Ik probeer mijn dagboek bij te benen. Hihi, mijn benen doen het sneller dan mijn pen. Het is me zelf heel moeilijk om mij te herinneren waar ik was, waar ik gewandeld heb. Het leven in het nu, is zo vol in ervaringen, gewaarwordingen, in wat ik zie dat het neerschrijven van één dag niet op een A4tje zou kunnen.
Even terug denken waar ik gebleven was. Ach ja, mijn aankomst in Noyer.
Na de misviering floreer ik wat door de straten van Noyer. Na een potje koffie, een babbel met een Portugees zet ik mijn weg verder richting Abbaye d’ourscamp. De ganse weg loopt hoofdzakelijk langs het water. De bermen zijn gevuld met verse frisse bloemen, klaprozen, weegbree, heermoes, munt, brem…
Ik beweeg me als een fladderende vlinder doorheen de natuur. Wat voelt het goed om hier te zijn. Een vredig gevoel is aanwezig. En wat een verschil van aanvoelen met mijn vorige tocht in Spanje en Portugal. Sedert ik aan deze begon voelt het precies alsof er een enorme ballast van mijn lijf is verdwenen.
Ik wordt me ook plots bewust van hoe mijn weg verloopt ten opzichte van de naam ‘Mira’ die het gekregen heeft. Zie, zien of zou ik ook kunnen zeggen ‘kom en zie’ en de wateren zijn mij voortdurend nabij. In de namiddag kom ik aan in de abdij van Ourscamp. Ik kies er om twee nachten te verblijven.
Op 3 en 4 september is er een data vastgepint voor een vergadering ter voorbereiding van onze pelgrimstocht volgend jaar naar Israël op de voetsporen van Maria Magdalena. Ik kijk ernaar uit. En vermits ik voor nu wat te vlot loop geef ik mezelf twee nachtjes cadeau in een bed in de abdij.
In de abdij ontmoet ik er Père Pierre Dominique. Een fijne man. Waar ik een fijn gesprek meehad. Ik probeer er te schrijven, te lezen, te schilderen… mijn lichaam vraagt rust en stilte. Niets doen, is zo deugddoend en in het niets doen gebeurd zoveel.
Het is drukkend warm. Op de middag hou ik een maaltijd en rustpauze in Guiscard. Na de maaltijd voel ik me verwijderen van mijn omgeving, de warmte en de vertering maken me loom. Ik zet me rechtop en sluit mijn ogen voor eventjes. Wanneer ik mijn ogen open is de zaal leeg en zitten de eigenaars te eten na hun service. Wat lief van hen.
Ik verlaat de zaak. Op een bepaald moment hoor ik iemand roepen. Ik draai me om. “Wacht even help me…”, zoekend naar de naam van de man die ik herken. “Erdal”, antwoord hij. Verwonderd en blij, “wat doe jij hier, zo fijn van je te zien. Hoe gaat het met je?”, vraag ik hem. “Ik ben hier voor het werk. Een week na dat je langs kwam had ik werk en heb het nog altijd. Het enige nadeel is dat mijn vingers wat verbrand zijn door de koude”, en hij toont mij zijn handen. Zijn vingertoppen vertonen zwarte puntjes van wel 3mm diameter, verbrand van de koude door het vastnemen van diepvriesproducten. Handschoenen kan hij wegens allergie niet dragen. En toch het neemt niet weg zijn job te doen. Ik haal uit mijn broekzak een flesje van Lavendel Aspic. “Doe hier wat van deze olie op de wondjes, wat deppen. Het helpt mij alvast bij brandwonden. Het doet wonderen, ik hoop dat het je mag helpen.” Mijn verwondering is groot Erdal hier te zien. Hij opende zijn deuren twee jaar geleden in Sedan, op een 200km van hier, gaf me zijn eigen bed en liet me ’s avonds zijn huis, hij verdween voor de nacht nadat wij samen hadden gegeten. Ik herinner me dat hij toen geen werk had, wat het voor hem niet gemakkelijk maakte en toch binnen zijn mogelijkheden was de gastvrijheid groot. Een man met een gouden hart (hier de link van deze ont-moeting). ” Heb je iets nodig, water, eten voor langs de weg? “, vraagt hij me. “Neen dankjewel ik heb alles wat ik nodig heb. Och, wat fijn dat je me riep en ik je hier terug mag zien. Echt een fijne verrassing. Merci Erdal.” We nemen afscheid.
In het centrum van het dorp werden grote grachten geplaats in beton om een toekomstige overstroming te vermijden. Ik wandel richting het kerkhof, een doodlopende weg. Ik stap er binnen. Ik heb altijd een aantrekking had tot kerkhoven, een plaats waar ik graag in verdwaal. Er staat een prachtige kapel. Binnenin zijn prachtige mozaïeken te zien ‘La danses macabres’ gebouwd in 1932. Een verdoken pareltje.
Ik voel dat er iets plakt aan mijn voeten. ‘In wat heb ik getrapt’, stel ik me de vraag. Ik kijk achterom en zie mijn voetsporen in de asfalt.
Een stevige wind zet zich plots op in de vroege vooravond. Uit vrees voor onweer klop ik ’s avonds aan bij de presbytère van Noyon met de vraag of ze mij kunnen helpen naar een droge plaats voor de nacht. Een hulpvaardige priester vergezeld me naar een zaaltje waar ik mijn matje voor de nacht zal leggen.
