Sneeuw

Ik steek de straat over en open de deur van een hotel. Twee metalen hulsels met een klepel in het midden laten horen dat er iemand is. De bel. “Bonjour, een koffie alstublieft”, vraagt ik met veel enthousiasme voor de nieuwe dag. Even enthousiast en met een zacht ogende blik zet de eigenaar een koffie.
Ik neem plaats naast de tafel waar Willy en Arsène ondertussen hun ontbijt nemen. “Hebben jullie heerlijk geslapen?”, vraag ik hen. “Ja hoor, niet teveel last gehad van mijn gesnurk?”, vraagt Willy. “Neen, absoluut niet. Ik denk zelf dat het mij ingewiegd heeft”.

Aan de contoir zit een fors gebouwde man. Aan zijn voeten stevige groene laarzen. Een groene broek in velour en een beige gilet met vele zakjes, handig om allerlei hebbedingen in te steken. Een draagbare telefoon rinkelt. De man neemt op “ja, vertel eens”, antwoord hij naar de andere kant van de lijn. Ik hoor ‘zoveel CC, de koe, de poep…’, een veearts. “Ahh, dit is eens wat anders van onderwerp dan de gesprekken aan de contoir in steden”, deel
Ik aan de eigenaar terwijl ik afreken.

Terwijl ik nog mijn spullen wat bij één steek, de ruimte die we hebben gebruikt in de gîte netjes achterlaat zijn Arsène en Willy reeds de deur uit richting het hart van de Aubrac, naar het kleine dorp Aubrac op een 1350m.

Vanuit Nasbinals gaat de weg al onmiddellijk bergopwaarts en al heel snel is sneeuw te zien. Ik hoor een venster openen, een hand wordt zichtbaar grijpt een luik vast en laat deze draaien op zijn as. Een man komt leunend over zijn vensterbank. “Awel wat heb jij moed om nu de weg te nemen. Pas op er ligt sneeuw bovenaan. Wees voorzichtig”, zegt de man met een welwillendheid. “Kondigt men regen aan?”, vraag ik de man. Met een deugddoende hoorbare neen vervolg ik mijn weg.

Een oneindige stilte is present over het sneeuwlandschap. Onder mijn voeten hoor ik de krakende sneeuw en af en toe eronder is het geluid van ijs hoorbaar. Op sommige plaatsen is de sneeuw vast genoeg om er in te stappen. De zon is aanwezig en zorgt ervoor dat het in witte weerkaatst en mij af en toe verblind. Mijn lippen voelen ruw aan, nooit bij stilgestaan dat ook in de winter een minimum bescherming voor de huid noodzakelijk is. In de verte komt er een laag grijze wolken aan. Oho, zou het weder dan toch veranderen! Gelukkig niet, ik zie de wolken mooi op mijn zijkant blijven en wandel verder traag en zeker de hoogte in richting de zon.
Op bepaalde momenten en totaal onverwachts zak ik in de sneeuw tot aan mijn knieën. Daar sta ik dan vast in de sneeuw. Hihi, en ook al is het fysiek pittig, mijn innerlijk kind weet er telkens met veel vreugde uit te komen. Het is als op een roetsjbaan waar men zo een op en neer beweging maakt, of wanneer ik als kind in de lucht werd gegooid en mijn buik voelde kriebelen.
En als ik dan ook besef hoeveel keer ik vandaag heb geknield, ik denk genoeg voor gans mijn leven.

In Aubrac hou ik een pauze na de intentieve wandeling. Een vrouw spreekt me aan, “Daar is de bar misschien open… . En zo niet ik heb een warm drankje met gember”. “Dankjewel ik ga even kijken.” Na wat rond draaien zet ik me neer op een stenen bank, trek mijn schoenen uit en broekspijpen. Sluit mijn ogen en geniet van de zon en lichamelijke rust. “Je hebt geen geluk geluk. Geen enkele bar is open. Heb je een drinktas dan schenk ik je iets warms in”, roept de vrouw. Op mijn blote voeten ga ik naar haar toe. Staan wat te praten en nemen verder elk onze weg.

Een kalfje volgt me in de weide. Ik praat er tegen. De boer komt mijn richting uitgewandeld en zegt, “Ik heb schrik dat ze je zal volgen. Het is haar eerste keer dat ze buiten is straks mag ik ze in St.Jacques halen!” Ik zal aan de binnenkant wandelen van de weg dan ziet ze me niet. De koe staat lager in veld. “Merci” en we steken de hand op.

De avondzon schijnt op mijn snoet. De vogel zingt zijn avondlied. Een licht briesje kondigt de frisheid van de avond aan. Het wordt wat kouder. Met een stukje verse gember en een wat vlottere pas stap ik mijn laatste kilometers. Even flits ik terug naar het moment dat ik in Bolivia was met kletsnatte voeten op de Salar d’Uyuni. Eenmaal de zon onder voelen de natte voeten ijskoud aan.
Gelukkige draag ik vandaag wollen kousen, nat of niet in beweging heb je altijd warm.
Aangekomen bij Nadège zie ik Willy en Arsène. Aan de openhaard in huiselijke sfeer delen we de avondmaaltijd.

Klik HIER voor bewegend beeld

Klik HIER voor meer beelden.

Crowdfunding au profit de la maladie de Charcot

‘Quand la buse me montre le chemin’ – un pèlerinage à travers la Belgique.

