De Kogis

Texte français voir 👇🙏

Eind mei hoorde ik voor het eerst de naam ‘les Kogis’ tijdens een bijeenkomst met Anaïs Theyskens. Er werd gesproken over spinnenwebben, de draad.


De Kogi, of les Kaggaba (hun oorspronkelijke naam), zijn een inheemse bevolking uit Colombia.
Het zijn wisdom keepers, priesters en priesteressen die wijsheid en kennis dragen die teruggaat tot van vóór Atlantis, en die deze levend hebben gehouden via mysteriescholen.
Voor de Kogi is de “draad” geen abstracte metafoor: het is de draad van de Oorspronkelijke Wet (Sénenulang / Aluna), het onzichtbare weefsel dat de gedachte, de Aarde, de mens en de natuurlijke krachten met elkaar verbindt. Wanneer deze draad beschadigd raakt, wordt de wereld ziek.


Velen onder ons zijn zich ervan bewust dat het al een hele tijd niet goed gaat met onze aarde en met de verbinding tussen mens en aarde.
De Kogi zijn echter van mening dat de draad vandaag nog hersteld kan worden, maar niet door technologie.


Een paar dagen voordien deelden mijn zusters en broeders over het creëren van gemeenschappen. Ik deelde spontaan dat ik mezelf zag pelgrimeren tussen die gemeenschappen, als een spinnenweb dat zich vormt en hen met elkaar verbindt.


Door te horen over de Kogi kwamen verschillende herinneringen naar boven. In 2018 verscheen een gelijkaardig beeld – het spinnenweb – toen ik wandelde in de vallei van La Verna (Italië), in verbinding met mijn pelgrimstochten.
Drie jaar later kwam dit opnieuw naar boven, toen iemand met mij deelde dat mijn wegen als een draad geweven worden en nieuwe leylijnen over de aarde brengen. Ik was nieuwsgierig om dit op een landkaart te bekijken.
Wat ik me herinner zijn symbolen:
2017 – Rocamadour: een U-vorm
2018 – aartsengel Michaël: een oneindigheidssymbool
2020 (22) – Maria Magdalena: een L-vorm
Voor de rest, eerlijk gezegd, kon ik het bos door de bomen niet meer zien.
Hmm… in 2026 zit de letter V Erin. Bijzonder hoe het woord LUV gevormd kan worden, net in het jaar van de weg ‘Hart van de Roos’.


Toen Anaïs over de Kogi deelde, wakkerde alles opnieuw aan.
Ik voelde als het ware een diepe roep in deze beweging. Ik weet niet of het de beweging zelf is, of dat het de Kogi zijn die mij roepen – of misschien wel beide.


Vorige week was ik in Parijs en zag ik de documentaire ‘Kogis, ensemble pour soigner la terre’.
De documentaire gaat over vijf wijzen uit de gemeenschap van de Kogi uit Colombia die naar Europa komen. Zij volgen de Rhône, van de gletsjeroorsprong in Zwitserland tot aan de delta in de Camargue. Hun voorouderlijke wijsheid, gecombineerd met hedendaagse wetenschappelijke methoden, onthult vernieuwende oplossingen om het natuurlijke evenwicht van de rivier te herstellen. Deze ontmoeting tussen traditionele en moderne kennis wijst een originele weg voor de bescherming van ecosystemen en het behoud van het milieu.


De documentaire raakte me diep. Zoveel was herkenbaar in wat zij deelden en in wat ik zelf al had gezien en gevoeld onderweg.
De mens die de natuur wil domineren. De tonnen afval die we dumpen langs de weg, in het water en onder de grond.
Het schudde me ook wakker. Ik zag aan mijn pols twee armbanden: de ene van rozenkwarts, de andere van amethist. Ik weiger in de toekomst nog stenen aan te kopen, van welke soort dan ook. Tijdens mijn volgende tocht zal ik stenen terug schenken aan Moeder Aarde.


Het bracht me ook terug naar mijn ontmoeting met de dolfijnen. Op de eerste ochtend, toen ik vroeg ontwaakte op de boot, startten ze de motor. Een immense olievlek werd zichtbaar op het water – vieze troep met een enorme milieu-impact. Ik moest het zien om hierin echt wakker geschud te worden.
Er lagen toen dertien boten, elk met twee motoren, die dagelijks twee tot drie keer uitvaren. En ik verzeker je: alleen al de geur vertelde genoeg. Wat doen we deze onvoorwaardelijk liefdevolle wezens aan?


Net als de bijna honderd cruiseschepen op de Nijl en de honderden kleine bootjes. Bij valavond hangt er één dikke mistlaag van pollutie over de rivier. Of de meer dan vijftig luchtballonnen die in de ochtend de lucht in gaan, waarvoor telkens één à twee minibussen en één à twee kleine vrachtwagens nodig zijn om manden, ballonnen en toeristen te vervoeren. Ik laat je zelf tellen en je voorstellen wat dit allemaal teweegbrengt.


Ik heb me voorgenomen om mij in de toekomst nog bewuster in te zetten en mijn impact zo laag mogelijk te houden, door zorg te blijven dragen voor de aarde. 2025 was voor mij een jaar van overdaad: twee keer het vliegtuig. 2026 wordt nul.


En jij — help jij mee om alles in balans te houden?🙏

Fin mai, j’ai entendu pour la première fois le nom « les Kogis » lors d’une rencontre avec Anaïs Theyskens. Il était question de toiles d’araignée, de ‘le fil’.


Les Kogi, ou les Kaggaba (leur nom d’origine), sont un peuple autochtone de Colombie.
Ce sont des gardiens de sagesse, des prêtres et des prêtresses qui portent une connaissance très ancienne, antérieure à l’Atlantide, et qui ont maintenu cette sagesse vivante à travers des écoles de mystères.
Pour les Kogi, le « fil » n’est pas une métaphore abstraite : c’est le fil de la Loi d’Origine (Sénenulang / Aluna), la trame invisible qui relie la pensée, la Terre, l’être humain et les forces naturelles. Lorsque ce fil est endommagé, le monde tombe malade.
Nombreux sont ceux parmi nous qui sont conscients que, depuis un certain temps déjà, quelque chose ne va pas avec notre Terre et avec la relation entre l’être humain et la Terre.
Les Kogi estiment toutefois que le fil peut encore être réparé aujourd’hui, mais pas par la technologie.


Quelques jours auparavant, mes sœurs et frères partageaient autour de la création de communautés. J’ai alors partagé spontanément que je me voyais en pèlerinage entre ces communautés, comme une toile d’araignée qui se tisse et les relie entre elles.


En entendant parler des Kogi, plusieurs souvenirs sont remontés à la surface. En 2018, une image semblable- celle de la toile d’araignée – m’est apparue lorsque je marchais dans la vallée de La Verna (Italie), en lien avec mes pèlerinages.
Trois ans plus tard, cette image est revenue lorsqu’une personne m’a dit que mes chemins se tissaient comme un fil et faisaient naître de nouvelles lignes telluriques à travers la Terre.

J’ai eu envie de les observer sur une carte.
Ce dont je me souviens, ce sont des symboles :
2017 – Rocamadour : une forme en U
2018 – l’archange Michaël : un symbole d’infini
2020 (22) – Marie-Madeleine : une forme en L
Pour le reste, honnêtement, je ne voyais plus clair.
Hmm… 2026 contient la lettre V. Étrangement, le mot LUV peut se former  – et cela précisément l’année du chemin ” Cœur de la Rose”.


Lorsque Anaïs a partagé à propos des Kogi, tout s’est ravivé en moi.
J’ai ressenti comme un appel profond dans ce mouvement. Je ne sais pas si c’est le mouvement lui-même ou si ce sont les Kogi qui m’appellent – ou peut-être les deux.


La semaine dernière, j’étais à Paris et j’ai vu le documentaire “Kogis, ensemble pour soigner la Terre”.
Le documentaire raconte l’histoire de cinq sages de la communauté kogi de Colombie qui viennent en Europe. Ils suivent le Rhône, de sa source glaciaire en Suisse jusqu’à son delta en Camargue. Leur sagesse ancestrale, combinée aux méthodes scientifiques actuelles, révèle des solutions novatrices pour restaurer l’équilibre naturel du fleuve. Cette rencontre entre savoirs traditionnels et modernes trace une voie originale pour la protection des écosystèmes et la préservation de l’environnement.
Ce documentaire m’a profondément touchée. Il y avait tant de résonances avec ce qu’ils partageaient et ce que j’avais déjà vu et ressenti sur le chemin.
L’être humain qui cherche à dominer la nature. Les tonnes de déchets que nous abandonnons le long des routes, dans l’eau et sous la terre.
Cela m’a aussi réveillée. J’ai regardé mes poignets et j’y ai vu deux bracelets : l’un en quartz rose, l’autre en améthyste. À l’avenir, je refuse d’acheter encore des pierres, quelle qu’en soit la nature. Lors de mon prochain voyage, je rendrai des pierres à la Terre-Mère.