Wel ik zou het niet kunnen wat je doet”, zegt Jacques die aan het vissen is langs le Canal de St. Quentin. “Het is alsof je dagelijks zou gaan vissen maar dan met andere stokken”, deel ik, terwijl ik voel,’ de ene persoon gaat dagelijks vissen, de ene gaat dagelijks op bureau, de andere op het land, voor elk wat wils… En hoe zalig is het om je leven te vullen met iets wat je graag doet, waar je vreugde aan beleefd en dit alles mag en kan delen met anderen.
In een klein dorpje, Thugny-et-Pont. Blijf ik staan voor een klein huisje. De façade hangt vol bric-à-brac, en eigenlijk vind ik deze uitdrukking niet op zijn plaats en zelf wat denegrerend, ook al ziet het eruit alsof alles, hoe komt het uit, hangt of staat. Zo voelt het niet en hoe langer ik voor het kleine gebouw sta, hoe meer het duidelijk is en ik gewaar wordt dat de eigenaar dit met grote zorg en toewijding heeft verwezenlijkt om zijn kleine huisje open te stellen aan mensen en ze er te verwelkomen. Ik probeer te zien of er iemand is, ik klop op de deur. Niemand. Ik voel dat er hier iets gebeurt is, ik kan het niet plaatsen. Het intrigeerd me. Op mijn rechterkant zie ik een groot open oppervlakte met een bijzonder huis vol kleine verrassende hoeken en nissen. Een een dame zit onderuit gezakt op een stoel in de schaduw. Een geit en een schaap lopen kris kras over het land. Ik kijk haar richting uit en ze roept, “het is gesloten”. “En zal het nog open gaan of is het voorgoed gesloten.” De vrouw nadert. Ze draagt een lange broek, te lang en veel te breed. Een rode polar pull met daaronder een synthetische T-shirt met wat gaten in. Een zwaarte hangt over haar heen. Antoinette. Ik haal mijn geconfijt gember en mango uit die ik gisteren kocht in St. Quentin. “Zin in een lekkernij”, vraag ik haar. Ze neemt er eentje uit het zakje. “Hmm, amai dat is heerlijk”. Ik zie haar ogen wat veranderen, opener en zachter worden. Antoinette begint haar verhaal te doen, ik luister aandachtig naar haar delen. “Hij is veel te snel vertrokken”, deelt ze. Ik zie een zekere hardheid terug komen. “We zijn hier komen wonen toen Jean-Marc 62 was, we hebben de molen gekocht en Jean-Marc heeft hier alles eigenhandig gerestaureerd, zelfs de rosas in de gevel heeft hij gemaakt.” “Waw, en dit dan ook”, terwijl ik wijs naar een steen waar een tafereel en een hoofd in verwerkt werd, “je man is een ware artiest”, voeg ik eraan toe. “Ja, hij heeft hier zijn hart en ziel ingestoken. Hij heeft veel te veel gewerkt. Hij had niet mogen vertrekken.” “Antoinette, ik zie een zekere kwaadheid bij je. Klopt dit?” “Ja, ik ben kwaad en verbitterd. Eigenlijk ben ik kwaad dat hij Jean-Marc veel te vroeg heeft meegenomen”, terwijl ze naar boven kijkt en wijst. “Hij heeft veel te veel gewerkt”, deelt ze terug, “ik ben gaan slapen, ik was moe. En plots hoorde ik hem vallen. Het was ergens midden de nacht. Ik heb zelf geen afscheid kunnen nemen. Veel te snel”. Een stilte. Ik kijk naar haar. Achter die verbittering zie ik haar verdriet. “Antoinette, weet je zijn lichaam, zijn voertuig is weg. Maar hij is er nog altijd. Het is hier zo voelbaar.” “Het is waar, hij is er nog. Ik hoorde hem zelfs een paar dagen nadien nog praten”, terwijl ze me aankijkt. “Hij is in vrede Antoinette. Hij is in vrede. Op deze serene plaats. Hij heeft hier met jou iets heel bijzonders neergezet. Zo bijzonder mooi. Ik hoop als dit ooit terug opengaat, het in respect zal zijn voor wat hij hier heeft gecreëerd. Voor wie hij was. “
De vrouw deelt verder nog wat over het dorp, de burgemeester, haar zoon Michaël. Waar ze van houdt en dat ze binnen een paar maanden naar de bergen trekt, daar waar ze het liefst is. ” Zin in nog zo een lekkernij? “, terwijl ik een zakje papier uithaal en de helft van mijn zakje verdeel over de twee zakjes.” Hier Antoinette dit is voor jou. Geniet er maar van.” we zitten nog wat naast elkaar in stilte en genieten van elkanders compagnie.
Jean-Marc Noblesse stierf zeven jaren na hij hier kwam. Hij zette een huisje neer, niet zomaar eentje. Eentje met een ziel vol symboliek. En de tijd dat ik hier met zijn vrouw zat, was alsof we elkander al heel lang kenden. Antoinette verloor hierbij niet enkel haar man, ook verloor ze van de een op andere dag alle mensen die hier op het terrein kwamen. Terwijl ik me klaar maak om verder te stappen, zie haar terug wandelen in de schaduw richting het huis. De geit en het schaap kruipen via het raam het huis binnen. Ik stap op… We zwaaien nog eens naar elkander. ‘Antoinette,’ denk ik in mezelf. ‘Jou zal ik nooit vergeten.’
Op het einde van het dorp staat een soort klein vierkante gebouwtje met een groot kruis erop. La chapelle ‘Eulalie’, waarover Antoinette me deelde. Ik herken het werk van Jean-Marc.
