Chartres

Labyrinth de Chartres

Texte Français voir 👇🙏

Na bijna twee maanden lopen vanuit Straatsburg ben ik in Chartres aangekomen. De weg stond in het teken van Jeanne d’Arc. Zij bracht mij dichter bij het innerlijke zwaard en ik herkende veel dingen uit haar leven die parallel liepen met mijn eigen onderweg zijn.
De energie van Maria en Aartsengel Michaël was en is heel sterk aanwezig gedurende dit hele traject.

Toch voelde ik tijdens de pelgrimstocht dat er iets ontbrak. Iets wat ik nog nooit eerder zo had ervaren tijdens mijn andere pelgrimstochten. Ik wist niet meteen wat, tot de dag dat ik “de Rosa Mystica” volgde, een namiddag, rond het rozenkransgebed geleid door Anaïs. En alhoewel ik dit reeds had gezien tijdens mijn initiatie. Was dit een hartelijke welkom onderweg.
Al maanden en maanden probeerde ik te begrijpen waarom ik niet in de rozenkrans kon binnentreden. Eerst omdat het voor mij te sterk verbonden was met de katholieke Kerk: net zoals die momenten waarop ik naar de mis ging en mij benauwd voelde. Dan was er ook nog het “willen-moeten”. En op de dag dat ik dat “willen-moeten” losliet, maakte ik plaats voor de acceptatie om het niet te moeten kunnen… en toen kwam het voelen, het gewaarworden. Sindsdien laat de rozenkrans mij niet meer los.

Sinds ik jong was, wanneer men mij vroeg: “Kun je dit?” heb ik altijd “ja” geantwoord, ook al wist ik het nog niet. Dan leerde ik het eerst en begon ik daarna.
Ik moet zeggen dat ik vandaag een beetje genoeg heb van altijd alles te willen kunnen. Dus morgen, als je mij vraagt iets te doen, is het best mogelijk dat er een “nee” volgt.
Een van de dingen die ik onderweg heb geleerd, is dat Zijn belangrijker is dan “moeten doen”. Ik Ben.

Hetzelfde, enkele jaren geleden: ik gebruikte altijd de zin “ik weet het”. Het was een soort bescherming voor het gevoel dat ik had, dat ik minder was dan anderen. Maar met die zin sluit je vaak de verbinding en blijf je alleen in je hoekje. Toen ik dat doorhad, werd mijn leven ruimer. En hetzelfde geldt voor het “doen”.

De avond voor mijn aankomst in Chartres deelde ik met een echtpaar mijn ervaringen van het onderweg zijn. De vrouw en de man keken elkaar aan en zeiden: “zal men het vertellen. ”De man deelde: “Mijn naam is Angelo Michael.”
Op het moment dat ik dat hoorde, was ik blij dat ik naast een muur stond om mij eraan vast te houden, want het schokte mij hevig. Een heel intense gewaarwording tussen mijn bekken en mijn borst. Ik kon niet meer ademen, alsof mijn borstkas te klein was geworden. Daarna kwam de drang om in tranen uit te barsten… maar de tranen kwamen niet. Want in mijn lichaam had ik de ruimte niet.
De volgende dag kreeg ik, als een kleine knipoog, koeken voor onderweg met triskeles erop.

Ik had nog 12 km te lopen om Chartres te bereiken. Meerdere keren kwam ik het getal 22 tegen: onder mijn voeten, tafel 22 riep de ober, op een deur waar ik naar binnen moest. En ik kwam aan in Chartres op 22 augustus, de dag gewijd aan Maria Koningin.

Toen ik de kathedraal binnenging, werd ik naar links getrokken. Ik voelde hetzelfde als in Glastonbury, in de crypte. Ik ging zitten voor Onze-Lieve-Vrouw van de Zuil, tranen stroomden en ik voelde een groot verlangen om mijn rozenkrans te nemen. Wat ik deed.

Deze ochtend liep ik het labyrint. Al heel snel voelde ik mij meegenomen naar een ruimte die veel groter was dan de plek waar ik fysiek was. Ik voelde mij stevig gegrond, uitgelijnd. Er bewoog van alles rondom mij, maar ik voelde heel sterk dat niets mij uit die ruimte kon halen. Bij elke bocht sloot ik mijn ogen om diep adem te halen en verder te kunnen. Op bepaalde momenten begon mijn linkerhand, die op mijn hart lag, te beven.
Het was ongelooflijk: wat een krachtige energie woont er op die plek!
Ik kan je echt aanraden om ooit dat labyrint stap voor stap in volle bewustzijn te wandelen. Ik gebruik bewust het woord in volle bewustzijn, want zo kun je de zegeningen van het labyrint en deze plek ontvangen.