Cela m’a également ramenée à ma rencontre avec les dauphins. Le premier matin, lorsque je me suis réveillée tôt sur le bateau, ils ont démarré le moteur. Une immense nappe de pétrole est apparue à la surface de l’eau –  une pollution immonde aux conséquences environnementales énormes. Il m’a fallu le voir pour être réellement secouée.
Il y avait alors treize bateaux, chacun avec deux zodiac, qui sortaient deux à trois fois par jour. Et je peux te l’assurer : l’odeur à elle seule disait déjà tout. Que faisons-nous à ces êtres d’un amour inconditionnel ?


Comme les près de cent bateaux de croisière sur le Nil et les centaines de petites bateau. À la tombée du soir, une épaisse couche de brouillard de pollution recouvre le fleuve. Ou encore les plus de cinquante montgolfières qui s’élèvent le matin dans le ciel, nécessitant chacune une à deux minibus et un à deux petits camions pour transporter les nacelles, les ballons et les touristes. Je te laisse imaginer et compter l’impact que cela engendre.


Je me suis engagée à poursuivre, à l’avenir, un chemin encore plus conscient, en réduisant au maximum mon impact et en continuant à prendre soin de la Terre. 2025 a été pour moi une année d’excès : deux vols en avion. 2026 sera zéro.


Et toi — contribuerais-tu aussi à maintenir l’équilibre ?🙏

Mariana

Deze week bracht ik een bezoek aan mijn opslagplaats, waar de weinige materie die ik nog heb, gestockeerd staat.
Ik nam er een wit doosje mee dat ik ooit cadeau kreeg.
Al jaren bleef het doosje onaangeroerd, omdat het op zich al zo schoon was.
Nu voelde ik dat de tijd rijp was om het met me mee te nemen.


Op het doosje staat een vrouw met een boeket bloemen kijkend naar 2 fladderende vlinders afgebeeld, en erin lag een wit stukje stof, waarop een rozenkrans was geborduurd, met in het midden het woord ‘Joy’.
Op kerstavond, na een ritueel rond de twaalf Heilige Nachten, opende ik het doosje en haalde het witte stukje stof eruit.
Het voelde zijdezacht en fragiel.

Er viel een kaartje uit de doos.
Waarop staat geschreven:
“… het werd gemaakt door Bulgaarse vrouwen in een kansarme regio in de buurt van Veliko Tarnovo.
Mijn wens is om vrouwen uit kansarme achtergronden te ondersteunen en hen werk te bieden, evenals het zelfvertrouwen dat ontstaat wanneer ze met hun eigen handen iets moois creëren.
Ik geloof dat handel persoonlijk en intiem kan zijn.
De naam van de vrouw die dit voor jou heeft gemaakt is: Mariana.
Van harte welkom om haar een boodschap te sturen via Tamielle — ze zal het fijn vinden om te weten wat je van haar werk vindt.
Dank je!
Tamar.”


Ik vind het telkens weer zo bijzonder hoe het leven in elkaar zit, hoe mijn lichaam die ‘aha’ kan gewaarworden wanneer mijn levensweg zich toont, door het vertrouwen in mijn intuïtie.


Nog niet zo lang geleden deelde ik met iemand mijn verlangen om naar Bulgarije te gaan, op het moment dat de rozen bloeien.
Binnen iets minder dan drie maanden start een nieuwe pelgrimstocht: ‘Hart van de Roos’, die van België via Frankrijk naar Engeland gaat.
Niet enkel de Roos zal symbool staan, maar ook de letter M — van Maria, Moeder en Michaël.
En wanneer dan het kaartje uit het doosje valt, met de naam Mariana, kon het niet anders dan dat ‘Joy’ zich liet voelen in mijn hart en mijn bekken.


Mariana.

Cette semaine, je me suis rendue dans mon espace de stockage, là où se trouvent encore les quelques objets matériels que j’ai conservés.
J’y ai pris une petite boîte blanche que j’avais reçue autrefois en cadeau.
Depuis des années, cette boîte était restée intacte, parce qu’elle était déjà, en elle-même, si belle.


Le moment était venu de l’emporter avec moi.
Sur la boîte est représentée une femme tenant un bouquet de fleurs, regardant deux papillons voletant, et à l’intérieur se trouvait un petit morceau de tissu blanc, sur lequel était brodé une couronne de roses , avec, en son centre, le mot « Joie».


Le soir de Noël, après un rituel autour des douze Nuits Saintes, j’ai ouvert la boîte et j’ai sorti le petit morceau de tissu blanc.
Il était d’une douceur soyeuse, fragile.

Une petite carte tombe hors de boîte
, sur laquelle il était écrit :
« … il a été réalisé par des femmes bulgares issues d’une région défavorisée près de Veliko Tarnovo.
Mon souhait est de soutenir des femmes provenant de milieux vulnérables et de leur offrir du travail, ainsi que l’estime de soi qui naît du fait de créer quelque chose de beau de leurs propres mains.
Je crois que le commerce peut être personnel et intime.
Le nom de la femme qui a réalisé cette pièce pour toi est : Mariana.
Tu es chaleureusement invitée à lui envoyer un message via Tamielle — elle sera heureuse de savoir ce que tu penses de son travail.
Merci.
Tamar. »


Je trouve toujours si particulier la manière dont la vie s’entrelace, comment mon corps peut ressentir ce « aha » lorsque mon chemin de vie se révèle, à travers la confiance que je place dans mon intuition.
Il n’y a pas si longtemps, j’ai partagé avec quelqu’un mon désir de me rendre en Bulgarie au moment où les roses sont en fleur.
Dans un peu moins de trois mois commencera un nouveau pèlerinage, « Cœur de la Rose », qui partira de la Belgique, traversera la France et rejoindra l’Angleterre.
Ce ne sera pas seulement la Rose qui fera symbole, mais aussi la lettre M — pour Marie, la Mère, et Michaël.


Et lorsque, de la boîte, est tombée cette petite carte portant le nom Mariana, il ne pouvait en être autrement : la « Joy » s’est fait sentir dans mon cœur et dans mon bassin.


‘Mariana’

Mensonwaardig

Deze week was ik bij het ziekenfonds.
We spraken over hoe de mens en het zorgsysteem evolueren. Evolueren is eigenlijk geen juist woord, want dat zou een positieve richting veronderstellen.
Plots kwamen ervaringen uit de laatste drie maanden van het leven van mijn papa naar boven.

Het voelt nog pril, en ik werd me opnieuw bewust van wat dit alles in mij teweegbrengt.
Ik deel dit omdat ik het belangrijk vind om zaken aan het licht te brengen.
Niet om met de vinger te wijzen of schuld toe te kennen, maar om wie zich betrokken voelt bij zijn medemens en het grotere geheel — hopelijk iedereen — uit te nodigen om zich in vraag te stellen en het anders te doen.
Liever vandaag dan morgen.

Ik voel dat de tijd rijp is om dit een plaats te geven, te delen,als deel van mijn verwerking, vóór ik de donkere nacht inga.
Met dit delen hoop ik mensen bewust te kunnen maken dat de zorgsector niet goed bezig is. En dat dit een zaadje kan zijn voor morgen in de goede richting.

Anderzijds wil ik bewustzijn creëren over wat zich afspeelt binnen ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen: hoe het systeem vaak ten koste gaat van mensen, zowel van wie er werkt als van wie verzorgd wordt. En laten we ook ophouden met de schuld op het systeem te steken. De verandering begint daar waar we zijn.
Voor mij is het grootste tekort het gebrek aan een bewuste, menselijke benadering van de patiënt.
En sommige zullen misschien zeggen “Ja, we weten dit al”. Wel we kunnen het niet genoeg herhalen, want morgen lig jij of ik daar misschien.

Er is veel verkeerd gelopen, waardoor fysieke en psychische pijn vermeden had kunnen worden.
Terwijl ik dit schrijf, voel ik opnieuw de machteloosheid en de nietigheid van een mens.
Als ik dit al zo voel, wat moet dit dan geweest zijn voor mijn vader?
Na de fysieke pijn was het ergste de vernedering en het verlies van zijn menswaardigheid.
Wat gebeurd is, kan niet ongedaan gemaakt worden.
Wat geweest is, is geweest. Zelfs in de nabijheid van de dood zijn er lessen te leren.
Dat neemt echter de realiteit niet weg.

Wat ik hoop, is dat mensen zich bewuster worden van hun handelen en verantwoordelijkheid opnemen. Zich de moeite doen om zich in de plaats van de patiënt, bewoner te plaatsen.
Routine is dodelijk — zeker in de zorg, en zeker voor wie aan bed ligt.

