Huid

image

De Spiegel. Mijn lichaam. Een traan rolt over mijn wang. Ik voel van binnen iets veranderen. Alsof er bij iedere traan iets nieuws komt. De tranen blijven vloeien. Een mengeling van diep intens verdriet en tezelfdertijd  van opluchting.

Ik zie me staan, er is oogcontact. Het is dubbel. Alsof er ook een afstand is tussen ik en ik. Toch voel ik mezelf, intens voelen. Ik kan het niet uitleggen. Ingewikkeld. Verwarrend.  Ik kan het geen plaats geven. Het is vluchtig. In die vluchtigheid weet ik dat daar het antwoord ligt. Welk antwoord? Ik ben nieuwsgierig. Het is niet voor vandaag. Morgen misschien!

Iedere dag sta ik een lange tijd voor de spiegel. De eerste keer is ’s morgens voor het ontwaken. Ik sta te kijken of er evolutie is. Alsof er plots een bloemenveld op mijn huid te zien zou zijn. Met mijn vingertoppen en wat Traumeel wrijf ik langzaam over de wonden om mijn onderhuidse pijn te verzachten. Een uurtje nadien sta ik nogmaals voor die zelfde spiegel om mij klaar te maken voor de dag die komt. Deze keer wrijven mijn vingertoppen olie op mijn littekens, een mengeling van Helycrysum, Rosa Damascus, Rozemarijn. Heel voorzichtig breng ik een druppel op de top van mijn vinger en wrijf ik het met zachtheid op de wond alsof het breekbaar is, bijna de broosheid van Kristal. Mijn vingers wrijven langzaam en met veel zorg in cirkelvormige bewegingen.

Hoewel ik voordien ook met zorg omging met mijn lichaam, is het alsof de zorg nu van een totaal andere orde is. Veel dieper, intenser en met veel meer liefde en zachtheid voor mezelf. Een dieper contact. Ik besef dat ik nog nooit op zo een manier omgegaan ben met mijn lichaam. Mijn huid, mijn lichaam is iets kostbaar geworden.

Ik kijk de wond aan die links mijn lichaam in twee verdeeld. Er net boven mijn borst. De vorm, de huid, alsof het er anders uitziet, alsof het nieuw is. Alsof dit deel van mijn lichaam me plots toebehoort. Het is van mij.

Mijn ogen richten zich naar boven. Ik zie rood, rood van mijn ingehouden verdriet en tranen. Het is bijna middernacht. De muren hebben oren. Een traan.

De bank

image

De trein, afgeschaft.
Een bank aan het station. De zon. Een helder blauwe hemel. Mensen komen en gaan.

Een man. Alleen. Oordopjes in de oren, een zonnehoed. Zit te praten.  Af en toe gaan zijn handen mee in beweging.  Zou hij aan het telefoneren zijn!
Verderop een meisje. Een klein zwart bakje in de handen, zwarte oordopjes. Zit af en toe met de handen in haar haren, om nadien haar hoofd te ondersteunen.  Wachtend… Vervelend…onrustig. ..?
Voor me een vrouw, kort geknipt, rode bril. Haar rug toekerend naar haar buurvrouw. Ogen dicht richting de zon.
Naast me een groep daklozen,  verbale communicatie. Een fles wodka,  blikjes bier.

Ikzelf,  papier en pen.
De pijn in mijn lichaam brengt me even terug in de tijd.

Begin 2014. Een vreemd lichaam werd ontdekt in één van mijn organen. Een parasiet. Een beestje die zomaar eventjes 3 grote eieren (cyste) is komen neerleggen. Eén in de linker long, twee in de lever. Vanwaar ze komen is niet te achterhalen en van weinig belang.

Mijn bedenking. Wat ligt erop mijn lever die ik niet gezegd kan krijgen. Met deze zin en een flinke dosis medicatie stapte ik de Camino.  (Voor alle duidelijkheid dit was niet de reden waarom ik de camino ben gaan wandelen).

De bedoeling van de medicatie was het inkrimpen en afsterven van de cyste. Alleen besliste het beestje er anders over.  Het groeide van twee centimeter binnen drie maand.  Al snel werd het me duidelijk dat een operatieve ingreep zich liet opdringen.

Terwijl ik dit neerpen ben ik herstellende van de long operatie.  Met groot succes werd de cyste verwijderd zonder aan het gezond weefsel te moeten komen. Op-ge-lucht.

De operatie verliep naar mijn weten en gevoel naadloos. (Zonder mijn rits mee te rekenen die mijn lichaam rijker is geworden).

Een ingrijpende gebeurtenis met veel beketenis voor me.
Zijn die cysten er gekomen om mij een les te leren?  Neen! Het zou straffend zijn indien ik een ja zou antwoorden.  (Hoe snel hebben we niet de neiging onszelf te straffen, in een negatief licht te plaatsen). Ze waren er gewoon en al heel lang
De tijd was rijp, rijp om te verdwijnen.
Rijp om eindelijk te uit-en .

Ik sta stil bij de beperking die mijn lichaam mij aangeeft.  De beperking wordt een tool. Een tool dat ik in zachtheid gebruik en anders te doen dan wat ik al altijd gewoon ben geweest uit overleving.

De pijn brengt me in kramp. Ik span me op als afscherming om geen pijn te moeten voelen waardoor ik afstand neem van mijn voelen. Ik sta in hardheid. Net door dit systeem toe te passen die al jaren in mijn lichaam gekend is weiger ik mezelf tot leven.
Dit is nou juist wat ik niet meer wil,  het niet mogen zijn.

Samen met de pijn ga ik in ontspanning staan. Ik accepteer.  De pijn vervaagd. Plaats voor zachtheid.  Hoe verder ik hier ga in staan hoe meer ik besef dat afscherming overbodig wordt.  Mijn zelfvertrouwen groeit. Angst voor pijn verdwijnt. Ik kom in mijn eigen kracht te staan.

Ik sluit mijn ogen en ga naar binnen. Ik beweeg. Kleine bewegingen. Ze voelen zelfzeker en krachtig.  Wat voelt het fijn! De rijkdom van mijn lichamelijke beperking.

In kleine zachte krachtige bewegingen blijf ik bij mezelf.  In plaats van grote sterke harde bewegingen waar ik mezelf verlies.

Mijn lichaam roept inwendig naar uiting. Met een zekere vanzelfsprekendheid opent mijn klankkast zich. Geluiden komen van diep uit de buik en vibreren zo een weg naar buiten. Dankzij de vibratie kan ik eindelijk -uitspuwen. Mijn longen krijgen ruimte. Het geloof in mezelf blijft groeien.

En het niet gezegd krijgen is alvast verdwenen met de cyst 🙂

De bank. Het zit goed.  Mijn onderrug in de opening van de bank. Mijn rug volgt de golving van de bank. Mijn borstkas krijgt een lichte strekking. Een boog. Ruimte.
Ik sluit mijn ogen.

Ik adem! Ik leef!