Cahors

Zittend op een balcon met uitzicht op de woestijn ga ik even terug in gedachten naar mijn laatste twee dagen van mijn wandelende pelgrimstocht richting Cahors. Ik ben gewaar dat zolang ik deze tocht in schrijven niet beëindig ik niet vrij ben in het Nu om wat hier is in Egypte neer te pennen. Ik neem jullie dus nog eventjes terug mee in de tijd…

Montfaucon. Ik verlaat het dorp in gezelschap van André. Het was een fijn gezelschap en avond samen met zijn vrouw en vrienden. Hij wijst me wat de weg in het dorp. We stappen samen een bio winkel binnen en ik trakteer hem op wat lekkers. En dan is het tijd van afscheid of eerder au re-voir.

Ik wandel verder de natuur in. Pas tegen de avond kom ik aan het eerste dorpje van de dag, Cras. Ik bel het nummer op die aan de deur hangt van het gemeentehuis. Aan de andere kant van de lijn heb ik de burgemeester. Een kwartier later kkmt hij aangereden met zijn kleinzoon en opent de feestzaal waar ik mag installeren voor de nacht.

Na een goede nachtrust verlaat ik de zaal. Ik draai me nog eens om, bedank de ruimte en sluit de deur. De vrieskou van deze nacht bracht de natuur een prachtige frisse lichtblauw tint die over de aarde ligt. Ik wandel langs het kristalhelder water van de rivier ‘La Rauze’
De buxusbossen zien eruit alsof een lang elegant gewaad dragen van mos. Het brengt hen mysterieuze vormen … lang uitgerekte bidsprinkhanen, krekels… fantasie genoeg… En eigenlijk beetje spookachtig. Ik waag me zo in één of ander sprookje uit mijn jeugd.
Een ree springt voor me uit. Het is even schrikken.

Voor ik Cahors bereik heb ik nog een overnachting bij Chantal en Gilles. Ik ontmoette Chantal in een café en stelde me voor om bij hen te overnachten in ‘La chambre de même’, zoals zij de kamer noemen. Na een fijne babbel met Chantal komt Gilles thuis. Aan zijn non-verbaal gedrag zie en voel ik dat hij wat onwennig is met de situatie en hij me in zijn zetel aantreft. Een tal van vragen komen naar meheen. Ik voel me er heel vrij in om ze te beantwoorden en ik ben daar heel vaak heel open in. Want hoe kan iemand anders zich goed voelen als men een muur rond zich plaatst.
Na ik in het kort vertelde over mij thuissituatie om iets te duiden in mijn tocht zegt Gilles, “als je zo telkens op weg bent dan is dat toch omdat je van iets wegvlucht, je familie, je verleden.” “Oh, neen hoor. Eerst en vooral waarom zou ik moeten vluchten van iets die niet van mij is, mij niet toehoort. Het is een illusie dit te denken dat men van iets kan weglopen, want alles komt altijd vroeg of laat terug. Wat er vooral is en meer en meer aanviel is dat ik er de wijde landschappen, de openheid, de lange vergezichten, de natuur, de gezonde lucht mis. En ook gewoon omdat het leven me vandaag deze vorm van leven schenkt die me voldoening brengt. Zelf ben ik altijd iemand geweest die problemen durf onder ogen zien en er niet van weg loop, wat niet voor iedereen in dank werd afgenomen. Ik heb me leren los maken wat mij niet toehoort, wat niet van mij is, ik zeg neen tegen agressiviteit, loop ik ervan weg neen. Nooit geweest, ook al was het soms hard te verduren. Ik ben er blijven in staan in wat voor mij juist aanvoelde. Ik stelde mijn grenzen ook al kwam er dan geweld. Het onder ogen durven zien alsook mezelf in de spiegel willen bekijken, hebben ervoor gezorgd en ik durf zelf te zeggen, dat ik vrij ben.” Zijn vraag vertelde eigenlijk meer over zichzelf en hoe hij in het leven staat, dan mijn manier van leven. Maar dat was ok.

Sedert gisteren voel ik wat stramheid in mijn enkel. Ik sta er even bij stil. Hmm, ben ik in iets stram, zet ik in iets mijn tanden, hoe zit het met mijn ‘wil’. Ik vind er geen antwoorden op en laat los. De komende dagen zullen me wel wegwijs brengen.

Langs de Lot, kom ik aan in Cahors. Net voor de brug herken ik de man met zijn prachtige krullend haar, dikke baard en blauwe ogen, de manden vlechter uit Figeac, Nicola. Hij verkocht mij een nieuwe pelgrimspaspoort voor het vervolg van mijn tocht naar Egypte in de voetsporen van Maria Magdalena. “Hey, bijzonder dat ik je hier ontmoet zoveel dagen en kilometers verder.” We wandelen samen tot in het centrum en hebben plezier tot we beiden onze eigen weg verder zetten. Ikzelf richting de apotheek om taping en de overnachtingplaats. Hij met zijn takken onder de arm richting een administratief centra.

Narcissen, krokussen en sneeuwklokjes zijn zichtbaar in de tuinen en brengen kleur aan de stad die omringd is door water. Het sappige Franse zuiders accent is hoorbaar in de straten. Hier en daar is reeds Mimosa te bespeuren.

In Cahors beslis ik om 2 dagen rust te nemen voor mijn voet die enige zorg vraagt. De pijn wordt erger, vermoedelijk het begin van een peesontsteking.
Na twee dagen wil ik verder stappen of me toch proberen in beweging te steken maar dan met korte etappes. Helaas, kan ik nog niet vooruit niet enkel omwille van de voet, nu blokkeerde Frankrijk zich en ligt gans het openbaar vervoer plat. Tot 2x toe koop ik een treinticket en wordt deze geannuleerd. Hmm, benieuwd wat me hier in Cahors houdt. De naam Cahors blijft ook klinken in mijn oren hoewel ik het niet kan plaatsen.
Ik laat los en ga in overgave in de gebeurtenissen.