Eind november 2024 kreeg mijn vader een nieuwe hartklep.
De opname verliep moeizaam door administratieve stress en een gebrek aan echt contact met de patiënt.
De operatie zelf verliep vlekkeloos en na drie dagen mocht hij gezond naar huis.
Bravo aan AZ Delta Rumbeke.

Twee dagen later viel hij en werd hij opgenomen in een ander ziekenhuis met een dijbeenbreuk en een fissuur in de kop van het dijbeen.
Mijn papa was al drie jaar een Parkinsonpatiënt. Deze breuken komen vaak voor bij deze ziekte, door gevolg van vertraagd denken en bewegen waardoor vallen courant is.
(Moedig daarom bejaarde mensen aan om gebruik te maken van een rollator.)
Ondanks de pijn bleven zijn humor en moraal aanwezig.

Een tweede volledige verdoving in tien dagen tijd. (dit kan nadelig zijn voor de hersenfunctie)
Men sprak over “een nieuwe heup”.
Het protocol, standaard na een heupOP zegt: zo snel mogelijk uit bed, voor iedereen hetzelfde
Mijn vader was 80 jaar, Parkinsonpatiënt, vertraagd in denken en bewegen, Franstalig en Nederlandstalig niet meester, alleenstaand — iemand die meer tijd nodig had. En toch… Snelheid…
Herhaaldelijk gaf hij aan bij de kine dat dit niet lukte door pijn, hij werd niet gehoord en als lastig bestempeld.
De pijn werd erger, dit evolueerde naar een slechte houding van zijn been, pijn in de knie. Het duurde weken voor de verpleegkunde gehoor hebben gegeven aan het feit dat ik vroeg om zijn been te immobiliseren tijdens de slaap.

Verpleegkundigen zijn ontevreden omdat ze terug moeten komen om hem op het toilet te zetten kort nadat ze in zijn kamer waren geweest.
(Weet je nog: mijn vader is vertraagd in denken, waardoor prikkels ook vertraagd verlopen.)

Negen dagen later bleek dat hij géén nieuwe heup had gekregen. Men had gewoon het dijbeenbreuk hersteld.
De fissuur werd niet behandeld, ze vonden dit overbodig.
Door het forceren tijdens de kinesitherapie was deze volledig gebroken. De ondraaglijke pijn kwam van de fissuur.
Negen dagen lag hij met die ondraaglijke pijn, zo ondraaglijk dat hij me meedeelde dat hij euthanasie wou.
“Een kleine ingreep van 1 uur,” zei de arts. Het was meer dan een kleine ingreep, mijn vader ging zichtbaar achteruit.
Hij voelde zich niet gehoord, terwijl hij zeer lichaamsbewust was en telkens aangaf.
Na een lange revalidatie werd duidelijk dat hij nooit meer zelfstandig zou stappen.
Van een zelfstandige man werd hij volledig afhankelijk.

In het rust- en verzorgingstehuis ontbrak het aan opvolging, kinesitherapie en een leeg dossier. Het duurde 2 dagen tot ik vroeg wanneer ze in aktie zouden schieten.
Na een longinfectie werd hij opnieuw opgenomen, ditmaal op pneumologie. “We zullen hem van nauw opvolgen” zei de huisarts “maak je geen zorgen”, voegde ze er aan toe.
De realiteit was anders. Het opvolgen stopt aan de deur van het ZH.
Zijn algemene toestand werd niet holistisch bekeken.

Ondanks het risico op doorligwonden lag hij niet op een aangepaste matras en werd hij dagelijks in een harde zetel geplaatst.
De matras stond ongebruikt in een andere kamer.
Opnieuw: protocol, regels te volgen. Een mens is niet gemaakt van regels.
De longen waren hun verantwoordelijkheid, het been niet.
Tijdens een gesprek met de arts, nadat ik meedeelde dat mijn vader euthanasie wou door de helsepijn en gans het gebeuren in de kliniek, verwees de dokter naar de kostprijs van zijn hartoperatie.
Mijn antwoord was eenvoudig: mijn vader is meer waard dan een bedrag.
Als hij menselijk benaderd was geweest, had hij misschien nog levenswil gehad.

’s Anderendaags mocht mijn vader naar het RVT.
Hij had geen koorts meer.
Tot ik ’s morgens een telefoon kreeg van de huisarts:
“Mevrouw, uw papa kan niet naar huis. Hij heeft opnieuw koorts en bij de zorg hebben ze ontdekt dat zijn lies helemaal blauw zit.”
Toen ik mijn vader zijn lies zag, was het niet blauw maar zwart.
Het was niet enkel zijn lies.
Het begon aan de onderbuik, lies, geslachtsdelen en liep tot een tiental centimeter dalend in zijn been.
Zijn been was als een steen.
Er was duidelijk iets mis en dit was niet van die ene nacht.
Wat zegt het protocol hier?
Je ligt op een afdeling pneumologie, dus dat been is onze verantwoordelijkheid niet.
Mijn vader maakte de keuze om niet meer verzorgd te worden, om niet nog eens af te zien.
Diezelfde dag was hij terug in het RVT.

Mijn vader kon het niet meer aan bij het zien en horen hoe hij benaderd werd.
Het geroep van verzorgenden om zeven uur ’s morgens, die zonder kloppen zijn privacy binnenkomen en de bewoners benaderen alsof ze doof en seniel zijn.
Op een ochtend stuurde hij me een sms:
“Jasmine, ik kan niet meer. Kom.”
Als mijn papa om nood riep, dan wist ik: er gaat iets mis.
Toen ik in zijn kamer kwam, lagen geroosterde vierkante sneetjes brood van drie centimeter, met een tipje chocolade, aan het voeteinde van zijn bed.
Mijn vader was bedlegerig.
Zijn tanden lagen in de badkamer.
En zijn bel aan het bed deed het niet.
(Wetend dat mijn vader op elk moment een embolie kon krijgen.)
“Jasmine, ik heb alles gehad in mijn leven.
Wakker gemaakt door de klaroen, de trompet, maar dit… dit heb ik nog nooit gehad.
Geef me een wapen zodat ik me door het hoofd kan schieten,” begon mijn papa te wenen.
Hij was op.
Hij kon dat circus niet meer aan.
En ik kan het niet anders benoemen dan een circus.
Vanaf dat moment was het enige wat ik nog voor mijn papa kon betekenen: hem nabij zijn.
Op de dienst kon ik niet rekenen.
Er was geen vertrouwen.
Mijn papa zo aan zijn lot overlaten kon ik niet.
Ik nam dan ook de beslissing om voor hem te zorgen.
Het eerste wat ik deed, was een papier aan de deur hangen:
“Mijn vader vraagt stilte en rust. Dank u.”
Tot vandaag heb ik er geen spijt van.
Ik zag de rust bij mijn vader, de mens terugkomen.
Het was een helende periode voor hem en ook voor mij.
Ik zag hoe er vrede en rust terugkwamen.
Dat was voor mij op dat moment het allerbelangrijkste.
Ik verbleef tien dagen continu bij mijn vader tot hij heengegaan is.
Mensen zeggen: “Het moet zwaar geweest zijn.”
Het is niet de begeleiding, het nabij zijn van mijn vader, die zwaar voelde.
Wel alles wat er rond mijn vader afspeelde.
Waar een mens machteloos tegenover staat.
Het zien dat mijn vader zijn menswaardigheid verloor.

Dolfijnen/Dauphins

Een diepe, oneindige stilte.
Ik had haar al zo vaak in mezelf ontmoet.
Maar nu voelt het alsof ze tastbaar en blijvend aanwezig is, sinds de ontmoeting met de dolfijnen.
En ook al is er af en toe tumult voelbaar in mijn lijf,
en zie ik mezelf met de dag veranderen,
toch is ze daar… die stilte.
Zacht, lief, omarmend, verwelkomend.
Als een deel van mezelf dat het andere deel ontmoet
en fluistert: “Welkom.”

Daarnet schreef ik in een groep:
“Woorden schieten tekort om te beschrijven wat de dolfijnen in mij hebben geopend.
Het enige woord dat een glimp vangt van deze ervaring, is Liefde — met een grote L.
Toch kan zelfs dat woord de oneindigheid niet omvatten van wat ik heb gevoeld,
alsof hun aanwezigheid een verborgen ruimte in mij heeft geraakt
waar taal niet kan binnendringen, waar woorden stilvallen.”

Liefde die wijd, vibrerend en bijna oeroud aanvoelt…
Oeroud.
Misschien is dát wel het…
Ik laat het open, laat het stromen, laat het zijn.
En ik geniet.

Graag deel ik dit via bewegend beeld.
Blijf kijken tot je wordt opgenomen,
misschien mag je iets bijzonders ervaren.
Ik wens het je van harte toe.