Toen ik uit het labyrint kwam, moest ik gaan zitten. Tranen gleden zacht langs mijn wangen. En opnieuw voelde ik het evenwicht met de horizontaliteit.
Daarna ging ik de persoon die achter mij liep bedanken, voor zijn aanwezigheid.
Na het labyrint voelde ik de weldadige effecten in gans mijn Zijn.

’s Middags volgde ik een rondleiding in de crypte. Aan de noordkant, in de kapel waar zich een kopie bevindt van Onze-Lieve-Vrouw onder de Aarde (de originele Zwarte Madonna werd in 1793 vernietigd door een brand), is er ook een reliekschrijn met een fragment van de sluier van de Maria, die men ook in de bovenkathedraal kan zien in één van de kapellen.
Is het echt een sluier van Maria? Zullen we het ooit met zekerheid weten?
In elk geval, één ding is zeker volgens het onderzoek: het is een doek dat uit het Oosten komt.
Ik was nieuwsgierig waar dat reliekschrijn en de Onze-Lieve-Vrouw onder de Aarde zich bevonden in relatie tot wat ik de eerste dag bij mijn binnenkomst in de kathedraal had gevoeld. De gids bevestigde mij dat het reliekschrijn zich onder Onze-Lieve-Vrouw van de Zuil bevond, wat voor mij mijn gewaarwording verklaarde.

Nog een andere sterke plek voor mij: helemaal beneden, onder het koor, het oudste deel van de crypte. Ik bleef er als een magneet aan een pilaar kleven.

Na alles wat ik hier ervaren heb, heb ik besloten enkele dagen in Chartres te blijven, vooraleer de volgende pelgrimstocht te beginnen: van Camaret-sur-Mer naar Sainte-Anne-d’Auray.

Saint Sacrément dans la crypte. Côte Nord ou ce trouve Notre Dame Sous Terre

Après presque deux mois de marche depuis Strasbourg, je viens d’arriver à Chartres. Le chemin était placé sous le signe de Jeanne d’Arc. Elle m’a approchée de l’épée intérieure et j’ai reconnu beaucoup de choses de sa vie qui étaient parallèles à mon propre cheminement.
L’énergie de Marie et de l’Archange Michel était très présente tout au long de ce parcours.

En pèlerinage, je ressentais pourtant qu’il me manquait quelque chose. Quelque chose que je n’avais jamais ressenti dans mes autres pèlerinages. Je ne savais pas tout de suite quoi, jusqu’au jour où j’ai suivi ‘ la Rosa Mystica’ un après-midi, avec le chapelet animé par Anaïs.
Depuis des mois et des mois, j’essayais de comprendre le pourquoi du chapelet, pourquoi je n’arrivais pas à entrer dedans. D’abord parce que, pour moi, il était trop associé à l’Église catholique : comme ces moments où j’allais à la messe et où je me sentais coincée. Puis il y avait le ‘ vouloir-devoir’ . Et le jour où j’ai lâché ce ‘vouloir-devoir’, j’ai fait place à l’acceptation de ne pas savoir faire… et alors le ressenti, la conscience, la présence s’est installé. Depuis, le chapelet ne me quitte plus.

Depuis toute jeune, quand on me demandait : ‘Tu sais faire cela ?’ , j’ai toujours répondu oui, même si je ne savais pas encore. Alors je m’instruisais avant de commencer.
Je dois dire qu’aujourd’hui j’en ai un peu assez de vouloir tout savoir faire. Donc demain, si vous me demandez de faire quelque chose, il est bien possible qu’un ‘non’ suive.
Une des choses que j’ai apprises dans mon cheminement, c’est qu’Être a plus d’importance que de ‘ devoir faire’ .

Je Suis.

C’est comme il y a quelques années : j’utilisais toujours la phrase ‘je sais’. C’était une sorte de protection pour le sentiment que j’avais, celui d’être moins que les autres. Mais avec cette phrase, bien souvent, on ferme la connexion et on reste seul dans son coin. Quand j’ai compris cela, ma vie s’est élargie. Et c’est la même chose avec le ‘faire’.