In stap een boekenwinkel binnen en probeer me in te houden om er geen aan te schaffen wetend dat ik tal van ongelezen boeken ergens in een bananendoos heb…. en toch, ik laat me verleiden. Haha… Ik hou van boeken, papier en een mooie pen, mijn tweeling-tweeling kan het blijkbaar niet laten. De keuze van een boek gebeurt altijd intuïtief en dan lees ik het wanneer het moment er rijp voor is. Ik lees hoogstens een boek uit per jaar. Ik kom naar buiten met het boek ‘les cinq piliers de l’ Islam’ van Abdennour Bidar. En of het boek in de bananendoos zal terecht komen. Ik denk het niet al van de eerste pagina weet hij mij te boeien en lees ik al snel tot pagina 31 waar ik ben blijven steken.

Zonder enige vervelendheid van niet te kunnen stappen, geniet ik van de stilte in het niet bewegen, die beweging in mezelf brengt. De Arabische taal horen, op een terras zittend in de zon, het kijken naar het leven en de rust en zorg die mijn voeten nodig hebben doen me inzien hoe ik binnenkort wens de tijd door te brengen in Egypte en vooral het belang ervan.
Deze bewustwording bracht de ene
synchroniciteit na de andere en bevestiging in mijn aanvoelen. Zo kwam ik langs een dagbladhandelaar en lag er een tijdschrift in de etalage over de apocryfe teksten van Marie Madeleine. Met het tijdschrift in de hand terwijl ik slenter door de straten van Cahors, zie ik een korte tekst staan over Champollion. Wanneer ik dan terug mijn aandacht naar de omgeving breng zie ik plots dat ik op de hoek sta van Quai Champollion en place Champollion. Zaligggg.

En is een pelgrimstocht ook niet het leven wandelen. Het is ontwaken, de ogen openen en een innerlijke vreugde voelen in wat voor een situatie men zich ook bevind.
Het is zich openen en open blijven aan alles wat zich aanbied.
Het is het dragen en delen van je vruchten ontstaan door het zaad in die innerlijke vreugde doorheen de jaren het leven.
Het is slapengaan en de nacht ingaan ein dankbaarheid voor wat was, is.

Dus zou ik hier nu schrijven mijn pelgrimstocht eindigt in Cahors. Niets is minder waar, want die is oneindig.

Met volgende tekst die gisteren even voorbij kwam op fb eindig ik mijn tekst.
‘Le vent souffle où il veut : tu entends sa voix, mais tu ne sais ni d’où il vient ni où il va. Il en est ainsi pour qui est né du souffle de l’Esprit’ . (Jn 3, 1-8)

Hier wat beelden…. En nogEn nog

HIER wat bewegend beeld… en HIER

Hiërogliefen

Steen van Rosette

“Goedemorgen Jade goed geslapen”, vraag ik aan de gastvrouw. “Ja, hoor”, deelt de vrouw des huizes en vraagt me om even te herhalen wat ik gisteren deelde.
Ik zong gisteren avond een lied in het Portugees die ik ooit leerde tijdens de Santo Daime.
Na een warme ontvangst verlaat ik met een lichte regen Jade en Thierry richting Figeac. Ik herinner me dat Marine ergens in de buurt leeft. Marine is een Belgische die hier is komen wonen na een pelgrimstocht.
Benieuwd hoe het met haar gaat.

Aangekomen in Figeac ga ik binnen in het toeristisch bureau en vraag ik of er een ontvangst is voor pelgrims. “Alles is gesloten”, zegt de vrouw. Plots denkt de behulpzame dame aan een plaats en belt de eigenaars op. Er is een mogelijkheid na 14 uur. Ik neem het telefoonnummer mee van dd herberg om straks met hen contact te nemen.
Het is middag en ga opzoek om iets te eten, zo hoef ik deze avond niet te koken en kan ik wat aan mijn dagboek schrijven.
Ik stap een restaurant binnen op de hoek van een marktplein niet ver van het toeristische bureau.

Een ober komt naar me toe en doet wat druk. “Je kan daar aan de contoir zitten, je zal snel bediend worden. Je rugzak kan je daar in de hoek zetten, zo zal het niemand storen”,zegt de man voor ik enige tijd heb om aan te komen en te voelen. Na mijn handen te wassen en wat uitblazen deel ik aan de ober dat ik niet gehaast ben en ik liever comfortabel op een stoel zit om te eten. “Dit kan lang duren”, zegt de ober, wat verveelt met mijn behoefte. Ondertussen bestel ik iets om te drinken. Een vrouw staat op. ‘Ach, zolang was het nu ook niet’, dacht ik in mezelf. De ober laat twee mensen die na mij binnengekomen zijn de plaats innemen. Beetje verwonderd en door mijn vingers kijkend laat ik het voor wat het is. Kort erna komen twee jonge dames binnen. Une embrassade en ik zie de ober wijzen aan een volgend tafeltje die vrij komt, net naast me. Ik hoor de dames vertellen “die mevrouw is voor”. “Geen zorg “, zegt de man niet wetend dat ik het gesprek had gehoord. De ober achter het contoir had het opgemerkt. “Meneer ik zal niet verder mijn drankje opdrinken. Een keer vind ik ok. Een tweede keer is me teveel. Dit vind ik niet kunnen. A la tête du client apparament “, deel ik vriendelijk aan de man terwijl ik recht sta en mijn rugzak neem . De ober in de zaal probeert zich ervan af te maken en doet alsof zijn neus bloed. Drie mensen aan het contoir zagen het ook gebeuren en bevestigen dat dit inderdaad niet kan. Wanneer ik buiten ben en rustig opzoek ga naar een andere eetplaats, komt de ober na vijf minuten naar me toe, “Ik heb een plaats voor je”, zegt hij. “Neen, dankjewel. En ook al ruikt de keuken heerlijk. Mijn honger is gestild”,terwijl ik hem aankijk. De ober probeert zijn gedrag te verdedigen tot hij er plots uit floept, “Het zijn locals….” hoor ik hem nog zeggen. “Ach, toch nog. Je bevestigd mijn vermoeden, aanvoelen en wat ik je daarnet deelde. Was je eerlijk geweest dan hadden we nog verder in contact kunnen blijven. En had ik misschien nu op je uitnodiging ingegaan. Nu ga ik graag verder iets eten”,deel ik nog voor ik verder stap.
En ja hoor, in een andere zaak in de straat van het toeristisch bureau staat een tafeltje gedekt afsof het op mij stond te wachten en de vriendelijkheid van de obers is een warme welkom.

