kathedraal, waar ik de kaarsen opnieuw aansteek die de pelgrims de dag voordien hadden aangestoken (en die omwille van brandgevaar waren uitgeblazen). Soms worden ze geplaatst vanuit een intuïtieve beweging, soms met een vraag, een wens of een gebed.

Terwijl ik de kaarsen aansteek, zing ik heel stilletjes het oorspronkelijke Wees gegroet in het Hebreeuws of in het Latijn (het tweede deel werd pas rond de 16de eeuw toegevoegd). Waarom in deze twee talen? Omdat ze me het meest aanspreken en veel ouder en vertrouwder aanvoelen dan mijn eigen talen, Nederlands en Frans.

Ik word soms zo opgenomen door het gebed en het vuur dat ik in een bewuste, geaarde, meditatieve staat terechtkom. Wanneer de lont van de kaars helemaal doordrenkt is met was, laat ik hem zakken in het reservoir van de waxine. Zachtjes laat ik hem langs een andere lont glijden, bijna als een dans van liefdesvuur: de ene lont kust de andere.

Een man kwam naar me toe en vroeg: “Hoe doe ik dat, een kaars aansteken?”
“Met deze lange kaars steek je de waxine aan,” antwoordde ik. Maar toen hij zei: “Ik ben geen katholiek en weet niet hoe dit moet,” begreep ik dat zijn vraag breder was dan de praktische handeling.

Ik voelde een diepe beschaamdheid: wat voor de ene vanzelfsprekend is, is het voor de andere helemaal niet. Ik excuseerde me en deelde:
“Je maakt contact met je hart, het kan helpen je hand op je hart te leggen. Sluit je ogen, breng je aandacht naar die plek, wacht even en voel wat je wilt vragen of delen. Laat het antwoord ontstaan vanuit je hart. Laat het eenvoudig opkomen uit je diepste zelf.”

De man vertelde waarom hij een kaars wilde aansteken: hij had net vernomen dat zijn beste vriend kanker had. Tranen kwamen in zijn ogen. Ik luisterde en vroeg naar de naam van zijn vriend.
“Er is hier een plaats in de kathedraal waar je de kaars en je gebeden extra kracht kan meegeven,” zei ik, terwijl ik wees naar de Notre Dame du Pilier. “Ik neem je vriend mee in mijn gebeden,” voegde ik eraan toe.

Ondertussen is het labyrint weer open en straks wandel ik het opnieuw, voor de tweede keer.
Ik hoor iemand in het voorbijgaan in het Nederlands zeggen: “Kijk, een doolhof.”
Er is een duidelijk verschil tussen een doolhof en een labyrint. In een doolhof kom je obstakels tegen en loop je vast. Dat ervoer ik altijd als frustrerend en beangstigend. In een labyrint daarentegen volg je eenvoudigweg de weg tot je in het hart komt, de roos van het labyrint.

Het is een initiatieweg, waar tijd en ruimte verdwijnen.
Ik kan een labyrint vergelijken met de sema-dans van de wervelende derwisjen, maar ook met de rozenkrans of een pelgrimstocht. In al die vormen verdwijnen tijd en ruimte, of beter gezegd: je wordt er één mee. Je plaatst een intentie – iets wat je niet meer wilt dragen of waarvan je bevrijd wilt worden. Je bevrijdt je van wat je niet meer dient. Je opent je hart, ontvangt, en gaat integreren wat je hebt ontvangen.

Net zoals bij het pelgrimeren: het is niet het eindpunt van de pelgrimsweg dat belangrijk is, maar de waarde en het bewustzijn die je in het onderweg-zijn legt.

Terwijl ik dit schrijf, besef ik dat ik tussen drie belangrijke data sta.
7 september was er de maan eclips, vandaag – 8 september – de geboorte van Maria, en morgen, het portaalb9/9/9, het beginpunt van een pelgrimstocht in het teken van Maria en water.