La veille de mon arrivée à Chartres, je partageais avec un couplé mon cheminement. La dame et le monsieur se sont regardés et ont dit : “On raconte, on le dit. “Le monsieur a partagé :” Je m’appelle Angelo Michael.”
Au moment où j’ai entendu cela, j’étais contente d’être à côté d’un mur pour m’y tenir, car cela m’a fortement secouée. Un ressenti très intense entre mon bassin et ma poitrine. Je n’arrivais plus à respirer, comme si ma cage thoracique était devenue trop petite. Puis l’envie d’éclater en larmes est montée… mais les larmes ne sortaient pas.
Le lendemain, comme un petit clin d’œil, je recevais des biscuits avec des triskèles.

Il me restait 12 km à faire pour arriver à Chartres. Je suis tombée plusieurs fois sur le nombre 22 : sous mes pieds, le garçon qui disais table 22, sur une porte où je devais entrer. Et je suis arrivée à Chartres le 22 août, jour dédié à la Vierge Marie Reine.

Quand je suis entrée dans la cathédrale, j’ai été attirée vers la gauche. J’ai ressenti la même chose qu’à Glastonbury, dans la crypte. Je me suis assise devant Notre-Dame du Pilier, des larmes ont coulé et j’ai ressenti un grand élan de prendre mon chapelet. Ce que j’ai fait.

Ce matin, j’ai marché le labyrinthe. Très vite, je me suis sentie entraînée dans un espace bien plus vaste que le lieu où je me trouvais. Je me sentais bien ancrée, alignée. Cela bougeait de tous les côtés autour de moi, mais je ressentais très fort que rien ne pouvait me sortir de cet espace. À chaque tournant, je fermais les yeux pour prendre une grande respiration et pouvoir continuer. À certains moments, ma main gauche posée sur mon cœur s’est mise à trembler.
C’était fou : quelle énergie puissante habite ce lieu !
Je peux vraiment vous conseiller, un jour, de cheminer ce labyrinthe en pleine conscience, pas à pas, pour un véritable cheminement intérieur. J’utilise bien le mot « cheminement », car c’est ainsi que l’on peut recevoir les bienfaits du labyrinthe et de ce lieu. Pas comme si l’on allait se promener en ville pour faire les étalage.

Quand je suis sortie du labyrinthe, il m’a fallu m’asseoir. Des larmes ont glissé doucement le long de mes joues. Et j’ai ressenti de nouveau l’équilibre avec l’horizontalité.
Puis je suis allée remercier la personne qui marchait derrière moi, pour sa présence.
Après le labyrinthe, j’ai ressenti les bienfaits dans tout mon être.

L’après-midi, j’ai fait une visite de la crypte. Arrivée du côté nord, dans la chapelle où se trouve une copie de Notre-Dame sous Terre (la Vierge noire brûlée en 1793), il y avait aussi un reliquaire contenant un fragment du Voile de la Vierge, que l’on peut également voir dans la cathédrale haute.
Est-ce vraiment un tissu de la Vierge ? Pourra-t-on un jour le savoir avec certitude ?
En tout cas, une chose est sûre d’après les recherches : c’est un tissu venu d’Orient.
J’étais curieuse de savoir où se trouvaient le reliquaire et cette Vierge par rapport à ce que j’avais ressenti le premier jour en entrant dans la cathédrale. Le guide m’a confirmé que le reliquaire était placé sous Notre-Dame du Pilier, ce qui expliquait mon ressenti.

Un autre lieu fort pour moi : tout en bas, sous le chœur, la partie la plus ancienne de la crypte. Je suis restée collée à un pilier comme un aimant.

Après tout ce que j’ai ressenti ici, j’ai décidé de rester quelques jours à Chartres avant d’entamer le prochain pèlerinage, de Camaret-sur-Mer à Sainte-Anne-d’Auray

Jeanne d’Arc

Jeanne d’Arc – Montmartre

Texte Français 👇🙏

Een jaar geleden zat ik ergens op een terras samen met pelgrims die de weg van Saint Michel hadden gestapt.
Toen deelde ik: “Voor wie zin heeft en een volgende pelgrimstocht wenst te ondernemen: ik nodig jullie uit op de weg van Jeanne d’Arc.”