Un silence profond et infini.
Je l’avais déjà rencontrée tant de fois en moi.
Mais depuis ma rencontre avec les dauphins, elle semble tangible et durablement présente.
Et même si parfois le tumulte se fait sentir dans mon corps,
et que je me vois changer chaque jour,
elle est là… ce silence.
Doux, tendre, enveloppant, accueillant.
Comme une part de moi qui rencontre l’autre part
et murmure : « Bienvenue. »

Tout à l’heure, j’écrivais dans un groupe :
« Les mots me manquent pour décrire ce que les dauphins ont ouvert en moi.
Le seul mot qui en donne une lueur, c’est Amour — avec un grand A.
Et pourtant, même ce mot ne peut contenir l’infini de ce que j’ai ressenti,
comme si leur présence avait touché un espace caché en moi
où le langage ne peut pénétrer, où les mots se taisent. »

Un Amour vaste, vibrant, presque ancestral…
Ancestral.
Peut-être est-ce cela…
Je laisse ouvert, je laisse couler, je laisse être.
Et je savoure.

Je souhaite partager cela à travers des images en mouvement.
Restez à la regarder jusqu’à être absorbé,
peut-être aurez-vous la chance de vivre quelque chose de particulier.
Je vous le souhaite de tout cœur.

Turkooisblauw

Reeds drie jaar ben ik aangetrokken tot een turkooisblauw, tot die grote blauwe zee. Zelf ben ik geen waterrat, nooit geweest. Dus mij naar zee krijgen, en dan nog eens vijf dagen op het water verblijven? Hmm.

Maar zij… Ik luisterde naar hun roep. Ik volgde hen.
En dan dat ene moment waarop de dolfijn naast je komt zwemmen, je aankijkt, fluit… waar je hart begint te bonzen, je tranen van vreugde voelt opwellen, en die diepe verbondenheid ervaart.

Dan zeg ik: “Wat ben ik blij dat ik die stem volg die me al jaren leidt op mijn weg, en waarin ik volledig vertrouw.”
Dankbaar dat mijn pad me bracht naar deze onvoorwaardelijk liefdevolle wezens.

Dankbaar voor de uitnodiging, hun vertrouwen en hun liefde. Dankbaar voor deze bijzondere krachtige plaats. Dankbaar voor wat het me bracht.
Liefde.

Depuis trois ans déjà, je suis attirée par un bleu turquoise, par cette grande mer bleue. Moi qui ne suis pas une fille de l’eau, je ne l’ai jamais été. Alors me faire aller à la mer, et en plus passer cinq jours sur l’eau… hmm.

Mais eux… J’ai écouté leur appel. Je les ai suivis.
Et puis il y a eu ce moment où le dauphin vient nager à tes côtés, te regarde, siffle… où ton cœur se met à battre plus fort, où les larmes de joie montent, où tu sens cette profonde connexion.

Alors je me dis : « Comme je suis heureuse de suivre cette voix qui me guide depuis tant d’années sur mon chemin, en laquelle j’ai une confiance totale. »
Reconnaissante que mon chemin m’ait menée à ces êtres d’un amour si inconditionnel.

Reconnaissante pour l’invitation, pour leur confiance et leur amour.
Reconnaissante pour ce lieu si particulier et puissant.
Reconnaissante pour tout ce que cela m’a apporté. Amour.

Het meisje

Toen ik elf jaar geleden begon aan mijn eerste pelgrimstocht richting Compostela, herinner ik me hoe het absoluut not done was om terug te keren op mijn weg, in een gemotoriseerd voertuig te stappen of onaangename stukken te skippen. Met die onaangename stukken bedoel ik vooral grootsteden, waar snelheid, lawaai en ongezonde lucht overheersen. Het is nooit in mij opgekomen om ook maar één kilometer niet te wandelen.

Deels werd dit beïnvloed door regels, oordelen en druk van buitenaf. Regels die door oud-pelgrims en verenigingen werden ingesteld vanuit angst, vooral rond het recht op overnachting.

Dit jaar, tijdens de laatste pelgrimstocht van Maria Magdalena, kreeg ik daar een paar duidelijke voorbeelden van.

Zo kreeg ik te horen dat ik “bezeten was door de duivel” omdat ik een duidelijke keuze had gemaakt in mijn leven en trouw was gebleven aan mijn pad. De kern van deze situatie was niet zozeer mijn keuze zelf, maar de angst van de persoon die zo reageerde nadat ik had gemeld dat ik vier mensen zou begeleiden op de weg en vier pelgrimspaspoorten – de ‘crédential’ – had aangevraagd. Ze had zich een beeld van mij gevormd vanuit een beweging van controle: de controlegedachte dat niet zomaar iedereen recht heeft op een overnachting.

Regels – of je ze nu volgt of niet – vroeg of laat kom je toch op dat ene moment waarop er met de vinger naar je wordt gewezen. Dan weet ik waar ik voor kies: trouw blijven aan mijn eigen weg, mijn unieke pad.

En dan waren er die twee dagen door Marseille doorkruisen, met de boodschap dat dit erbij hoort. Bij de weg van Maria Magdalena. “Le rencontrer réellement, c’est tout accueillir sans les a priori d’un regard sélectif ou d’idées toutes faites.”, staat geschreven op de website. Een beetje paradoxaal in vergelijking met het vorige voorbeeld.

Ik ben erdoor gestapt, door die voorsteden. En ze waren onaangenaam. Achtervolgd worden. Een blik frisdrank naar me gegooid krijgen. Uitgelachen worden. Wijken waar drugs en geweld aanwezig zijn. Straatjes en plekken waar de muren als openbaar toilet dienen.

Maria Magdalena heeft me doen inzien dat ik niet zomaar klakkeloos iets hoef over te nemen en mezelf opzij hoef te plaatsen of te laten plaatsen. Wanneer ik bij die zin voel, heb ik de neiging te denken: “Och, ze is al veel langer in mijn leven dan ik ooit had kunnen vermoeden.”

Jaren pelgrimeren hebben mijn zachte kant opnieuw aan het licht gebracht. Ze hebben me geleerd mezelf lief te hebben, de liefde in mezelf te vinden in plaats van buiten mezelf te zoeken. Te durven gaan staan voor wie ik ben.

Dus waarom zou ik mezelf dan in een omgeving plaatsen waar het ongezond is, waar ik mezelf geweld aandoe en het ten koste gaat van mijn gezondheid?

Is dat niet juist de essentie van pelgrimeren? Je eigen unieke zijn opnieuw ont-moeten. Je vrijmaken van ballast, van wat je niet meer dient, van wat niet van jou is, van wat je niet langer wil of wenst in je leven. Al die verschillende laagjes afpellen tot aan die ruwe, pure kern waar donker en licht samen dansen.

Volmondig ‘ja’ zeggen tegen je Zelf.             In mildheid, zachtheid en daadkracht.    Niet tegen iets, want dan val je vroeg of laat naar voren en breekt er iets. Maar geankerd in je lijf, meebewegend met wat er op je weg komt. Dansend met wat soms onaangenaam voelt.

Zo was het ook hier in Hurghada: de keuze maken dat dit niet mijn leefwereld is.

Leven tussen ‘nep’ en oppervlakkigheid, waar weinig bewustzijn aanwezig is, tussen voortdurend geluid… waar weinig plaats is voor stilte en vertraging.

Op de laatste dag in Hurghada zat mijn hele lichaam vast van de spanning. Er zat maar één ding op: uit mijn hoofd gaan en in mijn lichaam. Bewust mijn aandacht naar mijn ademhaling brengen. Dat bracht me deels terug naar een innerlijke ontspanning.

Daarna ging ik wandelen, op zoek naar een busticket richting Luxor voor de laatste acht dagen. Op een grote, drukke 2×3-vaksbaan stond een meisje van ongeveer negen jaar, met haar schoolrugzak. Ze probeerde over te steken. Niemand zag haar. Ze leek te verdwijnen in het niets, in die snelle, luidruchtige, door geld gedreven wereld. Ik gaf haar mijn hand. Keek haar aan, knipoogde. En nam haar mee naar de overkant.

Het was alsof de wereld even bevroor.   We kwamen veilig aan. We keken elkaar aan. Glimlachten.                                         Haar zachte blik was een lichtpunt in het gebeuren.

Lorsque j’ai commencé, il y a onze ans, mon premier pèlerinage vers Compostelle, je me souviens qu’il était absolument exclu de revenir sur mes pas, de monter dans un véhicule ou d’éviter les passages désagréables. Surtout les grandes villes, où la vitesse, le bruit et l’air vicié dominent. Jamais il ne m’était venu à l’esprit de ne pas marcher ne serait-ce qu’un seul kilomètre.

Une partie de cela était influencée par des règles, des jugements et une pression extérieure. Cela nourrissait ma vieille peur d’être rejetée, exclue, pointée du doigt, de ne pas être la bienvenue — un thème bien connu dans ma vie.

Beaucoup de ces règles ont été instaurées autrefois par d’anciens pèlerins ou des associations, par peur, souvent en lien avec les lieux d’hébergement.