In een riviertje La Somme, midden een dorpje Pithon plons ik in het water nadat ik de jeugd, Samir, Anaelle en Nael er in zag jumpen. Hup, de jeugd achterna. Lekker verfrissend. Wat ben ik tocht verwend.
Op mijn rechterkant schijnt de zon laag aan de horizon. Rondom mij baden de velden in een goudengloed. Links mijn schaduw, we wandelen samen naar het dorp die recht voor mij ligt, gelegen als een oase midden de velden. Ik zet mijn tarp neer in een tuin, na ik de toelating vroeg. Ik vraag een emmer om water te vullen op het kerkhof. Ik krijg het voorstel om er te douchen. “Is heel vriendelijk, ik ga me wassen met het water van het kerkhof. Het is ondertussen 21u wanneer ik mijn handdoek aan de haak van het kerkraam hang, de emmer vul en geniet van de rust in de badkamer.
Zachtjes ontwaak ik uit mijn diepe slaap. Ik kijk op mijn uurwerk. Oeps, 7u45. Ik heb het vertrek van Thibaux gemist. Ik kruip vanonder mijn tarp en strek me uit. De lichte regenval van deze nacht deed de natuur goed. In de verte zie ik Stephanie afkomen met een paar dozen, een thermos onder de arm, een keukenhanddoek en wat couverts. “Ik heb wat klaargemaakt voor je ontbijt. Ik ben klaar om naar het werk te gaan, doe gerust op het gemak”, deelt Stephanie. “Och, dat is lief. Dankjewel voor je gastvrijheid, ik heb me trouwens overslapen waardoor ik het vertrek van Thibaux heb gemist.”,zeg ik. “Is niet erg. Blijkbaar had je het nodig en heeft onze tuin je goed gedaan”. “Hoe doe ik het straks voor de poort, sluit ik die?” “Neen, je mag die gewoon open laten zoals nu.” Na een kleine tien minuten rijd Stéphanie de poort uit. We zwaaien nog eens naar elkander. Na het ontbijt ga ik de boter die in een doos zit bij de buren dragen met de vraag of ze deze in de koelkast kunnen bewaren te ’s avonds.
Bernadette, de overbuurvrouw roept me. “Heb je goed geslapen”, vraagt ze me. “Ja, heel goed zelfs zodanig dat ik je buurman niet heb horen vertrekken. Heel warme en gastvrije mensen.” “Wat ben ik blij dat ik je naar daar heb gestuurd. Ik was een beetje verveeld met de situatie dat ik de ruimte niet had voor je tent te plaatsen”, deelt ze me verder. “Het is helemaal ok, geen zorg, ik begreep het wel”, ik had gisteren avond Bernadette gevraagd om hulp. Bernadette begint me te vertellen over haar dochter, “mijn dochter had het plan om naar Compostella te wandelen, maar helaas heeft ze moeten annuleren wegens borstkanker en op de koop toe heeft haar man nog eens de diagnose Parkinson gekregen en dit allemaal vorig jaar. Ik vind het zo spijtig voor hen. Ikzelf zou ook nog graag eens die tocht willen doen. ” Nadat ik haar leeftijd vroeg,82 jaren, en amai zo jeudig zou ik er ook graag willen uitzien en zijn. Een pientere tengere fris uitziende dame. We blijven nog wat praten. Ze deelt dat ze Fibromealgie heeft. ” Weet je Bernadette ik ken een vrouw die fibromealgie had. Ze is op stap gegaan vanuit België naar Compostella. Ze is terug gekomen genezen. En we gaan zelfs volgend jaar samen naar Jeruzalem. Ook jij, je dochter en schoonzoon kunnen de weg op, op jullie manier. Je hoeft geen vijventwintig kilometer te doen, tien kilometer is ook ok. Op jullie eigen tempo en volgens jullie mogelijkheden. ” We ronden het gesprek af en ik ga mijn rugzak klaar maken. Bij het naar buiten komen roept Bernadette me vanaf de overkant van de straat, ” Jasmine, mag ik een foto van je nemen dan kan ik dit vertellen en laten zien aan mijn dochter. “” Ja hoor is helemaal ok. “ ” Jasmine, ik ben blij dat ik je nog eens heb geroepen. Je hebt me moed geschonken en vreugde voor de komende dagen”. Haar ogen glinsteren, zalig. “Dank je Bernadette voor je delen. Het doet me plezier dit te horen”. We zwaaien naar elkaar en wat verder draai ik me nog eens om en zwaaien terug.
Voor de aankomst in Saint Quentin wandel ik langs het kanaal van St. Quentin. Een tal van huizen aan de sluizen staan leeg en zien er binnenin wat vernield uit. Ik stel de vraag aan een vrouw of ze weet van wie deze huizen zijn en wat ermee zal gebeuren. De huizen zijn eigendom van het VNF – Voies navigable de France. “Ik zie ze hier al 8 jaar leeg staan en ieder jaar wordt het erger. Er wordt ingebroken, vloeren worden uitgebroken, vensters uitgehaald en men laat het gebeuren.”” Maar waarom steekt met er geen mensen in, we hebben woningen tekort. Een gans gezin kan hier intrekken. En dit maal vijf, ik zag al vijf huizen zo. “” Mevrouw dit is de in coherentie van de maatschappij”,deelt de vrouw verder. “inderdaad”.
