Na twee keer wakker te zijn geworden door de vochtigheid, sta ik om half zeven op. Twee uur later stap ik door het Pajottenland. Kraaien en eksters zitten in het veld met hun bek open, dorstig weer. In een straat rond een kerkplein ontmoet ik de Chiro van Pepingen. Wel tientallen grote houten opslagbakken staan gevuld met allerlei spullen voor het kamp. Koelkasten worden met krimpfolie ingepakt. De Chirolokalen worden opgekuist. Straks komt een vrachtwagen alles oppikken om morgen te vertrekken naar Munsterbilzen. Nog even een groepsfoto en iedereen gaat terug aan de slag. Zij verder de opkuis, ik mijn pad.
Na het agglomeratiebord van Halle wandel ik langs een smal grindpad. De ene kapel na de ander. Een paardenwei. “Een wandelaar!”, roept een man, terwijl hij me tegemoet komt. “Goeiedag.” Ik glimlach terug. “Zin om iets te drinken?” “Oh! Een fris watertje zou me wel goed doen. Dank je”, antwoord ik, terwijl ik hem volg. In zijn tuin staan we even te praten over vrijwilligerswerk. Met een handvol versgeplukte kersen zeggen we elkaar goedendag.
In Halle ga ik de basiliek binnen. Herinneringen komen boven. Een paar jaren geleden stond ik hier voor een concert ‘Ode aan de Moeder’. Waw, wat een verschil na de restauraties die toen gaande waren. Terug naar buiten. De warmte overvalt me, alsof ik tegen een muur aanloop. Het is me duidelijk dat onmiddellijk verder stappen er niet in zit. Door een gebrek aan banken op de markt ga ik op de trappen van het gemeentehuis zitten. Picknicktijd. De laatste boterhammen van de zusters van Ninove smaken me goed. Ik kijk in mijn geldbeugel en tel. Om de hoek van de markt ga ik op een terras zitten. Schoenen uit. Benen insmeren. Een frisdrank met veel ijs. Mijn hoofd gaat neerwaarts, mijn ogen sluiten. Ik val in slaap. Pas na zeventien uur ga ik verder op stap. Via de winkelstraat verlaat ik het centrum van Halle. Over het kanaal Brussel-Charleroi. Een herkenningspunt. Een paar maanden geleden reed ik hier met de fiets richting Vézelay. Te weten dat ik hier maar op drie uren fietsen ben van thuis, geeft me een vreemd gevoel.
‘s Avonds kom ik aan in Dworp waar ik tevergeefs zoek naar een overnachtingplaats. Sedert ik in de buurt van Brabant ben gekomen is me duidelijk geworden dat deze regio minder open is. Zelfs bij een goedendag op straat. Ik klop aan bij de priester. ‘Geen plaats’ weet hij me te vertellen, terwijl hij naast een leeg dorpzaaltje staat. Een laatste huis. Ik beland er in de tuin. Twintig uur. Toch wel een vreemde situatie. Ik lig in de tuin en de eigenaar zit in een zetel voor de tv. Geen communicatie. Geen enkel contact. Ik laat het niet aan mijn hart komen. Ik leg me op mijn matje. Mijn armen onder mijn hoofd. Een blauwe lucht. De zon gaat onder. Ik kijk over een dal. Achter mij een bos. Ik kijk naar de honderden insecten die in de treurwilg vliegen. Langzaam sluiten mijn ogen.
Dworp
Après m’être réveillée 2 fois à cause de l’humidité, je me lève à 6h30. Deux heures plus tard je marche à travers le ‘Pajottenland’. Les corbeaux et les pies sont dans les champs becs ouverts. Du temps qui donne soif.
Dans une petite rue autour de l’église je rencontre le Patro de Pepingen…
Des dizaines de grands bacs d’emmagasinage en bois sont remplis de divers objets pour le campement. Des frigos sont emballés dans du cellophane. Les locaux sont nettoyés. Tout à l’heure un camion viendra tout charger pour partir demain à Munsterbilzen. Encore une photo de groupe et puis retour au boulot. Ils continuent leur nettoyage et moi mon chemin.
Passé le panneau d’agglomération de Halle la promenade continue le long d’un sentier en gravier. Les chapelles se succèdent. Un pré, des chevaux.
“Un promeneur!”, crie un homme venant à ma rencontre. “Bonjour”, lui dis-je en souriant. “Envie de boire quelque chose?” “Oh! Une eau fraiche me ferait du bien, merci”, lui répondis-je tout en le suivant. Dans son jardin on parle un peu de volontariat. Une main remplie de cerises fraîchement cueillies, on se dit au revoir.
À Halle, je rentre dans la basilique. Des souvenirs me reviennent. Voici quelques années j’étais ici pour un concert ‘Ode à la Mère’. Wow, quelle différence, la restauration maintenant terminée.
De retour à l’extérieur. La chaleur vient à ma rencontre, c’est comme ci je me heurtais à un mur. Je me rends compte que continuer mon chemin n’est pas à l’ordre du moment. Les bancs manquants sur la place, je vais m’asseoir sur les marches de la maison communale. Le pique-nique. Je savoure les dernières tartines des sœurs de Ninove, regarde dans ma bourse, compte… Derrière le coin du marché je m’installe en terrasse. J’ôte mes chaussures. J’enduis mes jambes.
Une boisson non alcoolisée avec beaucoup de glaçons. Ma tête se penche, mes yeux se ferment. Je m’endors. Il est passé 17 heures quand je reprends la route. Je quitte le centre de Halle par la rue commerciale. Je passe le canal Bruxelles-Charleroi. Un point de repère. Voici quelques mois je passais ici en vélo me dirigeant vers Vézelay. Savoir, que seulement 3 heures de bicyclette, me séparent de ma maison, me procure une sensation bizarre.
Le soir j’arrive à Dworp où je cherche vainement un endroit où loger. Depuis que je suis arrivée dans le Brabant, je me rends compte que les gens sont moins hospitaliers, même pour un bonjour dans la rue.
Je frappe à la porte du curé. Il me dit ne pas avoir de place, tout en se trouvant près d’une salle de fête vide. Une dernière maison. J’atterrie dans le jardin. Vingt heures. Drôle de situation. Je suis dans le jardin et le propriétaire dans son fauteuil devant la télé. Pas de communication. Aucun contact. Je ne me laisse pas troubler pour autant. Je m’installe sur mon matelas. Les bras sous la tête. Un ciel bleu. Le soleil se couche. Le regard sur la vallée. Derrière moi un bois. Je regarde les centaines d’insectes volants sous le saule pleureur. Mes yeux se ferment lentement.