Cette année, lors du pèlerinage de Marie-Madeleine, cela s’est de nouveau manifesté très clairement.

Ainsi, on m’a même dit que j’étais “possédée par le diable”, simplement parce que j’avais fait un choix clair dans ma vie et que je restais fidèle à mon chemin. Le problème ne venait pas réellement de mon choix, mais de la peur de la personne qui réagissait ainsi, après que j’avais annoncé que j’allais accompagner quatre personnes et que je demandais quatre crédentials.                    Elle s’était fabriqué une image de moi, née d’un réflexe de contrôle : l’idée que tout le monde n’aurait pas le droit de passer la nuit.

Les règles — que tu les suives ou non — te mènent tôt ou tard à ce moment où l’on te montre du doigt. Et moi, je sais ce que je choisis : rester fidèle à mon propre chemin, à ma voie unique.

Il y a eu aussi ces deux jours de traversée de Marseille, avec ce message que “cela fait partie du chemin”, que cela appartient à la voie de Marie-Madeleine.

« Le rencontrer réellement, c’est tout accueillir sans les a priori d’un regard sélectif ou d’idées toutes faites. », est écrit sur le site  Un paradoxe frappant, après l’exemple précédent.

J’ai traversé les quartiers périphériques. Ils étaient intenses et désagréables : être suivie, recevoir une canette de soda lancée vers moi, être moquée. Des rues où la drogue et la violence étaient présentes. Des endroits qui servaient de toilettes publiques.

Marie-Madeleine m’a appris à ne pas tout prendre pour vérité, à ne pas m’effacer ni me laisser repousser. En ressentant cela, je réalise à quel point elle est présente dans ma vie depuis bien plus longtemps que je ne l’avais imaginé.

Des années de pèlerinage ont fait remonter ma douceur à la surface. Elles m’ont appris à m’aimer, à trouver l’amour en moi plutôt qu’à l’extérieur. Elles m’ont appris à me tenir debout dans qui je suis.

Alors pourquoi irais-je encore me placer dans des environnements malsains, qui me font violence ou nuisent à ma santé ?

N’est-ce pas là l’essence même du pèlerinage ? Se re-rencontrer dans son être le plus profond. Se libérer du poids inutile, de ce qui ne sert plus, de ce qui n’est pas à nous, de ce que nous ne voulons plus porter. Éplucher les couches une à une, jusqu’à cette essence brute et pure où l’ombre et la lumière dansent ensemble.  Dire un oui plein et entier à son Soi. Dans la douceur, la tendresse et la force.

Non pas contre quelque chose — car alors on tombe tôt ou tard — mais ancré dans son corps, en mouvement fluide avec ce que la vie apporte. Danser même avec ce qui parfois paraît inconfortable.

Ainsi en fut-il aussi ici, à Hurghada : faire le choix que cet environnement n’est pas le mien.

Vivre au milieu du “faux”, de la superficialité, du bruit constant, là où la conscience est peu présente — un lieu où il n’y a presque pas d’espace pour le silence et la lenteur.

Le dernier jour à Hurghada, mon corps était tendu de partout. Il n’y avait qu’une seule chose à faire : quitter ma tête, revenir dans mon corps et respirer en conscience. Cela m’a ramenée partiellement à une détente intérieure.

Ensuite, je suis partie marcher, à la recherche d’un billet de bus pour Louxor pour les huit derniers jours. Sur une grande route à six voies, j’ai vu une petite fille d’environ neuf ans, avec son cartable, essayer de traverser. Personne ne la voyait.

Elle disparaissait comme si elle n’existait pas, avalée par ce monde rapide, bruyant et orienté vers l’argent. Je lui ai pris la main. Je l’ai regardée. Je lui ai fait un clin d’œil. Et je l’ai accompagnée de l’autre côté. Le temps s’est comme suspendu. Nous sommes arrivées saines et sauves. Nous nous sommes regardées et avons souri. La douceur de son regard a été un véritable point de lumière. 

De kracht van de Roos

Texte en français voir 👇

Voor mijn vertrek naar het Zuiden, kocht ik in Parijs de essentiële olie van La Rose de Damas.
In de winkel rook ik aan de olie. Op dat moment voelde ik iets springen ter hoogte van mijn diafragma, en misselijkheid overviel me. De band die ik daar zolang had gevoeld, leek letterlijk te zijn verdwenen — weggeblazen door de wind.
De kracht van de Roos.

Op de vooravond van onze pelgrimstocht, die Delphine en ik zouden ondernemen van Saintes-Maries-de-la-Mer naar La Sainte-Baume, trok ik uit het Mary Magdalene Oracle van Megan Watterson de kaart La grotte aux œufs.
“Nous existons les uns dans les autres et les uns avec les autres.”
Wij bestaan in elkaar en met elkaar.

In La Sainte-Baume, aan de voet van de grot van Maria Magdalena, vroeg Delphine me wat er op een groot bord met grote letters stond geschreven. Ik liet haar het zelf ontdekken, met haar eigen mogelijkheden, terwijl ik even een korte halte moest houden.

We bezochten het sanctuarium. Daar, waar de bron ontspringt in de lage grot, dreef een enkel rood rozenblaadje. Ik deed er een klein ritueel met Delphine, en we staken een kaars aan bij het beeld van Maria Magdalena — zittend, een kruis in haar handen.

Iets raakte me diep, en tranen rolden zachtjes over mijn wangen.
Daarna trokken we verder, langs een steil en ruig pad, naar La grotte aux œufs.

Ik voelde me bijna geduwd om de grot binnen te gaan. Het donker instappend, over de gladde en afdalende grond, kwam ik uiteindelijk alleen bij een altaar. Kort daarna kwam Lou-Anne — die ons sinds de ochtend volgde voor haar opleiding — en daarna nog drie vrouwen.

Een van hen legde een ritueel uit en nodigde ook mij uit om deel te nemen. Ze vroeg of ik een gebed en een ritueel wilde doen voor iemand die het nodig had.
Mijn gedachten gingen naar mijn moeder.
Terwijl ik bad, zei de vrouw plots:
“Er zijn nog twee vrouwen aan je linkerkant.”
Ik herhaalde het ritueel.
Toen vervolgde ze:
“En je mag er ook eentje doen voor dit ongeboren kind bij je moeder.”
Ze wees naar de grond.
Oef. Die woorden kwamen binnen.

Weer vloeiden tranen, zacht en stil.
Jaren geleden ontdekte ik dat ik deel was van een ongeboren tweelingbroertje.
Maar ik had er in al die tijd nooit iets mee gedaan.

Op de terugweg, vóór we de bus terugnamen richting Parijs, zei Delphine:
“Je weet wel, het bord beneden bij de grot van Maria Magdalena — het sprak over een weg, le chemin de la consolation. En wanneer je die volgt, kom je in de lage grot: een plaats waar vrouwen en mannen ruimte hebben om een kind te herdenken dat het daglicht nooit heeft gezien.”
De weg van de troost.

Dat raakte me diep.

Ik sloot mijn pelgrimsseizoen af met een week in Magdala, in de Sologne, waar ik dit verhaal deelde met Marie-Sophie, een 92-jarige zuster.
Ze keek me zacht aan en vroeg:
“En heeft je broertje een naam?”
De mooiste vraag die ik ooit kreeg.

“Neen.”
Toen ik haar vraag echt tot mij had laten doordringen, kwam spontaan het antwoord:
“Jean-Baptiste.”

Ik bedankte haar met warmte en vertelde:
“Dat was de naam die ik als puber had gekozen, als ik ooit zelf een zoontje had gehad.”

Op 21 oktober stuurde ik mijn moeder een bericht voor haar verjaardag. Na een lange stilte kwam er een antwoord terug: “Dank u.”

De kracht van de Roos.


“Nous existons les uns dans les autres et les uns avec les autres.”
Wij bestaan in elkaar en met elkaar.

Van Sara naar Marie Madeleine in beeld

Avant mon départ, j’ai acheté à Paris l’huile essentielle de La Rose de Damas.
Dans la boutique, j’ai senti l’huile.
À cet instant, j’ai ressenti comme un bond, une libération au niveau du diaphragme — et une légère nausée m’a traversée.
La bande que je portais là depuis si longtemps semblait littéralement s’être envolée avec le vent.
La force de la Rose.

À la veille du pèlerinage que Delphine et moi allions entreprendre, de Saintes-Maries-de-la-Mer à La Sainte-Baume, j’ai tiré du Mary Magdalene Oracle de Megan Watterson la carte La grotte aux œufs.
‘Nous existons les uns dans les autres et les uns avec les autres.’

À La Sainte-Baume, au pied de la grotte de Marie-Madeleine, Delphine m’a demandé ce qui était écrit sur un grand panneau, en grandes lettres.
Je l’ai laissée le découvrir elle-même, avec ses propres moyens, pendant que je faisais une halte nécessaire.