Kort na 14uur bel ik het nummer op van de herberg. Een vrouw neemt op. Ik stel me voor en leg uit dat ik het nummer had gekregen van het toeristisch bureau. Aan de andere kant van de lijn hoor ik, “Neen, het is niet open. Er is hier niemand. Het is niet mogelijk”. Ik werd gewaar dat ik niet welkom was.

Wat verdwaasd floreer ik door het historisch centrum van Figeac voelend wat ik zal doen, stappen of verder zoeken in Figeac. Op een plein is een museum waar ik tal van symbolen, letters zie alsook Egyptische hiërogliefen (Goddelijke woorden genoemd door de Egyptenaren) . Ik stap binnen en vraag wat er te zien is. Het museum is het geboortehuis van Jean-François Champollion, de man die in 1822 de Hiërogliefen kon ontcijferen en die hij later nog verfijnde wanneer hij van Alexandria tot Abou Simbel reisde via alle grote en bekende archeologische sites in Egypte. Een nieuwe wereld gaat open over de beschaving van Egypte na 14 eeuwen stilzwijgen.
Achter het museum het plein waar een kopij ligt van ‘steen van Rosette (=Rachid de naam van de stad waar de steen is gevonden in de Nijldelta, de monding van de de rivier de Nijl in het Noorden van Egypte).

Ik verlaat Figeac en wandel langs een winkeltje waar handwerk wordt verkocht gemaakt door plaatselijke bewoners. In de vitrine valt een dun boekje van gerecycleerd handgeschept papier met een kaft van rode rozen me op. Een grote man, met krullend haar, een gevulde baard en prachtige blauwe ogen zit manden te vlechten op de stoep. Zo van die haren waar je zin zou krijgen om er je vingers door te halen. Hij komt me vergezellen in de winkel. “Mag ik even dit schriftje zien”, vraag ik de man. “Daar zijn er nog”, zegt de man wijzend naar een kastje. Wanneer ik zie dat het schriftje in waaiervorm is, is er voor mij geen twijfel. Dit wordt mijn volgende pelgrimspaspoort richting Egypte, Nag Hammadi.
Nicola, de man die me besteld heeft me zijn visitekaartje in geval ik niets zou vinden om te overnachten. Zijn blauwe ogen blijven nog wat nazinderen.

Ik wandel nog verder naar Cardiallac waar ik aankom in het donker. Aan een gesloten plaatselijk winkeltje. Wandelt een man mijn richting uit. “Dag meneer, kent u iemand me zou kunnen onderdak bieden voor deze nacht.?” “Ja, ik zeg de man. We zijn wel aan het bivakkeren momenteel omdat ik in huis een kachel aan het instaleren ben” Hij vergezeld me naar zijn huis. Laat me kennismaken met zijn vrouw terwijl hij terug vertrekt voor een avondje bridgen.

Een half uur later zit ik met zijn vrouw in hun slaapkamer op bed te kijken naar een muziekprogramma. Ik in mijn slaapzak, zij onder haar polar deken. “Awel ik had nooit gedacht dat ik ooit op mijn tocht ergens zo zou ontvangen worden om een half uur nadien samen onder een dons te zitten kijkend naar ‘Les César’. We beginnen te lachen. Zo eenvoudig kan de mens in verbondenheid zijn met elkander.

Op een nachttafel naast mijn bed, een boek over Egypte.

Klik HIER voor afbeeldingen

Klik HIER voor bewegend beeld

Timpaan

Église Sainte Radegonde, À Saint Felix

Ik verlaat Decazeville met een heerlijke zonnestralen voelbaar in mijn rug. Het duurt echter niet lang wanneer ik mijn handschoenen mag aantrekken en grijze wolken voorbij trekken. Daar waar ik in de Aubrac op 1300m in sjort rondliep draag ik sedert ik de Lot ingestapt ben een wintervest. Wat een verandering.

Sedert twee dagen wandel ik regelmatig op asfalt, naar mijn zin wat teveel. En dit laten mijn voeten en benen me duidelijk weten.

De eerste lentebloeiers beginnen te ontluiken. Ik wandel door slapende dorpjes. Van ‘l’eglise Saint-Michel’ in Montredon langs ‘ la chapelle Sainte Marie-Madeleine’ uit de 12de eeuw met een nog goed bewaard gebleven muurschilderij. Aangekomen aan de kapel sta ik voor een gesloten deur. Ik ga opzoek naar de sleutel. Ik klop aan een huis. Iemand roept “kom binnen!” Ik open de deur. Een vrouw komt wat recht zitten in haar zetel, “Dag mevrouw, ik had heel graag de kapel bezocht binnenin. Weet u waar ik de sleutel zou kunnen vinden?” “Ja, hier”, zegt de vrouw terwijl ze moeizaam uit haar zetel komt. “Vind je het ok dat ik de sleutel meeneem. Ik breng deze ook terug en zal ervoor zorgen dat ik heel goed de deur sluit”. Tien minuten later sta ik in deze kleine goed bewaarde kapel.
Bij het terug dragen van de sleutel deelt de vrouw met een blij open gezicht “je bent de eerste die dit jaar de kapel bezoekt en dit terwijl we binnenkort ons eerste klein kind verwachten.” “Och, wat een fijn nieuws en binnenkort zet ik mijn weg verder op de voetsporen van Maria-Magdalena in Egypte”. ” Ga je naar Egypte? Wil je voor ons bidden dat alles goed verloopt bij de bevalling. Je zal ons geluk brengen.”, zegt de vrouw. Zal ik zeker doen. Jullie zullen aanwezig zijn tijdens mijn onderweg zijn. We wuiven naar elkaar. Ik stap verder en de vrouw verdwijnt achter haar deur.

Wat is het fijn om zoveel te mogen ontvangen op mijn weg en me laten te doordringen van het leven. Gewoon zijn, in beweging zonder vaste keuzes. In de flow.

Moe en voldaan kom ik aan in Saint-Felix aan een Romaanse kerk met een prachtig tympaan waar Adam en Eva worden afgebeeld met een boom en slang tussen hen.