Depuis quelques jours, je fais du bénévolat dans la cathédrale de Chartres.
Le matin, avant de commencer, je prends un café en terrasse. J’aime toujours ce moment : simplement m’asseoir, goûter au silence, admirer et voir la ville – ou le village – s’éveiller.

Un homme en costume, tenant à la main une élégante sacoche en cuir, salue le boulanger.
Une dame avec son chien, un caniche, rit des plaisanteries du boulanger. Elle vient d’Ukraine et il appelle son chien Poutine.
Un homme en manteau noir, sur lequel est écrit Verreilleire de Chartres, allume une cigarette et boit d’un trait son petit café.

Après mon café, je me dirige vers la cathédrale où je rallume les cierges éteints la veille pour des raisons de sécurité, mais initialement déposés par les pèlerins. Parfois ils sont placés par un geste intuitif, parfois avec une intention, un souhait ou une prière.

En rallumant les cierges, je fredonne doucement l’Ave Maria dans sa version originale (première partie) en hébreu ou en latin (la deuxième partie n’a été ajoutée qu’au XVIᵉ siècle). Pourquoi dans ces deux langues ? Parce qu’elles me touchent davantage, elles me semblent bien plus anciennes et familières que le néerlandais ou le français.

Il m’arrive d’être tellement absorbée par la prière et le feu que j’entre dans un état méditatif, conscient et enraciné. Quand la mèche de la bougie est entièrement imprégnée de cire, je la laisse descendre dans le réservoir de la veilleuse. Je la laisse doucement frôler une autre flamme, presque comme une danse de feu amoureux : une mèche qui embrasse l’autre.

Un homme est venu me voir : « Comment fait-on pour allumer un cierge ? »
« Avec cette grande bougie, vous allumez la veilleuse », lui ai-je répondu. Mais lorsqu’il ajouta : « Je ne suis pas catholique et je ne sais pas comment faire », j’ai compris que sa question allait bien au-delà du geste pratique.

J’ai ressenti une profonde gêne : ce qui est une évidence pour l’un ne l’est pas du tout pour l’autre. Je me suis excusée et j’ai partagé :
« Entrez en contact avec votre cœur, cela peut aider de poser la main sur votre poitrine. Fermez les yeux, amenez votre attention à cet endroit interieur, attendez un instant et sentez ce que vous souhaitez demander ou offrir. Laissez la réponse émerger de votre cœur. Laissez simplement surgir ce qui vient de votre être le plus profond. »

L’homme m’a alors confié pourquoi il voulait allumer un cierge : il venait d’apprendre que son meilleur ami avait un cancer. Les larmes lui sont montées aux yeux. J’ai écouté et lui ai demandé le prénom de son ami.
« Il y a ici un lieu dans la cathédrale où vous pouvez donner encore plus de force à votre cierge et à vos prières », lui ai-je dit en lui indiquant Notre-Dame du Pilier. « Je porterai votre ami dans mes prières ».

Entre-temps, le labyrinthe est de nouveau ouvert. Tout à l’heure, je vais le parcourir pour la deuxième fois. (je partage plus tard cette expérience en lien avec le serpent)
J’entends quelqu’un passer et dire en néerlandais : « Regarde, un dédale. »
Mais il y a une nette différence entre un dédale et un labyrinthe. Dans un dédale, on rencontre des obstacles, on se perd. Je trouvais cela frustrant et angoissant quand j’étais jeune. Tandis que dans un labyrinthe, il suffit de suivre le chemin jusqu’à atteindre le centre, la rose du labyrinthe.

C’est un chemin initiatique, où le temps et l’espace s’effacent.
Je compare le labyrinthe à la danse sema des derviches tourneurs, mais aussi au rosaire ou au pèlerinage. Dans toutes ces pratiques, le temps et l’espace disparaissent – ou plutôt, on ne fait plus qu’un avec eux. On y dépose une intention : ce dont on ne veut plus porter le poids, ou ce dont on souhaite se libérer. On se déleste de ce qui ne nous sert plus. On ouvre son cœur, on reçoit, puis on intègre ce que l’on a accueilli.