Nous avons visité le sanctuaire.
Là, à la source, flottait un pétale de rose rouge.
J’y ai accompli un petit rituel avec Delphine, et nous avons allumé une bougie devant la statue de Marie-Madeleine — assise, tenant une croix entre ses mains.

Quelque chose m’a touchée au cœur, et des larmes ont coulé doucement sur mes joues.
Ensuite, nous avons pris le sentier escarpé qui mène à La grotte aux œufs.

Je me suis sentie poussée à entrer dans la grotte.
En pénétrant dans l’obscurité, sur un sol glissant et descendant, je suis arrivée seule devant un autel.
Peu après, Lou-Anne, qui nous suivait depuis le matin pour sa formation, m’a rejointe — puis trois autres femmes sont entrées à leur tour.

L’une d’elles a expliqué un rituel et m’a invitée à y participer.
Elle m’a demandé si je souhaitais faire une prière et un rituel pour quelqu’un qui en avait besoin.
J’ai alors pensé à ma mère.
Pendant ce moment, la femme a ajouté :
” Il y a encore deux femmes à ta gauche. “
J’ai refait le rituel.
Puis elle a poursuivi :
” Et tu peux aussi en faire un pour cet enfant non-né, auprès de ta mère,”
en montrant le sol.
Ouf… ces mots m’ont traversée profondément.

De nouvelles larmes ont coulé, douces et silencieuses.
Il y a des années, j’avais découvert que j’étais liée à un petit frère jumeau non-né.
Mais je n’avais jamais rien fait avec cette connaissance.

Merci à Grand-mère Lané Saan Moonwalker. Pour cette belle rencontre.

Sur le chemin du retour, avant de reprendre le bus vers Paris, Delphine m’a dit :
“Tu sais, le panneau en bas, près de la grotte de Marie-Madeleine — il parlait d’un chemin, le chemin de la consolation.
Et quand on le suit, on arrive à la grotte basse : un lieu où les femmes et les hommes peuvent se recueillir pour honorer un enfant qui n’a jamais vu la lumière du jour. “

Le chemin de la consolation.
Ces mots m’ont profondément touchée.

J’ai terminé ma saison de pèlerinage par une semaine à Magdala, en Sologne, où j’ai raconté cette histoire à Marie-Sophie, une sœur de 92 ans.
Elle m’a regardée avec douceur et m’a demandé :
“Et ton petit frère, a-t-il un nom ? “
La plus belle question qu’on m’ait jamais posée.

“Non. “
Et quand j’ai laissé cette question descendre en moi, la réponse est venue spontanément :
“Jean-Baptiste. “

Je l’ai remerciée de tout cœur et j’ai ajouté :
“C’était le prénom que j’avais choisi, adolescente, si un jour j’avais eu un fils.”

Le 21 octobre, j’ai envoyé un message à ma mère pour son anniversaire. Après un long silence, une réponse est revenue : “Merci.”

La Force de la Rose.

“Nous existons les uns dans les autres et les uns avec les autres.”

De Sara à Marie Madeleine en image

Grand pardon

Texte en français voir 👇🙏

In de laatste week van deze pelgrimstocht zei M.: “Morgen is het de verjaardag van L.”

Door dit te horen, ging er iets in mij open, een stille alertheid.

“Welke dag waren we gisteren?”, vroeg ik haar.

“De 21ste.”

“Och… ik ben de verjaardag van mijn moeder vergeten.”

Wat verder hield ik halt in een kerk die aan Maria was gewijd. Ik nam mijn rozenkrans. Tranen stroomden, en door dat wenen voelde ik mezelf terug in mijn lichaam zakken. Zo werd ik me ervan bewust dat ik een maand te vroeg was — dat ik me had vergist.

Tegelijk kwam er iets vrij, iets ouds: een gevoel van schuld.

Met dat gevoel kwam een gedachte:

“Hoe kan ik schuld dragen voor het feit dat ik slechts een spiegel was? De pijn die mijn moeder voelde, was de pijn van de afwijzing die zijzelf van haar moeder had gekend.”

Tijdens mijn tocht dacht ik aan dat woord dat ik vaak had gehoord: le Grand Pardon — de grote vergeving, een bekende katholieke pelgrimstocht in Sainte-Anne-d’Auray, Bretagne.

Ik voelde de behoefte om mijn rozenkrans te nemen en hem in de dagen die volgden op te dragen aan mijn voorouderlijke lijn – aan de vrouwen die mij zijn voorgegaan – en hen te vergeven voor het er niet zijn geweest voor hun dochter.

Eén voor één.

De tijd was rijp.

Tot nu toe had mijn eigen pijn de ruimte gevuld, waardoor dit niet in mijn bewustzijn kon verschijnen.

Op 29 september, de dag van Aartsengel Michaël, voltooide ik de pelgrimstocht van Camaret-sur-Mer naar Sainte-Anne-d’Auray — van Maria, via de zee, naar Anna.

Elf jaar onderweg, pelgrimeren met ongeveer 25.000 kilometer in de benen.

Tussen Camaret-sur-Mer, met zijn kapel Notre-Dame de Rocamadour — in verbinding met Rocamadour — en Pont-Croix, met zijn kerk Notre-Dame de Roscudon, liep ik een van de mooiste trajecten van heel mijn weg.

Niet alleen door de uiterlijke schoonheid, maar door de energie die er aanwezig was: een kracht die draagt, waarin de rugzak licht wordt, waarin de natuur in al haar gedaanten nabij is — waar boom en zee elkaar raken, waar aarde en hemel zich verenigen, waar het licht onophoudelijk aanwezig is.

En toch beslaat dit slechts een kleine week stappen tussen deze twee plaatsen.

Onderweg werd ik verwelkomd en in contact gebracht met vier zuster-priesteressen van de Roos.

Met Emmeline, op de dag van mijn vertrek uit Névez, ging er een kapel voor ons open: de kapel Sainte-Marguerite.

Marguerite betekent ‘Parel’ — en zij is de beschermheilige van zwangere vrouwen.

Bij Alexandra Lhu kreeg ik de kans om drie dagen deel te nemen aan het Heart of the Rose Festival online summit.

Ik mocht er vele prachtige zielen ontdekken, waar liefde en licht overvloedig aanwezig waren.

Dank aan Sophie Neville, Bianca Kempe en Anaïs Theyskens.

En dan, op de laatste dag — de dag van Aartsengel Michaël — nodigden Alexandra, Adeline Le Roux en Caroline Moulin mij uit om samen een ritueel te delen bij de Tumulus van Saint-Michel in Carnac.

Ik had me geen mooiere manier kunnen wensen om deze weg af te sluiten.

De laatste nacht bracht ik door in Sainte-Anne-d’Auray.

In het midden van de nacht ontving ik er een boodschap:

“Blijf het leven volgen met het onzichtbare hart.”

In Parijs, voordat ik het pad van Maria Magdalena opging, werd ik verwelkomd door een zuster-priesteres en kunstenares, Eléonore Nicolas — een vrouw met vele talenten, die onze lachspieren goed laat voelen en ons meeneemt op reis door de verschillende tinten roos. 🌹

Klik hier om de weg in beeld te zien

Au cours de la dernière semaine du  pèlerinage en Bretagne, M. dit :

“Demain, c’est l’anniversaire de L.”

En entendant cela, quelque chose s’ouvrit en moi, une vigilance silencieuse.

“Quel jour étions-nous hier ?” , lui demandai-je.

“Le 21.”

“Oh… j’ai oublié l’anniversaire de ma mère.” 

Un peu plus loin, je fis halte dans une église dédiée à Marie. Je pris mon chapelet.

Les larmes coulèrent, et à travers ces pleurs, je sentis mon corps s’alourdir, revenir à lui-même.

C’est alors que je pris conscience que j’étais en avance d’un mois — que je m’étais trompée.

En même temps, quelque chose d’ancien se libéra : un sentiment de culpabilité.

Avec ce sentiment vint une pensée :

« Comment pourrais-je porter la faute d’avoir été un simple miroir ?

La douleur que ma mère ressentait était celle du rejet qu’elle-même avait connu de la part de sa propre mère. »

Pendant ma marche, je repensai à ce mot que j’avais souvent entendu : le Grand Pardon — la grande rémission, un pèlerinage catholique bien connu à Sainte-Anne-d’Auray, en Bretagne.

Je ressentis alors le besoin de prendre mon chapelet et, dans les jours qui suivirent, de le consacrer à ma lignée ancestrale — aux femmes qui m’ont précédée — et de leur offrir mon pardon pour ne pas avoir été présentes pour leur fille.

Une à une.

Le temps était mûr.

Jusqu’ici, ma propre douleur tenait l’espace, voilant ce qui cherchait à naître dans ma conscience.

Le 29 septembre en le  jour de l’Archange Michaël, j’ai achevé le pèlerinage de Camaret-sur-Mer à Sainte-Anne-d’Auray : de Marie par la mer/è à Anna. 