Mijn avond eindigt bij Thierry en Jade n’a ern heetlijke soep en omelet en een spelletje dammen met een waardige tegenstander.

Klik HIER voor meer beelden

Klik HIER voor bewegend beeld

Mist

Romaanse brug over de Dourdou – Conques

Gisterenmorgen nam ik afscheid van Willy die zijn weg verder zette. Ikzelf nam een dagje vrijaf bij de broeders. Mijn lijf vroeg om rust en ik wou ook de tijd nemen om Conques op mij te laten afkomen. Velen zijn weg van dit pittoresk dorpje. Mij heeft het niet echt geraakt met een wauw effect. Ja, het is mooi en goed bewaard gebleven en dit weet ik telkens te appreciëren, de zorg voor het patrimonium. De zorg en eerbied voor de kwalitatieve materie die onze voorouders hebben vervaardigd vaak met de hand of met de eerste machines.
De gezongen vespers meevolgen in de kapel ‘du Rosaire’ was aangenaam en uitnodigend. De glasramen van Pierre Soulage in de abdijkerk Sainte-Foy, de soberheid en de eenvoud is in evenwicht met de Romaanse kerk.
Misschien is net die soberheid en eenvoud die de inwendige stilte streelt en ze zo waardevol maken. Ik miste echter wat natuurlijk lichtspel om hen te zien tot leven komen…wie weet voor een volgende keer.

In de mist verlaat ik het pittoresk dorp. Op een prachtig bewaard gebleven Romaanse brug laat ik mijn vogel over het water vliegen, wanneer ik hem terug roep dan wordt mijn linker kant zijn rechter en voor ik het goed en wel weet neemt hij de muur en wordt hij in het water gecatapulteerd. In le Dourdou, of werkelijk zacht is een ander iets. Helpppp… ach neen… Ik loop de brug voorzichtig af en oplettend dat ik niet wegglijd op het mos. Gelukkig staat meer dan de helft van de rivier droog. Rechts, links… och moet ik nu echt in het diepe water bij die koude. Och, foert. Het is wat het is. En net op dat moment zie ik mijn vogel tegen de flank vastgegrepen met zijn vleugel in het mos één meter diep in het heldere water. Aan een snelheid gooi ik alles van de rug en lig ik plat op mijn buik en plonst mijn ganse arm het water in om hem te redden.
Met zorg haal ik mijn batterijen en micro kaartje eruit en maak ik hem zogoed mogelijk droog en wikkel hem in een microvezel doek. Vanbinnen hoop ik dat ik hem kan redden. In de verte zie ik iemand op terras. Ik wandel naar het huis. Een kleine, grijs harige dame, gekleed in frisse tinten doet open. Haar ogen glinsteren. Ik leg de situatie uit. De vrouw laat me binnen en haalt een haardroger. Eén minuut later sta ik in een woonkamer met een herkenbare oranje haardroger uit mijn jeugd – wel 50 jaar oud- mijn vogel te drogen.
“Mevrouw ik ben blij om op deze manier je dorp te verlaten”, terwijl ik haar deelde hoe ik ontvangen werd. Een prachtig voorbeeld van licht en duister.

Met een pittige klim van wel 400m verschil laat ik Conques achter me. Het ene geluid hoorbaar zijn mijn voeten die in het contact komen afgevallen droge eikenbladeren, mijn ademhaling, het gezang van de vogels en wanneer je stilstaat kan men zelf de dauwdruppels hoorbaar vallen. Puur natuur.
De roestbruine tinten, de verschillende grijstinten, de gamma van zachte groentinten maken het plaatje compleet in dit van mistig landschap. Aan de kapel van Sainte Foy laat ik even de klok horen.

Langs de Podiensis werden er in vele dorpen een ecologisch toilet geïnstalleerd. Een schitterend iets, het zorgt voor minder toilet papier in de natuur. Alhoewel dit toch niet zo moeilijk is om het papier in een zakje te deponeren om dan vervolgens het in een vuilbak te werpen op het einde van de dag. En ook geen water- en electriciteitsverbruik.

Ik geniet verder van mijn onderweg zijn. Van de rijke ontmoetingen. Van de zoveel verschillende mensen. Van de spontaniteit die er tussen ons groeit, naarmate de uren vorderen. Het vertrouwen die de mensen in me hebben en de durf om intieme gesprekken te delen, daar waar ik onderdak krijg. Telkens weer verwarmd mijn hart wanneer ik er even bij stilsta wat ik bij hen heb achtergelaten en wat een waardevolle wisselwerking er was. Om dan de dag nadien iemand nieuw te ontmoeten, telkens opnieuw als een web die zich weeft over de aarde.

In Noailhac mag ik de hedendaagse prachtige kleurrijke glasramen bewonderen in de St. Rochus kapel van de meester glasblazer Victor Loup Deniau, waarvan zijn atelier niet ver afgelegen is van de kapel.

De mist blijft de ganse dag hangen over het wijdse landschap. Wanneer ik Decazeville nader bij valavond hoor ik beneden in het dal de vele gemotoriseerde transport middelen. De vele straatlichten gaan aan. Een lange industriegebied is zichtbaar.
Een voor één gaan de lichten binnenhuis aan over de vallei. Wat een verschil met de Aubrac waar de lichtpunten vooral deze van de sterrenhemel en de maan is.

Klik HIER voor de beelden

Klik HIER voor bewegend beeld

Conques

Conques

Gisterenavond kwam Mimi na de avondmaaltijd me vergezellen aan tafel. Ze had opgevangen in mijn verhaal dat ik sprak over la Fraternité de Jérusalem. Ze deelde me dat ik langs het ouderlijk huis was gestapt van de stichter van de Fraternitéit en dat een groot deel van de zusters vaak bij Mimi komen overnachten. Bijzonder. Mimi was een echte spraakwaterval. Bij ieder stuk kaas die ze gisteren presenteerde legde ze uit vanwaar het kwam en hoe het gemaakt werd. Een boeiende levendige huisvrouw.
Nog vóór het vertrek wenst Willy ons vereeuwigen op de foto. Alhoewel vereeuwigen ik weet niet of dit vandaag nog aan de orde is als ik denk dat al mijn archief beelden ergens op een hardeschijf staan die gecrasht is. Alles is vergankelijk.