Dit was de tweede tocht die mij vorig jaar werd gevraagd om uit te stippelen voor les 7 routes, dat toen in elkaar aan het storten was.
Zowel bij Saint Michel als bij Jeanne d’Arc voelde ik een aantrekking en was het voor mij een evidentie om deze wegen te gaan stappen.
Saint Michel kon ik plaatsen, maar Jeanne d’Arc… wie was zij, wat was haar verhaal?

Wat voor sommigen geen succes was, omdat men de tocht beoordeelde op ‘hoeveelheid’ en uiterlijk, was voor mij heel verrijkend. Het zaadje dat toen werd geplant, heeft inmiddels zijn vruchten gedragen.

Elke pelgrimstocht heeft zijn waarde wanneer je bewust onderweg bent.
Hoe dichter ik bij Domrémy kwam, hoe meer ik begreep waarom ik op de weg van Jeanne d’Arc was.
Het eerste wat mij raakte, was haar verbondenheid met de aartsengel Michaël.
Daarna het zwaard – niet als teken van oorlog, maar als symbool om in je eigen kracht te staan, je juiste plaats in te nemen en trouw te blijven aan je eigen weg, zonder je te laten beïnvloeden.

Haar soevereiniteit, haar trouw zijn, bleef ze bewaren, zelfs tot op de brandstapel. Van jongs af aan volgde zij haar eigen weg.

Sinds het ontstaan van JT’M ben ik een paar keer uitgedaagd geweest.
Telkens ging het erom dicht bij mezelf te blijven, trouw aan mezelf – aan mijn weg en aan wat mij wordt getoond.
Te blijven staan daar waar ik voel dat de plaats mij toekomt, niet vanuit ego, maar vanuit het recht te bestaan gevoed door mijn vuur.
Te blijven staan in wat voor mij ‘juist’ aanvoelt, zonder mij te laten beïnvloeden door bewegingen die onzuiver voelen of waar een verdoken agenda achter schuilt.
Dat zorgde ervoor dat wat geen plaats had, vanzelf verdween in het onderweg zijn.

Een paar keer heb ik het zwaard heel duidelijk gevoeld – zelfs nog op de laatste dag, 15 augustus, toen men mij, zogenaamd omwille van ‘veiligheid’, vroeg om plaats te nemen achter een wagen tijdens een processiestoet, in plaats van naast het beeld van Thérèse de Lisieux en Jeanne d’Arc.
Dat had totaal niets met veiligheid te maken, maar alles met protocollen en de dynamieken die zich achter mij afspeelden.
Mijn “nee” ontsprong, kort en krachtig, gedragen door mijn vuur en in de vloeiendheid en zachtheid zoals een ontluikende waterbron, bleef ik staan, precies daar waar ik hoorde te zijn.

Aangekomen aan de Notre-Dame voelde ik dat mijn opdracht rond JT’M vervuld en afgerond was.
Mijn persoonlijke weg bleef echter open en voelde de behoefte om door te stappen naar Chartres.

In dankbaarheid voor deze weg, en voor allen die eraan hebben deelgenomen, die aanwezig waren, die hun deur en hun hart hebben geopend, die het aandurfden hun kwetsbaarheid te tonen…

Jeanne d’Arc in de kerk van Chevreuse

Il y a un an, j’étais assise à une terrasse, entourée de pèlerins qui venaient de marcher le chemin de Saint Michel.
C’est alors que j’ai prononcé ces mots : « Pour ceux qui en ont le désir, je vous invite à entreprendre le chemin de Jeanne d’Arc. »

C’était le deuxième itinéraire que l’on m’avait demandé de tracer l’an dernier pour les 7 routes, qui à ce moment-là était en train de s’effondrer.
Autant pour Saint Michel que pour Jeanne d’Arc, j’ai ressenti une profonde attirance. Il m’était évident d’emprunter ces chemins.
Saint Michel, je pouvais le situer. Mais Jeanne d’Arc… qui était-elle ? Quelle était son histoire ?

Pour certains, ce pèlerinage n’a pas été vécu comme un succès, car on le jugeait en termes de « quantité » et d’apparence.
Pour moi, au contraire, ce fut une expérience profondément enrichissante. La semence plantée alors a depuis porté ses fruits.