C’est comme le pèlerinage : ce n’est pas le but final du chemin qui importe, mais la valeur et la conscience que l’on met dans le fait d’être en chemin.

En écrivant ces lignes, je réalise que je me trouve entre trois dates importantes.
Le 7 septembre, il y a eu l’éclipse de lune.
Aujourd’hui, le 8 septembre, nous célébrons la naissance de Marie.
Et demain, le portal 9/9/9, marquera le point de départ d’un pèlerinage placé sous le signe de Marie et de l’eau.

Moederdag

Veertien dagen geleden mocht ik in de familie een nieuwe geboorte vieren.
Een nieuwe geboorte.
Het was fijn om terug gekende gezichten te zien en in familie verband te zijn. Ik zag er ook en dit na bijna 6 jaar mijn moeder terug in life voor me.
De laatste keer dat ik haar zag was in het ouderlijke huis, het eerste huis in Belgie waar ik aanklopte tijdens mijn lange pelgrimstocht van de Heilige lijn van Aertsengel Michaël na bijna 8 maand stappen. Het ene huis waar ik aan de deur werd gezet, waar ik tot vandaag nog altijd niet welkom ben. Gans het gebeuren het waarom, hoe is op mijn netvlies gekleefd en de echo’s komen af en toe terug. De gewaarwordingen van toen zijn gelukkig zachter geworden. Het liefst zou ik deze situatie vergeten, het kan voor mij enkel in tijd afstompen en zachter worden en misschien verdwijnen.
Op mijn onderweg zijn vind ik het belangrijk om welke situatie ook, aangenaam of niet ze te blijven ervaren en evenwicht blijven houden en hierin niet te vergeten hoe belangrijk het is te vergeven. Kunnen vergeven is verder blijven groeien in liefde naar een harmonieus leven.
Het zorgt ervoor dat er geen nieuwe beschermlagen zich kunnen opbouwen en dat bestaande kunnen verdwijnen.

Maar hoe gaat men om met zo een situatie? Daar is geen klaar en duidelijk antwoord voor.
Voor mij is het belangrijk om dicht bij mezelf te blijven, trouw te blijven aan mezelf, aan mijn waarden die ik al van kleinsaf in mij draag, te voelen, doorvoelen. Het balans gewaar te worden tussen wat buiten mij afspeelt en in mij, het balans tussen het kind en de volwassen vrouw in mij. Zorgen dat ik niet oversla in het gedrag om mij ‘mannelijk’ te gedragen om te voldoen aan de wereld waar ik ben opgegroeid waar het patriarch sterk aanwezig was. Waar de vrouw geen plaats had en vernederd werd.
En ik als kind het gevoel had als meisje niet welkom te zijn en ik hierdoor liever een jongen was geweest omdat ik toen dacht dat mijn leven beter zou zijn want alle aandacht was gericht op mannen.

Toen mijn mama plots voor mij stond op het feest, nadat ik iemand anders had verwelkomt met een zoen, voelde ik dat ik deze beweging niet kon verder zetten. We keken elkander aan. “Dag mama”, zei ik. Mijn moeder wou me een zoen geven. Ik bleef staan in mijn vertikaliteit. “Mama, dit klopt niet voor me. Ik hoop dat je het begrijpt.”
Ik voelde een trilling door mijn lijf en voelde tranen opkomen. Mijn nicht nam me mee naar buiten waar ik even in haar armen kon uithuilen. Het voelde best pittig en terzelfde tijd voelde ik dat ik iets doorbroken had, maar kon het toen nog geen plaats geven.
Het deet me deugd om even lucht te scheppen en mijn emotie te laten zijn. Bij het vertrekken stapte ik naar haar toe om een goededag te zeggen.
’s Avonds bij het terug keren naar huis kwam schuldgevoel de kop opsteken. Mijn hoofd wist me van alles te zeggen. “Je bent toch wat je niet wou herhalen in de familie lijn… koppigheid, rancuneus zijn”. Ik voelde dat mijn mind me zo naar beneden aan het trekken was. Ik probeerde hier met zachtheid en mildheid naar te kijken en kon gelukkig dicht bij mijn hart blijven “neen, Jasmine. Je bent dit niet. Je hebt in liefde zorg gedragen voor jezelf. Er is niets mis mee aan je te laten respecteren.”