Op weg naar Conques. Ik denk dat ik sedert de start van mijn eerste pelgrimstocht evenveel de naam Conques – gekend om zijn glasramen van Pierre Soulagés- heb horen klinken als Compostella.
En net door dit groot succes die hoorbaar was weerhield het me om deze weg te nemen. Ik hoorde zovaak ‘je moet’, dit is voldoende voor mij om het niet te doen. Mijn ‘r’ ebels zijn zeker. Hihi. In de winterperiode er wandelen vind ik zalig, wandelaars zijn zeldzaam en diegene die ik dan ontmoet, zijn pelgrims die op éénzelfde golflengte zitten en houden van de rust, stilte.

Een lange afdaling richting Conques. Ik doe het rustig aan voor de knieën. Ik heb wel spijt dat ik mijn sandalen niet aanheb. Ik mis hun stevigheid onder mijn voeten en vooral de vrijheid, flexibiliteit die mijn voeten mogen gewaarworden bij het dragen. En of dit een verschil zou uitgemaakt hebben in de sneeuw, neen totaal niet. Onze voeten, met gaiters en met welke schoenen ook, ze waren allen even nat.

Ik steek mijn vogel in de lucht en begeleid hem langzaam naar het begin van het dorp die in een diep dal ligt. De vele kleine pittoreske huizen zien er verlaten uit. In de winterperiode telt Conques 80 vaste bewoners. Stel je even voor hoe druk het hier kan zijn tijdens het toeristisch seizoen, 60000 pelgrims die langskomen en in het totaal 800000 bezoekers. . Helpppp.

Achter me gaat een venster open. Ik hoor een zachte stem, “heb jij toelating voor je drone? Deze worden niet toegelaten in Conques”,weet een vrouw me te vertellen vanuit het toeristisch bureau. Ik draai me om, haar zachte stem verraad de zachtheid die zichtbaar is op het gezicht van de dame,”Dag mevrouw ik kreeg geen enkel signaal, vastgesteld door de staat op mijn telefoon, dat het niet toegestaan zou zijn”,zeg ik verwonderd. “Het best is toch wel vragen aan het gemeentehuis”,terwijl de dame het venster sluit. Ik laat mijn vogel terug tot bij me komen.
Een man volledig in het zwart gekleed staat plots naast me, zijn donkere bril verbergt zijn brede donkere wenkbrauwen. Op zijn buik hangt een camera met een zoomobjectief. “Gebruik jij een drone”, terwijl hij achter mijn rug het gesprek meevolgde. Ik weet niet waar mijn aandacht eerst naartoe te brengen. “Ja”, zeg ik terwijl ik mijn vogel veilig neer laat komen. Ik word gewaar dat de man niet als collega naast me staat maar me benaderd vanuit een hoogte.”heb je de toelating gehad? Mag dat zomaar? Dit is om te spioneren. Om te kijken waar zwembaden aanwezig zijn. Schending van de privacy, ze zouden dit moeten verbieden. En zo een lawaai dat dit maakt”, floept hij het ene na het andere uit. “Het is waar een drone is geen stille camera wat spioneren onmogelijk maakt”,terwijl ik naar zijn camera kijk deel ik verder “u heeft daar een mooi téléobjectif handig om een beeld te nemen achter de hoek”. Ondertussen heeft zijn tumult voor één en andere commotie gezorgd. Een man staat te roepen bovenaan zijn venster. Een kleine tengere vrouw volledig in het zwart gekleed, komt voorovergebogen met een kwade blik aangestormt recht op mijn drone af. “Ooooo”, zeg ik terwijl ik op de knop duw en mijn vogel terug de lucht insteek “Jou vertrouw ik niet” zeg ik op een vrolijke manier, omringd door verzuurde mensen. Ik voel me precies op een speelkoer. Mijn vreugde breekt het ijs en iedereen keert terug in zichzelf.

Ik stap het toeristisch bureau binnen waarbij de lieve dame me het telefoonnummer bezorgt van het gemeentehuis. “Amai, wat was me dit een warme welkom in Conques.” en we lachen om de situatie.

Klik HIER voor meer beelden en HIER

Klik HIER voor bewegend beeld

Solitair

Estaing

Brrr. wat voelt het fris aan deze morgen. De mist hangt over ‘Le Lot’ waardoor de omgeving er zo verschillend uitziet dan gisterenavond bij aankomst in Espalion.
Me goed induffelen, handschoenen aan, wintervest aan en ik trek de deur achter me dicht samen met Willy.

In Bessuéjouls laat ik even mijn vogel (drone) in de lucht, boven de kerk Saint Pierre terwijl Willy zijn weg verder zet. Ik kom hem later wel weer tegen.
De kerk in roze zandsteen, werd herbouwd in de zestiende eeuw, maar heeft zijn romaanse deel onder de klokkentoren intact gehouden. Via een smalle trap geraak ik in de bovenste kapel die gewijd is aan de aertsengel Michaël.
Ik blijf een eindje in deze prachtige ruimte.

Wanneer ik terug buiten kom is de mist wat meer opgetrokken. De zon en de mist. Twee prachtige natuur elementen die spelend elkander aanvullen. Soms kan het in ons leven op eenzelfde manier gebeuren. Soms kan het heel mistig zijn en kan het lang blijven hangen. Dan is geduld een deugdzaam iets. In vertrouwen in het leven staan kan echt wonderen doen, dan komt het licht aan de horizon soms sneller tevoorschijn dan men verwacht.

Mijn weg brengt mijn verder in de hoogte op een plateau. Waar ik geniet van de verre landschappen en de wolken die tussen de valleien blijven hangen.
Een hartsvriendin komt even aankloppen via messenger en stuurt me ook een uitnodiging voor de vrouwendag om te verbinden. Het woord eenzaamheid komt aan de orde.