En 11 ans de temps, et avec environ 25 000 km dans les jambes.

Entre Camaret-sur-Mer avec sa chapelle Notre-Dame de Rocamadour – en reliance avec Rocamadour – et Pont-Croix avec son église Notre-Dame de Roscudon, ce fut pour moi l’une des plus belles parties parcourues. Non seulement pour sa beauté, mais aussi pour l’énergie présente : une énergie qui porte, où le sac à dos devient léger, où la nature dans toutes ses expressions est là, où l’arbre et la mer se rejoignent, où la terre et le ciel s’unissent, où la lumière est continuellement présente. Et pourtant, cela ne représente qu’une petite semaine de marche entre ces deux points.

Sur ce chemin, j’ai aussi été accueillie et mise en rencontre avec quatre sœur prêtresses de la Rose.

Avec Emmeline , le jour de mon départ de Névez , une chapelle s’est ouverte à nous : la chapelle Sainte-Marguerite. Marguerite signifie ‘Perle’ et la sainte patronne des femmes enceintes. 

Chez Alexandra Lhu  , j’ai eu la chance de suivre les trois jours du Heart of the Rose Festival  online summit et de découvrir toutes ces magnifiques personnes et où  l’amour et la lumière rayonnaient. Merci à Sophie Neville,   Biancakempe et Anaïs Theyskens 

Et puis, le dernier jour – le jour de l’Archange Michaël – Alexandra , Adeline Le Roux  et Caroline Moulin  m’ont invitée à partager un rituel au Tumulus de Saint-Michel à Carnac.

Je ne pouvais rêver plus belle manière de clore ce chemin.

La derniere nuit j’ai dormi à Sainte-Anne-d’Auray, ou j’ai reçu en pleine nuit, ce message : “Continue à suivre la vie avec le cœur invisible.” 

A Paris, avant de prendre le chemin de Marie Madeleine, j’ai étais accueilli par une soeur prêtresse-artiste Eléonore Nicolas  aux multiples talents, qui fait vibrer nos zygomatiques et nous fait voyager à travers les différentes teintes de rose. 🌹

Appui ici pour visionner le chemin en image

Slang

Le texte français 👇🙏

Geblazen door de wind stap ik verder op mijn weg, geleid door mijn innerlijk kompas.

Zoals een boot de wind in de zeilen opvangt en voortgestuwd wordt naar waar de neus van de boot en de marinier hem leiden.

De voorbije twee maanden heb ik weinig geschreven, terwijl er in mij zoveel leeft dat gedeeld wil worden.

Al weken draag ik een ervaring met me mee die ik in het Labyrint van Chartres had: over een ei, een slang, een draak en de feniks. Maar hoe schrijf ik daarover, in een wereld die het onzichtbare vaak niet kan dragen. Waar de taal van de ziel zo gemakkelijk wordt weggezet als waanzin of zweverij?

Het gaat niet zozeer om de vraag hoe. Het gaat om de moed om te spreken, om in letters te leggen wat in stilte groeit. Een deel van mij weet dat dit mag. Een ander deel houdt mij tegen, en precies naar dat verzet wil ik kijken. Mijn lichaam fluistert en schreeuwt tegelijk.

Mijn buik zwelt soms als een trom die dreigt te barsten. Soms voel ik hoe mijn bloedvaten samengedrukt worden, hoe mijn romp klopt als één groot hart. Terwijl ik dit schrijf, verschijnt er een slang in mijn buik, kronkelt, zoekend, klaar om geboren te worden. “Komaan Jasmine, zelfvertrouwen… zelfvertrouwen…” spreek ik mezelf toe. En tegelijk wens ik in alle mildheid en zachtheid dit onder ogen te zien, om de poort terug te vinden naar mijn creativiteit waar ik zo naar verlang.

Voor mij begint dat met het volgende: ik wil zuiveren wat op mijn weg is gekomen. Dingen waar ik zelf niet om gevraagd heb, maar die mij zijn opgedrongen. Wat ik op mijn veertiende al niet meer kon dragen.

Wat elf jaar geleden opnieuw mijn pad kruiste tijdens mijn pelgrimeren. En wat de voorbije twee maanden weer op mijn pad kwam, maar waar ik me vandaag niet langer aan wil hechten: het instituut Kerk.

Ik zie mensen die door angst gevangen zijn, (ja zelf ik hoor daar nog bij. Angst om de mensen die ik liefheb te verliezen), gebrainwasht bijna, mensen die niet meer weten wie ze werkelijk zijn en die bijna alles zouden doen voor dat instituut (gelukkig hoor ik niet bij de laatste 3).  Ik ervaar dit als gevaarlijk en hoop dat zij die ik onderweg heb ontmoet, ooit mogen ontwaken tot bewustzijn.

De druppel die de emmer deed overlopen, was een reportage over het bloedbad van Sint-Bartholomeus in Parijs.

Daarom heb ik de beslissing genomen om mij van de lijst van de katholieke kerk te laten schrappen.

Niet uit afkeer voor de mens die wél verbonden blijft met de Kerk, maar uit liefde voor mijn eigen pad.

Het is een keuze die ik voel tot in de wortels van mijn wezen.

Ik wens vrij te zijn van dogma en macht, en mij te laten leiden door datgene wat zuiver is, in verbondenheid met het Grote Geheel.

En zoals Moeder Teresa ooit zei tegen haar overste, die haar herinnerde aan haar gelofte van gehoorzaamheid:

“Er is maar Eén aan wie ik gehoorzaam, en dat is God.”

Poussée par le vent, je poursuis mon chemin, guidée par ma boussole intérieure.
Comme un bateau qui reçoit le vent dans ses voiles et se laisse porter là où la proue et le marin le conduisent.


Ces deux derniers mois, j’ai peu écrit, alors qu’en moi vit tant de choses qui veulent être partagées.
Depuis des semaines, je porte une expérience que j’ai vécue dans le Labyrinthe de Chartres : à propos d’un œuf, d’un serpent, d’un dragon et du phénix.

Mais comment écrire cela, dans un monde qui peine à accueillir l’invisible ? Où le langage de l’âme est si facilement rejeté comme folie ou comme rêverie ?
La vraie question n’est pas « comment ». Elle est celle du courage de parler, de poser en lettres ce qui grandit dans le silence. Une part de moi sait que c’est juste. Une autre part me retient, et c’est précisément à cette résistance que je veux regarder. Mon corps chuchote et crie à la fois.
Mon ventre enfle parfois comme un tambour prêt à éclater.                           Parfois je sens mes vaisseaux sanguins comprimés, mon torse battre comme un grand cœur.

Tandis que j’écris cela, un serpent apparaît dans mon ventre, il ondule, cherche, prêt à naître. « Allez Jasmine, confiance… confiance… » je m’encourage. Et en même temps je souhaite, avec toute la douceur et la bienveillance possibles, regarder cela en face, pour retrouver la porte vers ma créativité, à laquelle j’aspire tant.


Pour moi, cela commence par ceci : je veux purifier ce qui s’est mis sur ma route. Des choses que je n’ai pas demandées, mais qui m’ont été imposées. Ce que je ne pouvais déjà plus porter à mes quatorze ans.
Ce qui a recroisé mon chemin il y a onze ans, lors de mon pèlerinage. Et ce qui, ces deux derniers mois, est revenu sur ma route, mais auquel je ne veux plus aujourd’hui m’attacher : l’institution Église.
Je vois des personnes prisonnières de la peur (oui, de temps à autre j’en fais encore partie), presque conditionnées, qui ne savent plus vraiment qui elles sont et qui seraient prêtes à tout pour cet institut (heureusement je n’appartiens pas aux trois dernières catégories). J’expérimente cela comme dangereux et j’espère que celles et ceux que j’ai rencontrés en chemin pourront un jour s’éveiller à la conscience.
La goutte d’eau qui a fait déborder le vase a été un reportage sur le massacre de la Saint-Barthélemy à Paris.


C’est pourquoi j’ai pris la décision de me faire rayer des registres de l’institut Catholique.
Non pas par rejet des personnes qui restent liées à l’Église,  mais par amour pour mon propre chemin.
C’est un choix que je ressens jusque dans les racines de mon être.
Je souhaite être libre de tout dogme et de tout pouvoir, et me laisser guider par ce qui est pur, dans la reliance avec le Grand Tout.


Et comme Mère Teresa l’a un jour dit à sa supérieure qui lui rappelait son vœu d’obéissance :
« Il n’y a qu’Un seul à qui j’obéis, et c’est Dieu. »

Chartres (deel 2)

Marie

En français voir deuxième parti, merci

Al een paar dagen doe ik vrijwilligerswerk in de kathedraal van Chartres.
’s Morgens, vóór ik begin, ga ik op een terras een koffie drinken. Ik vind dit altijd iets hebben: gewoon zitten, genieten van de stilte, bewonderen en zien hoe de stad of het dorp tot leven komt.