St. Quentin. Ik stap de Basiliek in. Aan de hoofdingang ligt een labyrinth. Helaas, momenteel ligt de helft onder een metalen stelling. Ik blijf een eind staan in een kapel die mijn aandacht trekt door zijn prachtige muurtaferelen. Nadien bezoek ik verder deze goed aanvoelende kerk met zijn prachtige architectuur en zijn verassende hoekjes en kantjes. Wat later in het restaurant ‘Chez Jean’, net naast het plein – Af en toe verwen ik me op culinair vlak – deelt de vriendelijke eigenaar wat informatie en een boek over de basiliek. Tot mijn grote verwondering lees ik in het boek dat de kapel die mijn aandacht trok, de kapel van Maria Magdalena is.
’s Avonds maak ik gebruik van een camping om mijn tarp op te zetten. Waar ik Diana ontmoet. De vrouw komt naar me toe en vraagt me waar ik heen ga. Ze bied me een thee aan, “Ginger and Lemon direct from England. And Chocolat direct from Germany.” “Waw, what a surprise, thanks.” ” Woman on the road we need to help each other.”
Ik draag de hamer terug naar Christophe, de conciërge van het sportterrein. “Zin in een koffie?”, vraagt Christophe. “Graag, met plezier accepteer ik je uitnodiging.” Hij laat me zijn zelfgemaakte clafoutis proeven van de verse braambessen die hij gisteren plukte en met fierheid toont hij mij zijn huisje die hij eigenhandig en met smaak heeft vernieuwd. We praten over de regio, de buurt. ” Dit was hier vroeger een heel rijke buurt waar textiel werd vervaardigd”,zegt Christophe. En wanneer ik later op de dag de rijk versierde architectuur en de grote herenhuizen zie, denk ik terug aan zijn woorden.
Langs de weg en voor de zoveelste keer hoor ik, “Heb je geen schrik in deze tijden, met al die halvegare.” “Meneer die zijn er altijd geweest, alleen komt dit allang en meer aan het licht. Gelukkig! Ik weet dat het bestaat, alleen krijgt het mijn aandacht niet. Op acht jaar ben ik nog nooit lastig gevallen geweest.” Het is me opvallend hoe de inwoners uit deze regio niet enkel vriendelijk en open zijn, ook betrokkenheid is sterk aanwezig.
Terwijl ik wandel ga ik even naar mijn klein tasje waar de telefoon in zit. Met verwondering ontdek ik er nog ‘une bêtise de Cambrai’, een heerlijke lekkernij die ik kreeg van de dame in het toeristisch bureau in Le Cateau-Cambresis. Ik zie haar glimlach en openblik even terug voor mijn ogen.
Midden de velden blaast de wind langs mijn oren. Ik hoor het gedroogd gras onder mijn voeten. Een buizerd is hoorbaar in de verte. Aan de horizon een watertoren. Een groot afgemaaid veld scheidt ons van elkaar. Heel ver gromt de motor van een vliegtuig. Mijn voetstappen zijn duidelijk aanwezig en voelen wat zwaar, net als de zwoele temperaturen die als drukkend aanvoelend.
Aan la Source de la Somme (de bron van de Somme)in Fonsomme zet ik me even op een muurtje kijkend naar het tafereel die zich rond mij afspeelt. Twee jonge kinderen, zitten gehurkt op een steen naast de bron, spelend met een houten stokje in het water. De papa staat aandachtig te luisteren naar het bejaard koppel op een bankje onder de schaduw van de boom. Aan de andere kant een man en vrouw komen aangefietst. Leggen een stoffendiek op het gras en nemen samen een pichnick. Mijn favorite plaatje, een vrouw zittend op het gras, benen vooruit. Tussen haar knieën en haar schoot ligt een man met zijn hoofd op haar dijen, ogen dicht. In haar armen ligt een pasgeboren aan de borst. Al die verschillende taferelen doen me denken aan de schilderijen van Manet en als ik er nog wat klaprozen of andere kleurrijke bloemen zou aan toevoegen, een strohoed hier en daar – de mijne heb ik alvast op – zou er zo in een levend tafereel van Monet kunnen ontstaan.
En om verder te verdwalen in deze taferelen, geniet ik verder van de schoonheid aan de natuurlijke oevers van La rivière de la Somme. Een waar plezier aan pure schoonheid die de natuur ons dagelijks schenkt.
“Goedemorgen G. heb je goed geslapen?” “Ja, maar ik heb….”, terwijl hij met zijn handen teken maakt dat hij geweend heeft. Ik ga bij hem staan en leg mijn hand op zijn schouder terwijl ik hem aankijk, ” weet je G. tranen laten bloemen groeien.” “Dat is mooi, dat is mooi”, deelt hij terwijl hij verder de ochtendtafel dekt. Bij het afscheid nemen aan de deur vraagt hij me, terwijl we elkander de hand geven, “wil je Jocelyne voor mij meenemen op de weg?” “Dit zal ik”, al knikkend, terwijl we allebei een hand op elkanders schouder hebben.
In afwachting tot het museum van Matisse opengaat neem ik plaats op een terras. Een potje koffie, mijn dagboek en met een deuntje op de belforttoren ‘prendre un enfant par la main’, geniet ik na van de rijke en warme ontvangst bij G. En de vele andere warme ontmoetingen op mijn weg.