Na de boodschap blijf ik mijn weg volgen en komt het volgende binnen nadat iemand anders het eerder had over het woord solitair. Of het alleen onderweg zijn, ik deel het graag verder met haar.
‘Lieve vriendin, Ik deel graag het volgende die door meheen komt. In het verleden werden woorden gecreëerd en gaf men er een betekenis aan waardoor woorden een bepaalde lading krijgen die bij de ene angst kan opwekken bij de ander niet. Dan denk ik aan het woord ‘solitair’ wat we in wezen allen zijn. We bestaan nl op onszelf. Dit dienen we eerst te doen in het leven. We komen als ‘uniek’ op de wereld, we worden getransformeerd, geconditioneerd… Om nadien al die pelletjes van opvoeding of wat dan ook te fine tunen om terug ons uniek zijn te vinden. Velen koppelen het woord solitair aan la solitude… Wat absoluut niet is, car dans la solitude en trouve la vrai richesse de l’amour profond pour soi avec l’Esprit Universelle, je t’embrasse et que l’amour de la solitude viennent frapper à ta porte, je t’aime cher Amie. ‘

De aarde kleurt rood onder mijn voeten. Een schaapherder komt uit een wei gewandeld en roept me “Allez ga maar, het is langs ginder” “Ga jij naar rechts of naar links”, roep ik terug. “Geen zorg”, roept hij me terug. De herder was zo gefixeerd om zijn kudde in goede banen te leiden. Voor mij was mijn vraag om fotografische reden zodat ik hem niet stoorde. Zo mooi om dit tafereel op beeld te kunnen brengen.

Een man loopt voor me. Ik zie hem zoeken terwijl zijn hond aan de andere kant snuffelt. “Zoekt u iets?”, vraag ik de man. “Neen, ik zag net une Bécasse un oiseau migrateur”,zegt hij met verwonderde ogen. Une bécasse is een vogel die in onze taal heet een ‘houtsnippen’ een vogel kenmerkend om zijn lange snavel. Vóór een Romaans brugje in een idyllisch dorpje net voor Estaing staat een kasteel. Aan een trap vol mos hangt een scheef bordje ‘kapel’. Voorzichtig om het uitglijden te vermijden stap ik de kapel, die in een toren te zien is van het kasteel, binnen. Een kapel genaamd naar de aertsengel Michael.
In Estaing klop ik aan een deur van een bar. Ik hou er een lange pauze en geraak aan de babbel met de eigenaars en hun familie die aan tafel een maaltijd nemen. Ik wordt uitgenodigd om mee aan te schuiven voor de dessert tafel. Oeps daar gaat mijn voornemen om zorgvuldig mijn voedingintolerantie te volgen. Une tarte aux myrtilles, heerlijk.
In Estaing staat een grote pelgrimsherberg leeg die eigendom is van het dioscesaan. Eventjes droom ik weg en zie ik er mezelf geïnstalleerd om pelgrims te ontvangen. Hmm, van stilte naar drukte. Neenneen Jasmine dit is je weg niet, niet meer, nu toch niet. Mijn weg is onderweg zijn. Daar geniet ik zo van, daar ontvang ik zoveel, daar voel ik me goed.

De merel zingt zijn avondlied. Ik stap goed verder in het laatste intensieve stuk van de dag. Het gaat op en neer, het is pittig.
Ik probeer nog een tandje bij te steken om de mensen niet in ongerustheid te brengen waar ik door Willy reeds ben aangekondigd en probeer ten laatste tegen 19 uur aan te komen.
Met een mengeling van roos, oranje okkergele gloed in de lucht bij het vallen van de dag kom ik moe en voldaan en met een grote glimlach aan bij Mimi.

Klik HIER voor bewegend beeld

Klik HIER voor meer beelden

Louisette

Espalion

Ik hoor het huis ontwaken. Een deur gaat open beneden. Ik hoor de koffiemachine pruttelen. Ik trek mijn kleren aan en ga naar de woonruimte. De geur van brandend hout gemengd met deze van koffie. Een heerlijk thuisgevoel. Nadège bracht vers brood mee voor de jongens, ikzelf neem voldoening met een potje heerlijke warme koffie die Willy deze morgen heeft gezet. Het huisje is gezellig ingericht persoonlijke spullen van Nadège zijn zichtbaar. Zo fijn het gevoel te hebben dat een gastvrouw je vertrouwt om je te laten logeren in haar eigen nestje. Ik hou van haar ingesteldheid, geen reklame, het vertrouwen in de werking van donativo, het vertrouwen in ‘la providence’. Alles wat mijn eigen hartje vult. Na een gezellige babbel met Nadège neem ik de moed samen met Willy om een nieuwe dag in te wandelen. Arsène, beëindigde vandaag zijn weg. Met zijn tweetjes stappen we verder.
Het gaat vlotjes, met twee wandelen voelt totaal anders aan. Het oneindige universum krijgt een bubbel waarbij je afgestemd geraakt op elkaar en me het gevoel heeft op een kleinere wereld te leven.

Ik nader de stad Saint Côme-d’Olt. Op een openplein staat een huis met een bijzonder dak die mijn aandacht trekt. Op een metalen hangbord staat ‘La bisquine de Jean’. Een man is er zijn klimplant aan het snoeien. De eigenaar van het huis.
“Wat een bijzonder mooi huis heb je. Zijn architectuur is heel bijzonder en je onderhoud het met zoveel zorg”, deel ik de man. Hij weet me te vertellen dat het dak ontworpen is door de architect Philibert De l’Orme. Een architect uit de 18°eeuw.
Daar waar ik dacht dat het een dak ontwerp was voor rijker mensen, is het net het omgekeerde, ontworpen voor de mens met mindere mogelijkheden.

Op de middag neem ik een pauze in het zonnetje op terras. Willy beslist om verder te stappen. Ik strek mijn benen lang uit, sluit mijn ogen en laat me inspireren voor mijn dagboek.

Ik volg de Lot tot in Espalion om tijdig aan te komen in de gîte d’étape waar ik terug Willy zal ontmoeten.