Een man in maatpak, met een elegante leren ruitertas in de hand, steekt zijn hand op naar de bakker.
Een dame met haar hond, een poedel, lacht om de humor van de bakker. Zij is uit Oekraïne, en hij noemt haar hond Poetin.
Een man in een zwarte overjas, waarop geschreven staat Verreilleire de Chartres, steekt een sigaret op en drinkt in een oogwenk zijn mini kop koffie leeg.

Na mijn koffie ga ik richting de kathedraal, waar ik de kaarsen opnieuw aansteek die de pelgrims de dag voordien hadden aangestoken (en die omwille van brandgevaar waren uitgeblazen). Soms worden ze geplaatst vanuit een intuïtieve beweging, soms met een vraag, een wens of een gebed.

Terwijl ik de kaarsen aansteek, zing ik heel stilletjes het oorspronkelijke Wees gegroet in het Hebreeuws of in het Latijn (het tweede deel werd pas rond de 16de eeuw toegevoegd). Waarom in deze twee talen? Omdat ze me het meest aanspreken en veel ouder en vertrouwder aanvoelen dan mijn eigen talen, Nederlands en Frans.

Ik word soms zo opgenomen door het gebed en het vuur dat ik in een bewuste, geaarde, meditatieve staat terechtkom. Wanneer de lont van de kaars helemaal doordrenkt is met was, laat ik hem zakken in het reservoir van de waxine. Zachtjes laat ik hem langs een andere lont glijden, bijna als een dans van liefdesvuur: de ene lont kust de andere.

Een man kwam naar me toe en vroeg: “Hoe doe ik dat, een kaars aansteken?”
“Met deze lange kaars steek je de waxine aan,” antwoordde ik. Maar toen hij zei: “Ik ben geen katholiek en weet niet hoe dit moet,” begreep ik dat zijn vraag breder was dan de praktische handeling.

Ik voelde een diepe beschaamdheid: wat voor de ene vanzelfsprekend is, is het voor de andere helemaal niet. Ik excuseerde me en deelde:
“Je maakt contact met je hart, het kan helpen je hand op je hart te leggen. Sluit je ogen, breng je aandacht naar die plek, wacht even en voel wat je wilt vragen of delen. Laat het antwoord ontstaan vanuit je hart. Laat het eenvoudig opkomen uit je diepste zelf.”

De man vertelde waarom hij een kaars wilde aansteken: hij had net vernomen dat zijn beste vriend kanker had. Tranen kwamen in zijn ogen. Ik luisterde en vroeg naar de naam van zijn vriend.
“Er is hier een plaats in de kathedraal waar je de kaars en je gebeden extra kracht kan meegeven,” zei ik, terwijl ik wees naar de Notre Dame du Pilier. “Ik neem je vriend mee in mijn gebeden,” voegde ik eraan toe.

Ondertussen is het labyrint weer open en straks wandel ik het opnieuw, voor de tweede keer.
Ik hoor iemand in het voorbijgaan in het Nederlands zeggen: “Kijk, een doolhof.”
Er is een duidelijk verschil tussen een doolhof en een labyrint. In een doolhof kom je obstakels tegen en loop je vast. Dat ervoer ik altijd als frustrerend en beangstigend. In een labyrint daarentegen volg je eenvoudigweg de weg tot je in het hart komt, de roos van het labyrint.

Het is een initiatieweg, waar tijd en ruimte verdwijnen.
Ik kan een labyrint vergelijken met de sema-dans van de wervelende derwisjen, maar ook met de rozenkrans of een pelgrimstocht. In al die vormen verdwijnen tijd en ruimte, of beter gezegd: je wordt er één mee. Je plaatst een intentie – iets wat je niet meer wilt dragen of waarvan je bevrijd wilt worden. Je bevrijdt je van wat je niet meer dient. Je opent je hart, ontvangt, en gaat integreren wat je hebt ontvangen.

Net zoals bij het pelgrimeren: het is niet het eindpunt van de pelgrimsweg dat belangrijk is, maar de waarde en het bewustzijn die je in het onderweg-zijn legt.

Terwijl ik dit schrijf, besef ik dat ik tussen drie belangrijke data sta.
7 september was er de maan eclips, vandaag – 8 september – de geboorte van Maria, en morgen, het portaalb9/9/9, het beginpunt van een pelgrimstocht in het teken van Maria en water.

Depuis quelques jours, je fais du bénévolat dans la cathédrale de Chartres.
Le matin, avant de commencer, je prends un café en terrasse. J’aime toujours ce moment : simplement m’asseoir, goûter au silence, admirer et voir la ville – ou le village – s’éveiller.

Un homme en costume, tenant à la main une élégante sacoche en cuir, salue le boulanger.
Une dame avec son chien, un caniche, rit des plaisanteries du boulanger. Elle vient d’Ukraine et il appelle son chien Poutine.
Un homme en manteau noir, sur lequel est écrit Verreilleire de Chartres, allume une cigarette et boit d’un trait son petit café.

Après mon café, je me dirige vers la cathédrale où je rallume les cierges éteints la veille pour des raisons de sécurité, mais initialement déposés par les pèlerins. Parfois ils sont placés par un geste intuitif, parfois avec une intention, un souhait ou une prière.

En rallumant les cierges, je fredonne doucement l’Ave Maria dans sa version originale (première partie) en hébreu ou en latin (la deuxième partie n’a été ajoutée qu’au XVIᵉ siècle). Pourquoi dans ces deux langues ? Parce qu’elles me touchent davantage, elles me semblent bien plus anciennes et familières que le néerlandais ou le français.

Il m’arrive d’être tellement absorbée par la prière et le feu que j’entre dans un état méditatif, conscient et enraciné. Quand la mèche de la bougie est entièrement imprégnée de cire, je la laisse descendre dans le réservoir de la veilleuse. Je la laisse doucement frôler une autre flamme, presque comme une danse de feu amoureux : une mèche qui embrasse l’autre.

Un homme est venu me voir : « Comment fait-on pour allumer un cierge ? »
« Avec cette grande bougie, vous allumez la veilleuse », lui ai-je répondu. Mais lorsqu’il ajouta : « Je ne suis pas catholique et je ne sais pas comment faire », j’ai compris que sa question allait bien au-delà du geste pratique.

J’ai ressenti une profonde gêne : ce qui est une évidence pour l’un ne l’est pas du tout pour l’autre. Je me suis excusée et j’ai partagé :
« Entrez en contact avec votre cœur, cela peut aider de poser la main sur votre poitrine. Fermez les yeux, amenez votre attention à cet endroit interieur, attendez un instant et sentez ce que vous souhaitez demander ou offrir. Laissez la réponse émerger de votre cœur. Laissez simplement surgir ce qui vient de votre être le plus profond. »

L’homme m’a alors confié pourquoi il voulait allumer un cierge : il venait d’apprendre que son meilleur ami avait un cancer. Les larmes lui sont montées aux yeux. J’ai écouté et lui ai demandé le prénom de son ami.
« Il y a ici un lieu dans la cathédrale où vous pouvez donner encore plus de force à votre cierge et à vos prières », lui ai-je dit en lui indiquant Notre-Dame du Pilier. « Je porterai votre ami dans mes prières ».

Entre-temps, le labyrinthe est de nouveau ouvert. Tout à l’heure, je vais le parcourir pour la deuxième fois. (je partage plus tard cette expérience en lien avec le serpent)
J’entends quelqu’un passer et dire en néerlandais : « Regarde, un dédale. »
Mais il y a une nette différence entre un dédale et un labyrinthe. Dans un dédale, on rencontre des obstacles, on se perd. Je trouvais cela frustrant et angoissant quand j’étais jeune. Tandis que dans un labyrinthe, il suffit de suivre le chemin jusqu’à atteindre le centre, la rose du labyrinthe.

C’est un chemin initiatique, où le temps et l’espace s’effacent.
Je compare le labyrinthe à la danse sema des derviches tourneurs, mais aussi au rosaire ou au pèlerinage. Dans toutes ces pratiques, le temps et l’espace disparaissent – ou plutôt, on ne fait plus qu’un avec eux. On y dépose une intention : ce dont on ne veut plus porter le poids, ou ce dont on souhaite se libérer. On se déleste de ce qui ne nous sert plus. On ouvre son cœur, on reçoit, puis on intègre ce que l’on a accueilli.

C’est comme le pèlerinage : ce n’est pas le but final du chemin qui importe, mais la valeur et la conscience que l’on met dans le fait d’être en chemin.

En écrivant ces lignes, je réalise que je me trouve entre trois dates importantes.
Le 7 septembre, il y a eu l’éclipse de lune.
Aujourd’hui, le 8 septembre, nous célébrons la naissance de Marie.
Et demain, le portal 9/9/9, marquera le point de départ d’un pèlerinage placé sous le signe de Marie et de l’eau.