Le Musée Matisse. Ik laat me meeslepen doorheen de zalen en hoe verder ik in de tentoonstelling kom, hoe meer de buiten wereld verderaf leikt te zijn. Obgeslorpt door de kleuren, de rijke woorden die me nieuwsgierig maken naar wie de mensen zijn achter het doek, de schoonheid van het aanwezige. Matisse, Picasso, Chagall…
Op een muur staat geschreven, met de woorden van Matisse na een belangrijke medische ingreep:” Vanaf nu, zal je verwezenlijken enkel waar je plezier aan beleeft zonder rekening te houden met wat anderen willen of eisen.” Ik dacht terug aan G..
Hieronder wat uitspraken uit de tentoonstelling, die trouwens een aanrader is.
‘-Il y a des fleurs partout pour qui veut bien les voir. -Trouver la joie dans le ciel, dans les arbres, dans les fleurs.
Il faut regarder toute la vie avec des yeux d’enfants.
Henri matisse.’
Ik vertrek pas om 12u vanuit Le Cateau-Cambresis. Eerst even een bakkerij binnenstappen. “Waw, mevrouw wat een aangename verrassing om hier binnen te stappen. De jeugdige frisse kleuren raken de mens in hun jeugdigheid en vrolijken de mens op. Wat een aangename verrassing.” Een bakkerij die nog in haar oorspronkelijke ‘jus’ staat zowel binnen als buiten. Opgefrist door haar persoonlijke ‘Touch’ van de dame.
L’étang de St. Crépin. Een terras. Een viswedstrijd, een grote treurwilg, schaduw, in compagnie met de hartelijke eigenaars. “Madame ik wacht nog altijd op mirakels. Bestaat dit werkelijk”,vraagt een meneer die erbij is komen zitten. “Meneer alles hangt af van wat jij een mirakel noemt of ziet. Voor mij zijn ze er dagelijks, in de kleine dingen. Laten we onze wereld verkleinen en eens kijken op een vierkante meter in het gras wat er allemaal te zien is. We zouden versteld staan. Kleine mirakeltjes. Neem nu ook als voorbeeld. Ik ben het museum van Matisse gaan bezoeken deze morgen. Het was verrassend mooi. Het circus van Chagall, de flora van Matisse, hun teksten… Voor mij een mirakel was daar buiten komen met de gewaarwording dat het kleine meisje in mij werd aangewakkerd, naar buiten komen met een innerlijke vreugde. Is dit geen klein mirakel!
In een straat wandel ik langs een peperkoekenhuisje. Een huisje met torentjes, half gehaakte gordijnen. Een tengere bejaarde man zit er binnen zijn omheining, op een rietenstoel met een boek in de hand midden zijn stoep en omringd door zijn kleurrijke, fleurrijke bloemen. Ik zeg hem een goedendag. Hij hoort me niet. Hij is volledig opgeslorpt door zijn stripfiguur. Voor zijn poortje sta ik wat stil, we zijn maar van een paar meter verwijderd van elkander. De vroegere fotograaf in mij zegt ‘neem een beeld’ . Mijn hart observeert en laat de situatie tot zich komen zonder iets te ondernemen en laat zich onderdompelen door dit zachtlevend tafereel die zich voor me afspeelt. Ik stap verder zodat ik hem niet laat schrikken.
Op de ‘Allée des rêves’ in Bohain-en-Vermandois val ik in slaap na een dankbare dag vol kleur in alle vormen.
“Pardon meneer, ga je vissen” , vraagt een man met een koerspet op, een groene overall en een kar in de hand met een voorovergebogen houding om mij te kunnen zien in mij tarp. “‘Neen meneer, doet u maar”, terwijl ik mij wat zichtbaar toon uit mijn slaapzak. “Oh, pardon madame heb je niet te koud om zo te slapen?” “Neen, absoluut niet”, ik draai me nog even om.
Wat verder zit iemand lenigmakende oefeningen te doen. Lars uit België op weg naar Compostella met zijn ligfiets. Hij deelt me wat plaatsen om in abdijen te kunnen overnachten. Ik stap richting de campingcar om een goedemorgen te wensen aan Roland en zijn vrouw. We delen wat over verschillende manieren van leven, over al of niet de noodzaak van een huis. Over ‘bewegend leven’. Zij doen het met een kleine bus, ik te voet.
In de kerk van Landrecies hoor ik muziek op de achtergrond ‘Les chants de la fraternités des frères et sœur de Jeruzalem’. Mijn hart maakt een vreugdesprong. Ik mis ze.
Langs het kanaal ‘Sambre à l’ Oise’ geniet ik ten volle van de bloeiende en rijke flora en fauna.