Voor mij een dame. Haar bruine lange jas hangt wat langer vooraan. Heel traag en wat houterig stapt de vrouw langs de weg leunend op een wandelkar. In het draagrekje vooraan ligt een zuurstof machine. Haar grijze krullende haren liggen golvend op haar voorhoofd. Op haar neus een leesbril die helpt haar zuurstofmasker op haar plaats te houden. Ik wandel haar heel zachtjes voorbij zodat ze niet schrikt. “Dag mevrouw, deugddoend he om nu een wandeling te maken met dit heerlijk zachte weer”. De dame kijkt me aan en delen een paar woorden. Ik vergezel haar eventjes. Bij het verder stappen vraag ik haar naam ‘Louisette’ . “Naar waar ga je”, vraagt de Louisette. ” Richting Tarbes en misschien wat verder naar Lourdes”. “Wil je een gebed voor me doen”, vraagt Louisette. ” Zal ik doen en neem je ook mee in mijn onderweg.”
Ik stap verder. Het valt me op wat een verschil in bevolking er komt hoe dichter ik de stad nader. Het voelt wat vreemd aan.
’s Avonds doe ik boodschappen samen met Willy en kies ik om heerlijk voor hem te koken.

Klik HIER voor meer beelden

Klik HIER voor bewegend beeld

Sneeuw

Ik steek de straat over en open de deur van een hotel. Twee metalen hulsels met een klepel in het midden laten horen dat er iemand is. De bel. “Bonjour, een koffie alstublieft”, vraagt ik met veel enthousiasme voor de nieuwe dag. Even enthousiast en met een zacht ogende blik zet de eigenaar een koffie.
Ik neem plaats naast de tafel waar Willy en Arsène ondertussen hun ontbijt nemen. “Hebben jullie heerlijk geslapen?”, vraag ik hen. “Ja hoor, niet teveel last gehad van mijn gesnurk?”, vraagt Willy. “Neen, absoluut niet. Ik denk zelf dat het mij ingewiegd heeft”.

Aan de contoir zit een fors gebouwde man. Aan zijn voeten stevige groene laarzen. Een groene broek in velour en een beige gilet met vele zakjes, handig om allerlei hebbedingen in te steken. Een draagbare telefoon rinkelt. De man neemt op “ja, vertel eens”, antwoord hij naar de andere kant van de lijn. Ik hoor ‘zoveel CC, de koe, de poep…’, een veearts. “Ahh, dit is eens wat anders van onderwerp dan de gesprekken aan de contoir in steden”, deel
Ik aan de eigenaar terwijl ik afreken.

Terwijl ik nog mijn spullen wat bij één steek, de ruimte die we hebben gebruikt in de gîte netjes achterlaat zijn Arsène en Willy reeds de deur uit richting het hart van de Aubrac, naar het kleine dorp Aubrac op een 1350m.

Vanuit Nasbinals gaat de weg al onmiddellijk bergopwaarts en al heel snel is sneeuw te zien. Ik hoor een venster openen, een hand wordt zichtbaar grijpt een luik vast en laat deze draaien op zijn as. Een man komt leunend over zijn vensterbank. “Awel wat heb jij moed om nu de weg te nemen. Pas op er ligt sneeuw bovenaan. Wees voorzichtig”, zegt de man met een welwillendheid. “Kondigt men regen aan?”, vraag ik de man. Met een deugddoende hoorbare neen vervolg ik mijn weg.

Een oneindige stilte is present over het sneeuwlandschap. Onder mijn voeten hoor ik de krakende sneeuw en af en toe eronder is het geluid van ijs hoorbaar. Op sommige plaatsen is de sneeuw vast genoeg om er in te stappen. De zon is aanwezig en zorgt ervoor dat het in witte weerkaatst en mij af en toe verblind. Mijn lippen voelen ruw aan, nooit bij stilgestaan dat ook in de winter een minimum bescherming voor de huid noodzakelijk is. In de verte komt er een laag grijze wolken aan. Oho, zou het weder dan toch veranderen! Gelukkig niet, ik zie de wolken mooi op mijn zijkant blijven en wandel verder traag en zeker de hoogte in richting de zon.
Op bepaalde momenten en totaal onverwachts zak ik in de sneeuw tot aan mijn knieën. Daar sta ik dan vast in de sneeuw. Hihi, en ook al is het fysiek pittig, mijn innerlijk kind weet er telkens met veel vreugde uit te komen. Het is als op een roetsjbaan waar men zo een op en neer beweging maakt, of wanneer ik als kind in de lucht werd gegooid en mijn buik voelde kriebelen.
En als ik dan ook besef hoeveel keer ik vandaag heb geknield, ik denk genoeg voor gans mijn leven.

In Aubrac hou ik een pauze na de intentieve wandeling. Een vrouw spreekt me aan, “Daar is de bar misschien open… . En zo niet ik heb een warm drankje met gember”. “Dankjewel ik ga even kijken.” Na wat rond draaien zet ik me neer op een stenen bank, trek mijn schoenen uit en broekspijpen. Sluit mijn ogen en geniet van de zon en lichamelijke rust. “Je hebt geen geluk geluk. Geen enkele bar is open. Heb je een drinktas dan schenk ik je iets warms in”, roept de vrouw. Op mijn blote voeten ga ik naar haar toe. Staan wat te praten en nemen verder elk onze weg.

Een kalfje volgt me in de weide. Ik praat er tegen. De boer komt mijn richting uitgewandeld en zegt, “Ik heb schrik dat ze je zal volgen. Het is haar eerste keer dat ze buiten is straks mag ik ze in St.Jacques halen!” Ik zal aan de binnenkant wandelen van de weg dan ziet ze me niet. De koe staat lager in veld. “Merci” en we steken de hand op.

De avondzon schijnt op mijn snoet. De vogel zingt zijn avondlied. Een licht briesje kondigt de frisheid van de avond aan. Het wordt wat kouder. Met een stukje verse gember en een wat vlottere pas stap ik mijn laatste kilometers. Even flits ik terug naar het moment dat ik in Bolivia was met kletsnatte voeten op de Salar d’Uyuni. Eenmaal de zon onder voelen de natte voeten ijskoud aan.
Gelukkige draag ik vandaag wollen kousen, nat of niet in beweging heb je altijd warm.
Aangekomen bij Nadège zie ik Willy en Arsène. Aan de openhaard in huiselijke sfeer delen we de avondmaaltijd.