Chaque pèlerinage possède sa valeur propre, à condition d’être vécu en conscience.
Plus j’approchais de Domrémy, plus je comprenais pourquoi j’étais sur le chemin de Jeanne d’Arc.
La première chose qui m’a touchée, c’est son lien avec l’archange Michel. Puis vint l’épée – non pas comme signe de guerre, mais comme symbole de force intérieure : prendre sa place, rester fidèle à sa voie, sans se laisser influencer.

Ce qui me touche le plus, c’est sa fidelite, elle l’a préservée jusqu’au bûcher. Dès son plus jeune âge, elle a suivi son propre chemin, restant fidèle à son appel.

Depuis la naissance de JT’M, j’ai moi-même traversé plusieurs épreuves.
Il s’agissait toujours de rester proche de moi-même, fidèle à mon chemin et à ce qui m’était montré.
De tenir debout là où je sentais que ma place était juste – non par ego, mais par droit d’exister, d’être-rester ancrée dans ce qui me semblait « vrai », sans me laisser entraîner par des mouvements qui sonnaient faux ou portaient une intention cachée.
Ainsi, ce qui n’avait pas sa place disparaissait naturellement du chemin.

J’ai senti l’épée à plusieurs reprises – jusque dans les derniers instants, le 15 août, lorsque l’on m’a demandé, soi-disant pour des raisons de « sécurité », de marcher derrière un véhicule lors de la procession, au lieu d’avancer aux côtés des statues de Thérèse de Lisieux et de Jeanne d’Arc.
Mais cela n’avait rien à voir avec la sécurité. C’était lié aux protocoles et aux jeux qui se jouaient derrière moi.
Mon non jaillit, bref, porté par le feu intérieur. Dans la fluidité de l’eau, je suis restée là, exactement où je devais être.

Arrivée à Notre-Dame, j’ai ressenti que ma mission en lien avec JT’M était accomplie et pouvait être clôturée.
Mon chemin personnel, lui, restait ouvert. Je resentais que mon chemin continué jusque Chartres.

Dans la gratitude pour ce chemin, et pour tous ceux qui y ont participé, qui étaient présents, qui ont ouvert leur porte et leur cœur, qui ont osé montrer leur vulnérabilité…

Le Triskèle

À l’ombre de la cathédrale de Reims, je suis assise sur un bloc de béton, le regard posé sur le vide.
Dans un verger tout proche, une colombe cherche prudemment son équilibre sur une branche qui oscille.
La lumière joue à travers les feuilles, projetant sur le sol des ombres dansantes, et quelque chose en moi suit ce rythme silencieux.

En pensée, je porte mon attention sur toutes les personnes que j’ai déjà rencontrées. Ce qui me frappe, c’est la fluidité avec laquelle, presque à chaque fois, dès la première porte, j’ai été accueillie.

Une rencontre en particulier reste gravée en moi.
Dans un petit village des Vosges se trouvait une maison dont la porte était déjà ouverte.
La façade, dans de douces teintes pastel, portait sur chaque rebord de fenêtre des fleurs colorées qui captaient la lumière.

J’ai sonné.
Une femme est venue à la porte, les mains couvertes de terre, aux pieds des sabots de plastique verts.
Elle m’a regardée — ouverte, silencieuse, attentive.
Lorsque je lui ai demandé un abri, elle a pris le temps. Du temps pour écouter, du temps pour ressentir. J’aime cela.
« Oui, je peux vous accueillir. Mais pas tout de suite, j’ai encore quelques petites choses à faire », m’a-t-elle dit.
« Que diriez-vous si je reviens vers 19 h ? »
« Oui, très bien. » Ainsi, nous avons convenu d’un rendez-vous.

En attendant, j’ai arpenté le village à la recherche de la clé de l’église.
Je suis arrivée dans une ferme tenue par un jeune couple avec six enfants.
Grâce à la jeune femme, j’ai pu visiter l’église, qui m’a semblé plutôt être une grande chapelle.
Une chapelle restée dans son jus, comme on dit en France : les murs de bois rongés par l’humidité, et quelques toiles d’araignée qui s’accrochaient à mon sac à dos.
Ensuite, j’ai eu droit à une visite de l’étable.
J’ai été étonnée de voir l’évolution de la traite des vaches : tout était automatisé.
Chaque vache portait un émetteur relié à un robot qui la trayait.
La vache savait trouver le robot, et le robot savait exactement quand il devait s’arrêter.
Un avantage pour cette mère de six enfants, qui n’avait plus à se lever à l’aube et disposait de plus de temps pour sa famille.
Et pourtant, je sentais aussi une distance grandir entre l’homme et l’animal : l’ordinateur avait pris la place.