Rustend op een bankje aan de spoorweg, zie ik een vrouw wandelen met haar hondje. Wat later kruisen we elkander. “Gaat u ver zo?”, vraagt de vrouw. “Voorlopig wat ik weet is dat ik richting Vierzon stap erna weet ik nog niet. Het kan zijn dat ik ter plaatse blijf of dat ik verder stap. ” “En helemaal alleen? Heb je geen schrik? Ik zou niet durven. Ik heb veel te veel schrik en met alles wat we te horen krijgen en zien.” Ik ga wat dichter bij de vrouw staan en we beginnen hierover een gesprek over angsten. “Angsten hebben we zelf in de hand mevrouw, voor mij ligt dit tussen onze oren. En natuurlijk is dit gemakkelijk gezegd dan gedaan. Maar net wanneer men er aandacht aan geeft dan kan men al blokkeren. Ik zie je hond. Honden hebben me veel geleerd op de weg wat angsten betreft. Wanneer ik in angst ben dan kunnen zij dit gemakkelijk opnemen en worden ze onrustig. Iemand die je kwaad wilt of geen goede intenties heeft neemt dit ook op. Die persoon zal dus je angsten zien, voelen. Wij als vrouw hebben een sterke intuïtie. Vaak en in vele gevallen hebben we onszelf verwijderd van onze diep ‘weten’ . Dit kan uit bescherming zijn, uit angst, omdat we ons hebben laten vol proppen met negativiteit…of van alles een beetje of kijk wat er al twee jaar aan het gebeuren is rond ons. Een beter voorbeeld kunnen we niet hebben. We hebben onszelf verwijderd van onze gevoelens en gewaarwordingen. We hebben haast en nemen de ‘tijd’ niet meer om te voelen of gewaar te worden en dat omdat we het merendeel van de tijd hier hebben geleefd”, terwijl ik een opgaande beweging maak met mijn hand vanaf mijn borstkast naar boven wijzend naar het hoofd. “We zijn deze vergeten”, wijzend naar mijn buik. “Bewuster gaan leven.” “Ik kan dit niet, ik heb teveel schrik”, herhaalt de vrouw nog eens. “Maar vanwaar komen je angsten zo sterk?” , stel ik haar de vraag terwijl ik denk aan de tv. “Kijk naar de TV…” , deelt de vrouw. “Och, sluit dit bakje maar. Daar is weinig goeds te zien. En de mooie natuurreportages dit wat ons kan verbinden wordt getoond midden de nacht. We worden of sommigen zijn het reeds geworden poppetjes met koorden aan onze armen, benen en hoofd zoals in een poppenkast. Zo laten we ons leiden of misschien kan ik wel het woord manipuleren gebruiken”, zeg ik met een glimlach en mij verder verwijderen van de dame.” Veel moed en een goede weg”, wenst de vrouw me toe. Plots gaan de lichten en de bel van de spoorbalustrade. Ik kom eventjes terug op mijn voetstappen, “Hoe komt het dat je geen schrik had van me en we zo vrij konden praten met elkaar”, vraag ik nog. “Maar dat zag ik, ik heb gevoeld dat er geen gevaar was” , zegt de vrouw. “Zie je dat het kan! Alle, tot een volgende keer op de weg onderweg”, deel ik zwaaiend naar haar.
Net voor Le Cateau-Cambresis ontvang ik een onverwachte fikse regenbui. Kletsnat stap ik het touristisch bureau in. De vriendelijke dame helpt me verder en zorgt ervoor dat ik een overnachting in het droge kan hebben bij meneer G. Nog eerst even op boodschappen om samen te eten en zo sta ik een half uurtje later kletsnat aan zijn deur met een maaltijd en twee éclairs. Ik krijg mijn kamer toegewezen, toont de badkamer en mijn plaats aan tafel.
Een persoon die al 12 jaar in een zeker gemis, tristesse woont na het overlijden van zijn vrouw. We hebben een gevulde avond met boeiende gesprekken over de kerk, de instantie… Over de periode waarin we vertoeven. Over het ontwaken van onze eigen mogelijkheden en het goddelijke in onszelf. Over hoe we klein gehouden geweest zijn. De vrouw en het hoofddeksel in de kerk. Intuïtie en wat er zich zichtbaar aan ons liet zien en velen hierdoor achtervolgd werden en op de brandstapel kwamen, zelfs volledige kloostergemeenschappen, Begijnen… Over wat zich vandaag afspeelt in de wereld, het ontwaken van de mens.. Een goed gevulde avond… Toen begon hij over zijn vrouw. Hoe en aan wat ze is gestorven. Ik voel haar aanwezigheid nog heel sterk in het huis. Hij deelt me zijn leven toen en vandaag. “Ik zou je graag een vraag stellen, weet dat niets je verplicht om er op antwoorden. Is dit ook voor je?” “Ja, natuurlijk?”, terwijl G. me aankijkt. “Heb jij nooit gedacht om je verder te delen met iemand anders?” “Oh, jawel. En er zijn vrouwen genoeg die het graag zou willen”, zegt G. terwijl ik iets, zie openbloeien bij hem en zijn blik opener wordt. “Bizar, je zit op dezelfde stoel van mijn vrouw en mijn vrouw vroeg me toen net hetzelfde”, zie ik hem nadenkend delen. “Wat hou je tegen?” “Wel hoe de andere mensen ermee zullen omgaan. Erover zeggen.” “Ach, de anderen. Zo herkenbaar. Dit kan zo een blok aan ons been zijn om die gedachte te hebben. Heb lief, laat je lief hebben G. Ga ervoor en probeer deze gedachte opzij te plaatsen. Laten we liefde verspreiden. Zodat het zich kan verderzetten. Ga niet in gevecht tegen wat komt. Gewoon aanvaarden en daarachter zal naar je toekomen wat je nodig hebt en waar je verlangens liggen”. We eindigen de avond met het delen van een niet alcoholisch drankje… We klikken onze glazen tegen elkaar, kijken elkander aan “Op Jocelyne!”.
Mijn ogen openen zich. Ik kijk naar buiten en zie een gamma aan grijze tinten. Mist. Hihi, naar buiten kijken, best wel grappig dat deze zin komt, want behalve een zeil in driehoekvorm die dient als dak boven mijn lichaam, ben ik buiten. En wat een verademing om iedere avond op zo een manier de nacht in te kunnen.