Klik HIER voor bewegend beeld

Klik HIER voor meer beelden.

Arsène en Willy

Een auto is hoorbaar buiten de muren van de dorpsoven. Mijn armen komen langzaam uit mijn slaapzak, de warmte van de oven heeft ervoor gezorgd dat een constante temperatuur aanwezig was. Ik zet mijn bril op, op uurwerk van mijn telefoon zie acht uur dertig. Waw, wat heb ik goed geslapen. Langzaam kom ik uit mijn slaapzak gekropen. Ik trek al mijn beschermlagen tegen de koude uit. Vest met pluimen, 1…2..t-shirt in wol, een lange wollen onderbroek, wollen kousen.. Ondertussen staat het vuur terug aan en maak ik het mijn gezellig trek mijn wandelkleren aan en open de deur. Een laagje ijs glinstert op het hout. De geur van de houtkachel komt langs mijn neusvleugels. Wat verder een waterbron. Ik stap naartoe breng mijn handen in het ijskoud water, sluit mijn ogen en geniet van dit heerlijke pure ochtendfrisheid. Mijn ogen sluitend, ik breng mijn aandacht naar mijn ademhaling, een vogelgezang vult de stille weldoende omgeving. Wat een rust. Ik snij een stukje verse gember voor mijn innerlijke weldoening en maak me verder klaar om terug de weg op te gaan, richting Nasbinals.
Kort na het dorp verlaat ik de GR 65 richting een waterval.

In Nasbinals beslis ik om mijn wandeldag te eindigen en mijn benen wat rust te schenken. In de gîte ontmoet ik er pelgrim Arsène die samen met mij was gestart in Le Puy. Zijn rugzak ziet er pakken lichter uit. Oef, want zwaar gepakt was hij. Samen met een andere pelgrim Willy delen we onze ervaring van pelgrimeren en de voorbije dagen.

Ik probeer mijn dagboek wat bij te vullen. Mijn dag is zo gevuld met alle schoonheid rondom mij en genietend van wat is, dat schrijven uit het NU moment me soms wel energie kost. Dan laat ik het voor wat is, wat komt en mag zijn zal komen.
Wanneer de mannen terug zijn van het restaurant gaan we allen afgestemd op elkaar op hetzelfde uur slapen, voor mij tenminste horizontaal liggen want een vroege slaper ben ik niet. “slaapwel Willy, slaapwel Arsène” “Slaapwel Jasmine”, gaat af in koor. Nog geen vijf minuten nadien hoor ik Willy met een zacht gesnurk. Zalig, hij is al in dromenland terwijl ik mijn beelden van de dag bekijk…

Klik HIER voor nog wat beelden

Aubrac

Na een weldoende nacht gaat mijn tocht verder richting de Aubrac.
Maar eerst nog wat proviand voor onderweg. Wanneer ik aan de kassa kom schrik ik wat van de prijzen, die toch wel fiks opgelopen zijn.

In een dorpje ben ik opzoek naar het openbaar toilet. Helaas gesloten wegens winterperiode net zoals de vele kranen waar in de zomerperiode de wandelaar zijn fles kan vullen. De nachtelijke temperaturen dalen hier nog ver onder de nul, tot wel min 10 graden.
Ik klop aan een deur. Een vrouw doet open. Ik schat haar begin de zeventig, wat rond van vorm, steunkousen en met een wat voorovergebogen lichaam. Haar gezicht ziet er zacht uit en met haar lieve glimlach kijkt ze me aan. Een vrouw met een moederlijke uitstraling waar je wel zin zou krijgen om onder haar vleugels te vertoeven. “Dag mevrouw, zou ik even jullie toilet mogen gebruiken. Deze van het dorp is niet open”. “Natuurlijk kom binnen”, terwijl de vrouw me de weg wijst.
Voor ik terug de deur uit ga vraagt de vrouw of ik iets warms wens te drinken, met plezier aanvaard ik de uitnodiging. Terwijl de koffie machine het heerlijke geluid maakt van pruttelen en haar aroma door de keuken verspreid, staat de vrouw haar middagmaal klaar te maken. Chinese kool ligt op tafel. In de pan een stuk vlees waar af en toe een scheutje witte wijn ontvangt kwestie van te blussen. Terwijl ze met haar mollige handen de kool vast neemt om in parten te snijden vertelt ze me ondertussen gans haar levensverhaal. Ik breng mijn elleboog op tafel en leg mijn hoofd in mijn hand terwijl ik aandachtig naar haar luister en geniet van dit huiselijk tafereel. Het is warm binnenshuis. Haar man komt erbij zitten. Jacques. Hij zegt niets tot het moment zijn vrouw uitlegt wat hij voorhad. “Ik ben het leven beu”, deelt hij me met een zachte stem, mij aankijkend, met moeite kan hij articuleren. Hij kreeg een paar jaar geleden een hersenbloeding. Ik hou hen nog even compagnie. Vóór het verlaten van het huis vraag ik hen hun adres. Een kaartje zal hen deugd doen.

Mijn weg gaat in stijgende lijn en al heel snel kom ik op een altitude van 1200m in het Parc naturel régional de l’Aubrac. Wanneer ik op het hoogste punt kom zie ik de warme gloed van de avondzon. Ik check even mijn kaart om te zien hoever het nog is naar een dorp. Het is hier zo mooi dat ik zin heb om hier te overnachten, ik kan het me echter niet veroorloven wat betreft de nachtelijke temperaturen. Ik wacht tot de zon volledig onder is en aanschouw dit prachtig natuurspel. De schoonheid geeft me kracht en bij het vallen van de nacht vind ik midden een dorp een broodoven. Daar waar wekelijks vroeger het brood werd gebakken.
Ik zet de twee banken die er staan tegen elkander en maak mijn bed. Ik ga op zoek naar houtsprokkels en in een verlaten schuur vind ik hier en daar een stuk droog hout om mij op te warmen.
Met het licht van de houtkachel denk ik aan deze prachtige dag en aan wat ik de voorbije dagen al heb mogen beleven en ervaren. Met een vreugdevol gevoel val ik in slaap.

Klik HIER voor bewegend beeld

Klik HIER voor nog wat beelden