Quatre-vingts jours part toutes les églises Saint-Jacques de Belgique.

Le livre est en faveur de la recherche sur la Maladie de Charcot, asbl Jacobus et Vipassana.

Le livre sera imprimé en français et néerlandais

Merci pour votre aide, pour votre soutien et/ou de parler avec autant de personnes que possible.

Merci,
Cordialement,

Jasmine

Hebben

DSCF5224

Bosanemoon

24 april – Vanuit Cravant is er onmiddellijk een stevige klim doorheen het bos. De smalle weg voelt voor mij wat beangstigend aan. De dichte begroeiing rondom en boven mij geven mij een beklemmend gevoel. Rechts, noch links is een uitweg. Spinnenwebben komen op me kleven. Kleven hmmm. Ik hou niet van iets die kleeft. Ik sluit even mijn ogen en adem diep in en uit. Ik ontwar mij uit dit kluwen en kom na één uur uit het op een open veld. Wat verder kom ik terug Kees en zijn vrouw tegen. De drukte van het kontakt stelt me ook hier op de proef. Niet eenvoudig! Het lukt wel. De bosanemonen hebben plaats gemaakt voor de Orchideeën,  Viola Odorata en de Epimedium. Het onderwerp materie is aan de orde. “Ik heb nog geen tv gemist” hoor ik plots. “Wat we hier voor ons hebben is veel mooier dan de beeldbuis” voeg ik eraan toe. We staan voor een veld van Maagdenpalm. “Meer moet dit niet zijn”meld ik terwijl ik het veld aankijk. Waarop Kees antwoord “Dit zouden we moeten kunnen meenemen in onze tuin”. Ik sta verbaast te kijken. “Hebben, waarom willen hebben. We hebben twee ogen. Kijk en laat deze schoonheid tot je binnenkomen. Neem het in je hart. Dit is toch veel meer dan willen hebben”, deel ik mee.
We blijven wandelen tot 14u30. Tot in een dorpje waar ik om drinkwater vraag. De mensen vragen ons tot waar we nog wandelen.  “Saint Moré”.  “Saint Moré,  mes vous avez déja passer”. Ik begrijp er niets meer van. Ik probeer ook niet verder te begrijpen.  We zijn in Le Jarrie. Mijn namiddag en avond zijn verder gevuld met het helpen van jongeren en het zien van kinderen die stage circus artiest volgen. Ik kreeg een nacht aangeboden in een jongeren centrum. ’s Avonds mag ik met hen aan tafel en bekijk ik nog een optreden van hen.

image

Vertrouwen

Refuge Chablis

Refuge Chablis

23 april – Vandaag een zonnige warme dag. Een dag waar ik plots met vijf pelgrims op stap ben. Onderwerpen langs de weg: de geschiedenis van Frankrijk, Nederlandse bieren ( neen, neen geen Belgische) en natuurlijk Franse wijnen. Hoe kan het anders in de streek van de Chablis. Om 15 uur kom ik aan in Cravant. Aan het begin een waterloopje, lavoir… Mijn schoenen gaan uit en sta heel snel met mijn benen in het water, ohhh dat doet goed. Mijn voeten zijn hier super tevreden mee.
Richting het gemeentehuis en vragen om een pelgrim plaats. Niets. Allé, wel iets alleen was het duidelijk dat pelgrims hier geen plaats hebben in de gemeente.  Ik wandel  het dorp door. Een dorp met gezellige hoekjes. Recht over een fontein ga ik op een terras zitten.  Ik blijf er een ganse namiddag zitten. Ik geniet ondertussen van de zon en de fijne gesprekken. 17 uur komt er mij plots iemand vragen ” Vous avez déja un endroit pour dormir”? “Euh, non…. Op de juiste plaats, op het juiste moment. Vertrouwen.

Een fossiel

Bernouil

Bernouil

22 april – Een onrustige nacht. 08:00 terug op weg. Ik geniet van de verschillende geuren die extra tot hun recht komen na de regenbui van gisteren. ‘Le Canal de Haute Seine’ maakt plaats voor ‘Le Canal de Bourgogne’. Ik wandel een klein charmant dorpje binnen. Voor mij op de weg vele steentjes. Met 10 kg op de rug buig ik me voorover voor een steentje. Waarom dit ene steentje weet ik niet! Ik neem het in de hand. Een fossiel.  Ik bekijk het, nog eens en nog eens. Het is niet zomaar een fossiel.  Het is er eentje in de vorm van een Sint-Jakobsschelp.  Gevonden op enkele voetstappen van de kerk Saint-Jacques-le-Majeur in Bernouil. Een bijzondere kerk gebouwd tussen 1634 en 1643 in de vorm van een klavertje vier. In de straat van St. Jacques. Voor mij een pelgrim. Het kleine puntje in de verte wordt alsmaar groter. Na een eindje wandelen we naast elkaar. Rob is zijn naam. Mijn dag eindigt in Chablis. Waar ik heel snel plaats neem op een terras,  schoenen uit, iets fris. Oef…. ’s Avonds overnacht ik in een gebouw die vroeger dienst deed als seminarie, school. Vandaag worden er pelgrims opgevangen. De tijd bleef er stilstaan. Ook voor de bedden 😉 Ik voel me net op internaat.

Refuge Pelerin-Chablis

Refuge Pelerin-Chablis