J’ai savouré la scène où le plus jeune de la famille jouait dans le foin, tandis qu’une vache, avec ses longs cils, observait l’enfant d’un an avec une curiosité silencieuse.

À 19 h, je suis revenue à la maison aux fenêtres fleuries.
Invitée à la table du dîner, mon regard a été attiré par un symbole : le triskèle.
Ce même symbole avait fait partie de mon chemin en 2018, m’ayant guidée vers trois lieux liés à l’archange Michel sur le continent européen : Monte Sant’Angelo – Sacra di San Michele – Mont Saint-Michel.

Le lendemain matin, au petit-déjeuner, notre conversation a glissé vers la foi.
Eux, tous deux athées, m’écoutaient avec attention lorsque je racontais mon pèlerinage de 2018.
Après mon récit, la femme me dit : “Mon deuxième prénom est Michel. Et celui de mon mari aussi.”
Un silence a suivi. Nous nous sommes regardés, nos yeux brillant.

Je poursuivis avec mon expérience du corbeau à Glastonbury.
Depuis, quelque chose continuait de me travailler : peu après mon récit du corbeau, Anaïs m’avait partagé une expérience semblable qu’elle venait de vivre avec le même oiseau.
Je sentais que ce partage voulait me dire quelque chose.
Le sens restait en surface même si j’avais compris la phrase ‘le corbeau est passé sous ma jupe, je n’ai pas pu le retenir, il fallait que je le laisse partir’  je sentais qu’elle n’était pas encore pleinement intégrée.

Sur le chemin du retour vers la Belgique, cela revenait régulièrement à la surface.
Mais là, à leur table, il se passa quelque chose : les mots prirent vie.
La phrase s’animait dans le fait de la raconter, dans le fait de m’entendre moi-même la dire.
Cette fois, elle entrait vraiment en moi.
En même temps, je pris conscience qu’un éveil se produisait à l’intérieur.
L’extérieur et l’intérieur se touchaient.

Soudain, je ne pus plus rien dire, submergée par une sensation de joie intense.
J’entendis : Je te donne des ailes, tu peux t’envoler.
Et je les vis, mes ailes, se déployer.
J’étais sans voix et je remerciai les deux personnes à table pour leur écoute et leur partage.
Il m’apparut clairement qu’Anaïs avait été le canal de ce message, tout comme le prêtre, quelque part haut dans les Apennins, au cœur de l’Italie, m’en avait transmis un autre, autrefois, avant de s’éclipser.

La femme se leva et s’absenta un instant.
Lorsqu’elle revint, son mari parlait de ce qui se passait dans sa vie.
Soudain, elle me demanda de tendre la main.
Elle y déposa un collier avec un pendentif qu’elle avait fabriqué elle-même : un triskèle.
J’en fus profondément émue, et nous nous sommes pris l’un, l’autre dans les bras.

Le Triskèle

In de schaduw van de kathedraal van Reims zit ik op een blok beton, mijn blik rustend op het niets.
In een boomgaard vlakbij zoekt een duif voorzichtig haar evenwicht op een wiegende tak.
Het licht speelt door de bladeren en zorgt voor dansende schaduwen op de grond, ik volg dat stille ritme.

In gedachten breng ik mijn aandacht bij alle mensen die ik reeds heb ontmoet. Wat me opvalt, is hoe vloeiend het telkens weer gaat om al bij de eerste deur te worden ontvangen.

Eén ontmoeting draag ik bijzonder in mij.
In een klein dorp in de Vogezen stond een huis met open deur.
De gevel droeg zachte pasteltinten, en op elke vensterbank stonden kleurrijke bloemen.

Ik belde aan. Toen kwam een vrouw naar de deur. Haar handen zaten onder de aarde en aan haar voeten droeg ze groene, plastic tuinklompen.
Ze keek me aan — open, stil, voelend.
Toen ik vroeg om onderdak, nam ze tijd. Tijd om te luisteren, tijd om te voelen. Daar hou ik van.
“Ja, ik kan je ontvangen. Wel niet direct, ik heb nog het een en ander te doen’,deelt de vrouw.” Hoe voelt het voor je als ik rond 19u terugkom?”” Ja, heel goed”. En zo kwamen we tot een afspraak.