Ik voelde heel duidelijk dat mijn beweging niet meer kwam vanuit het oud patroon om mij te beschermen, wel vanuit zelfzorg.
De moeder in mij droeg zorg voor het kind in haar. En zachtjes terug opbouwen is niet misplaatst. Geen zoen geven wil niet zeggen dat ik haar niet meer graag zie of mag, wel dat er grenzen zijn.

Toen ik de leeftijd had om kinderen te baren heb ik bewust gekozen om geen kinderen op de wereld te zetten. Ik had schrik om niet op de hoogte te zijn wat opvoeden betreft. Angst te geven wat ik liever niet had ontvangen en niet te kunnen geven wat ik wel had gewenst als kind. Ik had trouwens al een kind waar ik eerst zorg wou voor dragen, mijn innerlijk kind.

Ik heb ook altijd gezegd ‘de kinderen van de wereld zijn mijn kinderen’ en ik voel vandaag dat dit zo kloppend is.
‘Moeder’ is de laatste maanden heel present en voelbaar aanwezig. Moeder aarde, het dagelijks in de natuur leven. Moeder Maria die op een bijzondere manier zich liet voelen. De moeder in mij die ik zo goed kan voelen met de kinderen op school. Iedere dag verlang ik om de fiets op te stappen en naar school te rijden. Om in contact te zijn met hen. Om ze bewustzijn bij te brengen. Om op een consequente, rechtvaardige en liefdevolle manier samen met hen naar het einde van het schooljaar toe te stappen. Ik zie ze zo graag. En toen de directie de planning aan het maken was voor volgend schooljaar met de vraag of ik terug kwam, kwam zonder twijfel een volle ja.

Vandaag wordt moederdag gevierd. Ik heb gekozen om naar de zee te gaan en dicht bij het water te zijn. Bij het opstaan open ik mijn gordijnen. Ik word gegroet door een prachtige rood oranje roos die zich net opende. De roos die op het Magdalena wiel geplaatst is bij Anna en Joachim. De voorouders. Ik open de deur en ga er mijn neus insteken. Ik sluit mijn ogen haar verrukkelijke geur verrast me vrolijk.
Ik maak mijn rugzak en spontaan neem ik mijn gebedskrans mee. Bij het afstappen van de tram wandel ik even door de straten. Ik bel mijn moeder. Ze neemt niet op en spreek een boodschap in. Aan de overkant is een kerk. Ik ga even naar binnen. Een goed aanvoelende kerk. Ik maak het stil. Het eerste beeld die ik er zie is deze van Thérèse van Lisieux. Vooraan zie ik een beeld van Fátima. Bij het naar buiten gaan zie ik dat er een crypte is. Ik daal de trappen af. Een verrassing. Ik zag een oude crypte voor ogen, het was een grote plaats die voor mij eerder leek aan een bedevaartplaats. Ik neem plaats op een stoel. Vooraan staat een sereen beeld van een Onze Lieve Vrouw met een Rozenkrans. En rondom rond het verhaal van de kinderen van Onze Lieve Vrouw van Fátima. Ik begin het Angelus op te zeggen.
Het deed deugd.
Bij het verlaten van de crypte. Probeer ik nog eens mijn moeder op te bellen. Het blijft rinkelen. Ze neemt niet op.

Tijd om met mijn voeten in het water te gaan. Eb en vloed mijn voeten laten strelen en te genieten van wat mij voed.

Ik wens iedere vrouw op aarde een fijne moederdag.

De tout coeur