Een nieuwe manier voor mij, voorbij mijn angsten, en begonnen als een vanzelfsprekendheid, die me al veel gebracht heeft op persoonlijk vlak… en die nog wat verder aan het rijpen is. Het brengt me alvast nog een extra laagje innerlijk vrijheid, waarin, hoe kan ik het vernoemen, de grenzen van het oneindige transparant wordt en terzelfde tijd een grens binnenin mezelf samenvloeien op één lijn.
Een grote wilde kastanje aan een grot lonkt om er in de schaduw een pauze te nemen. Dankjewel boom voor je schaduw, die ik weet te appreciëren. Ik neem mijn tarp uit de zak die nog wat vochtig is om deze in de wind en zon te laten drogen. Doet me plots terug denken aan een beeld die ik nam tijdens de Maha Kumb Mêla in Indië (het groots religieuze gebeurtenis ter wereld die maar enkel om de 140 jaar plaats vind volgens de positie van de sterren. Mensen komen er van her en der te voet of met voertuig om er in de Ganges te baden) waar een vrouw haar sarong (kledingstuk) vast hield om deze te laten drogen in de wind. Hier sta ik dan mijn dak vasthoudend voortgeblazen door de wind en met de zon boven mij is mijn zeil in een mum van tijd droog.
De Achillea, klaproos en de Camille hebben hier en daar de onkruidbestrijder overwonnen. De schermen van duizendklauw verspreiden hun zaden.
Op sommige percelen werden diverse omheiningen geplaatst op de randen van percelen om meer biodiversiteit te bewerkstelligen. Bramen, meidoorn, sleedoorn. Aan een braamstruik zoek ik bramen op ooghoogte. Helaas geen. ‘och, wat zou het me plezieren om er te vinden’, gaat door meheen. Beetje verder aan de ingang van een dorp staat een immense braamstruik vol braambessen naar me te lonken. De eikenbomen dragen al volop hun vruchten, onder mijn voeten kraken de afgevallen kleine nootjes.
In Landrecie na een vermoeiende en prachtige dagtocht stap ik richting het kanaal, naar een nog verlichtte campingcar. Ik klop aan ‘Roland’ doet open en vraag of hij een hamer bij heeft. Gelukkig want door de droogte zijn de haringen moeilijk in de grond te krijgen. Een galf uurtje later vertrek ik naar dromenland.
Een paar hevige onweerswolken kwamen deze nacht boven Marchipon, met drie korte onweerslichten na elkaar. Als kind kon ik een heel lange tijd aan het venster kijken met mijn ellebogen op de vensterbank en mijn hoofd steunend in mijn handen, achter het gordijn. Met grote ogen en een ingehouden adem van spanning stond ik te genietend van dit natuurlijk fenomeen, zo krachtig en vurig, wondermooi. Mijn papa stond dan naast me en leerde me hoe ik de tijd kon bepalen van de bliksem in afstand verwijderd van het huis. Tellen tussen de twee bliksems.
Een poes staat te miauwen aan het venster. 7 uur ik maak me klaar voor een nieuwe dag. Pierre komt aangewandeld met de koffie. “Het was een hevig onweer deze nacht. Dankjewel Pierre voor je uitnodiging. Want ik was midden de nacht wakker geworden denkend aan mijn wandelstokken die gewoon geleiders zijn voor de bliksem.” Pierre deelde dat er deze nacht vijf liter water was gevallen. Niet denderend veel denk ik dan ten opzichte van het onweer. Ik dank Pierre voor zijn gastvrijheid en stap terug de natuur in.
Op een brugje ontmoet ik een dame wandelend met haar Border-Collie. We praten met elkaar en delen over de weg. De dame wandelde ooit het stukje camino tussen Le Puy-en-Velay en Nasbinal. ” Eenmaal men eraan begint zou men blijven stappen”, deelt de vrouw. “Ah, daar kan ik in volgen. Het lichaam weet gewoon heel goed wat het nodig heeft. We hebben ons zo verwijderd van ons eigen natuur, onze materie, wie we zijn. En in deze eenvoud van leven is alles wat we nodig hebben. De mens, een ontmoeting, de natuur, de rust, de stilte. Men hoeft er enkel voor openstaan. ” We delen nog verder over de weg. .” Ah, wel dat was een fijne verrassing hier ten midden de velden. Had ik niet verwacht”, deelt de dame terwijl ze afscheid neemt. Haar ogen fonkelend voegt ze er nog aan toe, “Eh bhein c’est chouette ça !” We stappen elk verder onze richting.
Een blauwe reiger vliegt van het land de boom in. Hij neemt een statische houding aan. Zijn witte hals en kop laten hem opvallen tussen het groen. In een klein dorpje, op de weg staat een kapel geweid aan Maria magdalena. Via een sleutelgat en grote kier in deur kan ik een glimp opvangen binnenin. Een beeld van Maria Magdalena staat midden de kerk achter het altaar. Een paar meter ervoor op de zijkanten staan de beelden van Maria en Jezus. Ik hoor iemand aangewandeld. De vrouw met haar Bordercollie ‘Lochness’.
Een grootvader en kleinkind stappen op de trage wegen. ‘Alain et Anton’. De man deelt met volle overgave over zijn lange afstand fietsen en kamperen. Zijn kleinzoon nadert een waterplas. Hij roept hem terug. “Och, welk kind houd daar niet van. Zelfs grote kinderen houden nog van door plassen te wandelen”, deel ik terwijl ik knipoog. “Ja, maar hij heeft maar twee paar schoenen”, vertelt hij wat bezorgd. “Och, dat is niet zo erg, wassen en drogen.”
