Cocquotte is gaan werken. P’tit Lou is klaar voor zijn dag werken en ‘le Petit Prince’ en Grenouille liggen nog in bed. Dit zijn de bijnamen van mijn gastgezin. Er is donder hoorbaar op de achtergrond. De lucht is dreigend. Ik heb het geluk eraan te ontsnappen.
Waar ik ook mag kijken, de hoofdkleuren zijn groen in alle soorten gradaties, met af en toe wat bruin ertussen. Groen, de kleur van het hart. Moeder Aarde in een omhulsel van groen, die vraagt om graag gezien te worden. Waar we allen samen zorg voor mogen dragen.
De woorden ‘la foi’ en ‘la providence’ komen voortdurend in mijn gedachten. Vreemd, ik ervaar ze ruimer in het Frans dan wanneer ik beiden hoor in mijn moedertaal, geloof en voorzienigheid. Ik laat beide woorden voor wat ze zijn en ben benieuwd wat ze me zullen brengen.


Auw, ik struikel bijna. Aan wat was ik aan het denken… zwarte koffie. Hoog in de lucht, twee koppels buizerds. Ik stap een bosje in, het voelt vreemd, onwennig, niet aangenaam. Zelfs wat duister. Ik heb het gevoel wat alerter te moeten zijn. Op mijn pad een skelet, een ondraagbare geur. Ik probeer te achterhalen wat het is. Groot, maar het ziet er niet uit als een hert, te korte poten. Wat verder een grotwoning. Ik word er naartoe getrokken. Voorzichtig ga ik erheen. Er ligt iets in de grot. Een dood dier. Ik ben nieuwsgierig. Zijn lijf is al volledig gemummificeerd. Zijn mond staat open en de tanden zijn duidelijk zichtbaar, alsof het zich aan het beschermen was. Bij het beest ligt een bruine fles en een rood doek. Ik neem een foto en kijk ernaar om te achterhalen wat het zou zijn. En plots wordt me duidelijk dat het om een hond gaat. De link wordt gelegd naar het eerste cadaver. Ik schrik en tegelijkertijd voelt een kwaadheid bij me opkomen, wat lichtjes is uitgedrukt. Welk wezen doet nu zoiets. Geen twijfel meer aan, beiden werden om het leven gebracht.
Een spanning heeft zich geïnstalleerd op mijn kaken en mond. Ik blijf het beeld zien van het dier en besef dat ik het moet gaan uitschreeuwen voor het zich verder vastzet. Met mijn twee voeten stevig op de grond en lichtjes door de benen laat ik met gebalde vuisten een diepe kreet. Mijn borstkas gaat op en neer tot ik plots alles kan lossen. Ik begin te huilen. Een buizerd komt voor mij in de buurt vliegen. Nog nooit heb ik hem zo dicht blijven zien vliegen. De rust komt wat terug. Een vlinder brengt wat lucht, luchtigheid met zich mee. De eekhoorn brengt me weer wat naar vreugde. Pfff, wat was dit intens. Het bos uitlopen blijft een zwart paard luid hinniken. Non-stop, tot ik weg ben. Vreemd.
Door mijn hoofd gaat er van alles heen. Ik probeer mezelf te sussen, ‘oh, Jasmine dat is allemaal toeval. Wacht Jasmine… daar geloof je allang niet meer in. Een minder goede ervaring mag ook een reden hebben… een mind is toch krachtig’. Inderdaad, ook dit is geen toeval. De buizerds blijven heel dicht aanwezig, ik voel me beschermd. De spanning blijft nog wat aanwezig in mijn lijf. Moeheid heeft zich geïnstalleerd. Ik beslis in de vroege vooravond te stoppen op de camping van Chateau Renault waar ik overnacht in een blokhut.
De foto laat ik bestaan tot ik er naar kan kijken zonder dat het me raakt. Het liet me een stuk zien van mezelf die er ook mag zijn. Een stuk die het recht heeft op bestaan, want zonder dit kan ik niet naar de andere kant. Zonder dit stuk kan het ander ook niet bestaan. Niet voor niets dat yingyang in elkaar verweven is.
Een puzzelstukje komt later al snel de rest vervullen. In de voormiddag belde ik mijn vader. Daar had ik zin in. Een losse babbel na een lange tijd.