Tot die tijd wandelde ik door het dorp, op zoek naar de sleutel van de kerk. Ik kwam terecht op een boerderij die werd gerund door een jong koppel met zes kinderen. Dankzij de jonge vrouw kon ik de kerk bezoeken, die me eerder een grote kapel leek te zijn. Een kapel nog in haar jus, zoals we dat in Frankrijk zeggen. De houten wanden waren door het vocht aan het rotten en sommige spinnenwebben bleven aan mijn rugzak kleven.
Nadien kreeg ik een rondleiding door de koeienstal. Ik stond verbaasd over de evolutie van het koeienmelken: alles was geautomatiseerd. Elke koe droeg een zender, verbonden met een robot die haar molk. De koe wist de robot te vinden en de robot wist precies wanneer hij moest stoppen.
Een voordeel, voor de moeder met zes kinderen: ze hoeft niet meer vroeg uit de veren en heeft nu meer tijd en ruimte voor haar gezin.
En toch voelde ik een kloof groeien tussen mens en dier, de computer had de plaats ingenomen.

Ik genoot van het tafereel waarin de jongste van het gezin in het hooi speelde, terwijl een koe met haar lange wimpers met stille nieuwsgierigheid naar de eenjarige keek.

Om 19u keerde ik terug naar het huis met de fleurige gevel.
Toen ik aan tafel werd uitgenodigd voor het avondmaal, viel mijn oog op een symbool op tafel: le triskèle. Het symbool dat in 2018 deel uitmaakte van mijn weg en mij toen leidde naar de drie plaatsen rond de aartsengel Michaël op het Europese vasteland: Monte Sant’Angelo – Sacra di San Michele – Mont Saint-Michel.

De volgende ochtend, bij het ontbijt, ging ons gesprek over geloof.
Zij, beiden atheïst, luisterden met open oren toen ik vertelde over mijn pelgrimstocht van 2018.
Na mijn verhaal zei de vrouw: ‘Mijn tweede naam is Michel. En die van mijn man ook.”
Er volgde een stilte. We keken elkaar aan en een glimlach werd zichtbaar in onze ogen.

Ik vertelde verder over mijn ervaring met de kraai in Glastonbury. Er was nog iets wat me sindsdien bezighield: kort na mijn verhaal over de kraai kwam Anaïs naar me toe om iets te delen over een gelijkaardige ervaring die zij kort ervoor had meegemaakt met dezelfde vogelsoort.
Ik voelde dat dit delen mij iets wilde zeggen. De betekenis bleef aan de oppervlakte; ook al had de zin begrepen ‘de kraai kroop onder mijn rok, ik kon de kraai niet vasthouden, ik moest hem loslaten’ maar ik voelde dat de zin nog niet volledig was geïntegreerd.

Op de terugweg naar België kwam het steeds weer boven.
Maar daar, aan hun tafel, gebeurde er iets: de woorden werden levend. De zin werd levend in het vertellen en bij het zelf luidop te horen. Het kwam deze keer wél binnen. Tegelijk werd ik me bewust dat er iets van binnenuit wakker werd. Buiten en binnen raakten elkaar.

Plots kon ik niets meer zeggen, omdat ik een intens vreugdevolle gewaarwording had.
Ik hoorde ‘ik geef je vleugels, je mag gaan.
En ik zag ze, mijn eigen vleugels, zich uitvouwen.
Ik was sprakeloos en dankte de twee mensen aan tafel voor hun luisterend oor en hun delen.
Het werd me duidelijk dat Anaïs het kanaal was voor deze boodschap, net zoals de priester ergens hoog in de Apennijnen, midden in Italië, destijds een boodschap had doorgegeven en toen verdween.

De vrouw stond op en verdween even.
Toen ze terugkwam, was haar man iets aan het vertellen over wat er in zijn leven gebeurde.
Plots vroeg ze mij mijn hand uit te steken. Ze legde er iets in: een ketting met een zelfgemaakte hanger, een triskèle. Ik werd geraakt. En we gaven elkander een dikke knuffel.