Ik voel dat het tijd is om wat rustpauze te nemen. Zoekend naar een bank of muurtje, vraag ik een man of er eventueel een bar open is in het dorp. “Ach, neen er is hier niets. Waarom wat heb je nodig?” “Och, mijn lichaam laten rusten bij een potje koffie zou me goed doen”. “Kom mee, ik kan je een potje koffie schenken”. De man neemt me mee richting zijn huis. “Ahh, °^`***’, ik heb de electriciteit afgelegd. Ik ben namelijk een nieuwe bel aan het installeren.” “Oh, is niet erg. Het is zogoed alsof ik het ontvangen heb.”, en beiden lachen we om de situatie.
Ik stap verder het weide landschap in. Het begin te onweren en ik ontsnap niet aan een fikse bui. Ik steek mijn paraplu de lucht in, niet echt slim met onweer. Ik neem het risico. In een ander dorpje, bel ik aan. Catherine doet open. Ik vraag naar een schuilplaats. “Kom binnen, een grote verwelkoming.” En niets is zo maar… Catherine vertrekt binnen drie dagen voor de eerste keer op de Camino, van le Puy-en-Velay naar Conques. Met wat tips achterlatend en wat geruststellingen kijkt ze met grote verlangens uit naar de weg.
De nacht was kort. De eerste werkmannen komen aan. Gelukkig volgde ik deze nacht mijn intuïtie en kon ik mijn twijfel opzij zetten, zo niet lag ik nu onder het stof van de bladblazers en de geur van het ledigen van mobiele toiletten. Een lichte ochtendzon schijnt door het bladerdek. Mijn tarp is lichtjes vochtig, ik leg deze op de balustrade van de speeltuin om deze te laten drogen. Mijn ontbijt, heerlijke croustillante kastanje cracotten met een biopuree van rode bietjes. Ik besef nu hoe ongezond, zwaar verteerbaar de voeding was die ik at in Spanje en Portugal en hoe ongezond ik ben omgegaan met mijn lichaam. In de sporthal neem ik een douche, laad ik de batterijen van mijn telefoon op en geniet ik van deze gastvrijheid die hier is.
Ik wandel afwisselend langs de grens België, Frankrijk. Vier jaar geleden wandelde ik hier voor de eerste keer richting Zuid-Italie die ik later de weg van de Aertsengel Michaël noemde. Toen nog niet wetend. De eerste reeën zijn waar te nemen in het bos en op de velden. De grond kleurt zwart. De regio waar steenkool werd ontgonnen. Op de GR412 ‘sentier des Terrils’.
In een café, en na een 10 tal kilometers, neem ik een een rustpauze. Een man begint een conversatie. Over zijn dochter die fotografeerd en in Indië woont. Over zijn ziekte en de chemio. Ik luister…. In een korte tijd verteld de man een gans stuk van zijn levensverhaal. Op tafel staat een glas bier die regelmatig wordt vernieuwd en na enige tijd zie ik zijn ogen veranderen. “Weet ik ben getrouwd geweest, 22 jaren. 22 jaren verloren van mijn leven”, weet de man me te vertellen, beetje kijkend hoe ik er zal op reageren. “Oh, ik denk niet dat ze verloren geweest zijn. Je hebt er toen waarschijnlijk wel iets aan gehad anders hadden ze geen 22 jaar geduurd.Denk je niet ?” Wat later begint hij terug over zijn kanker en het feit dat de dokters hem niet willen delen hoelang hij nog te leven heeft.” Zal het je werkelijk vooruit helpen dit te weten? Wanneer je hier rond je kijkt, hoeveel mensen zouden weten wanneer ze zullen sterven. Niemand! Toch!”. Ik zie de man denken. Voor ik vertrek vraagt de man of hij me een vriendschapskus mag geven. Ik weiger vriendelijk en geef hem een hand.
Via les Marais d’Harchies stap ik verder. Ik geniet van de eenden die een ronde dansje doen in het water. Net buiten les Marais hoor ik een wagen vertragen, “Het is niet mogelijk dat ik je hier terug zie!”, een opgewekte man, in een wit ‘marceleke’, een sigaret in de linkerhand. De man van in de bar. Ik steek mijn hand op.
In Quivrain net over de grens zie ik een ganse wijk waar velen huizen niet meer bewoond zijn en dicht geslagen met grote metalen platen. 400 mensen worden uit hun huis gezet, “Het is een overstromingsgebied geworden”, deelt een man. Alsof het hier nooit zo geweest is denk ik dan in mezelf. Een nooit genoeg situatie, macht, een onder tafel gebeuren, wetten overschrijden, door de vingers kijken, stemmen ronselen… en hup een nieuwe wijk ontstaat voor even… en zo blijft de economie draaien. Gelukkig komt een park naturel om de biodiversiteit terug te brengen, wat allang zo had mogen zijn.
“Dankjewel jonge heer voor je delen”, zeg ik de jonge man op zijn autoped. Hmmm, het zal alvast hier niet zijn waar ik mijn tarp zal opzetten, er hangt namelijk onweer in de lucht.
Ik wandel nog verder tot in Marchipont, het kleinste dorp van België. Ik krijg er een droge plaats aangeboden krijg om er te overnachten. Terwijl ik mij klaar maak voor de nacht, komt Pierre me nog een verse soep brengen en een bezoekje met zijn vrouw. Ten huize van ‘Mabea‘ en ‘Equilibre‘. (Neem gerust eens de tijd om eens te kijken wie en wat ze doen met dieren, voor dieren en in relatie tot de mens. Klik op de naam en ontdek)