Un mariage parfait

Al een paar dagen verwijderd van mijn laatste schrijven. Hoeveel… 6,7,8…hmm… hoeveel… geen belang wanneer men in het Nu leeft.
Ondertussen ben ik de oorpluggen en de witte koude neon lampen gewoon.
Pelgrims zijn wat meer aanwezig door de Via de la Plata die de zijn start heeft in Sevilla.

Extramadura is een bijzondere mooie regio.
Van de ene op andere dag kan het er zo verschillend aanvoelen. Wat me vooral opvalt, is hoe dieper in de regio, hoe minder smeedwerk er voor de ramen aanwezig is van de huizen. De mensen zijn spontaner en minder gesloten en gaan al veel sneller terug reageren op een ‘Buenos dia’.

De zwarte wouw, Buizerds, arends, valken, ooievaars, zijn talrijk aanwezig en andere voor mij nog onbekende vogels. De kraai met zijn blinkende veren.
Ik kan zo genieten en ben telkens zo geïntrigeerd bij het zien hoe roofvogels omgaan met andere gevleugelden die hen aanvallen in de lucht en hoe ze op een dansende afwijkende manier niet in aanval gaan hoe ze bij zichzelf blijven.

En dan zijn er de vierpoten… waarmee ik iedere dag in contact kom en door hun weiden mag wandelen. De prachtige koeien met hun horens, zelf de stier schrikt me niet af, ze zijn hier zo rustig aanwezig in hun natuurlijke habitat.
De kalfjes die hun moeder roepen wanneer ze dorst hebben, net als de biggetjes met hun hoog stemgeluid.
De wilde varkens die soms hoorbaar zijn wanneer ik stil sta en die de massa gevallen eikels weten te appreciëren.
De geit en haar bel met de hoge toon, alsof ze een rondje meditatie aankondigt.

De frisse wind maakt aangename geuren vrij. De zachte, zoete geur van de witte brem die zich kan vermengen met de intrigerende, indringende warme geur van de Cistus en daar komt af en toe nog eens de geur van de Lavendel Stœchas.

De prilheid van de lente is hier en daar te zien. Het frisse groen wordt zichtbaar in de bomen.
Op één dag tijd kan men wel door drie verschillende grote boomgaarden wandelen. Van naaldbomen, steeneik naar kurkeik. De olijfboomgaarden zijn in minderheid. De kurkeik zet men momenteel in zijn blootje en wordt ontmanteld. De boomstam geeft dan een donker bordeaurood uitzicht en heel bizar de oudere bomen vertonen een soort ruggengraat.

En dan is er een dag die eindigt langs lange omheiningen van braamstruiken waar de meidoorn en sleedoorn er zich in vermengd.

In de borders Rode klaver, weegbree, kleefkruid, munt, Paardebloem…

De paarse kleur van Lavendel, het roze van de Silène armeria, witte, gele voor mij onbekende mini bloempjes…. Simplement ‘un mariage parfait’.
De regenbuien brengen avontuur op de weg. Overlopende beekjes of grote plassen zorgen voor extra blaren aan de voeten van de pelgrims.
Regenbuien brengen ook prachtige regenbogen en tovert kleur in de donkergrijze lucht. En de ene dag houd de regen niet op, terwijl de andere dag druppels vallen en dankzij de hevige wind onmiddellijk drogen nog vóór ze zich kunnen nestelen in de wand van mijn regenjas.

Extramadura met zijn grote diversiteit aan fauna en flora…. een regio waar mens, dier en natuur heel dicht bij elkaar leven.

Papel

Embalse de Proserpina

Oeps. Geen toiletpapier in het damestoilet. Hup, dan maar richting de heren. Vóór ik de deur sluit staat een man me aan te kijken… ‘daar is het voor jou’, terwijl hij wijst met de vinger. “Sin, papel”, deel ik mee. Hij maakt teken met zijn handen dat ik papier moet nemen en ernaast moet en wijst naar het cryptogram op de deur. Hmmm… “Si, no appel… Hmm, en de rest komt eruit in een mengeling engels/Frans.
OK, ik werd gewaar dat mijn uitleg ‘dat ik nu eenmaal niet weet hoeveel papier ik zal nodig hebben’ en een vermoeden zijn haast te zien, stap ik uit het toilet en laat hem voor gaan. Wanneer hij uit het toilet komt, ga ik binnen, herhaald hij nogmaals wat ik al begreep, terwijl ik nu toch dringend moest… Dringende ochtendgebeuren in een albergue.

Richting Aljucén. Nieuwe woningen staan er als kazernes bij. Ouders vergezellen hun kinderen naar school terwijl de politie het verkeer regelt… waar geen wagens doorkomen.
Ik draai me even om, in de verte Mérida.

De agave staat in grote omvang in omheinde tuinen.
Het frisse lentegroen wordt zichtbaar in de bomen. De brem begint uitbundig te bloeien. Ornithogalum laat zich discreet zien tussen het lange gras. Scabiosa die zijn weg heeft gevonden tussen een spleet van een aangelegd trottoir.

Aan een stuwmuur, Embalse de Proserpina, neem ik de tijd om te kijken naar de overblijsels van de Romaanse bouwconstructie. Boeiend.
Ik kan me zo inbeelden hoe het leven hier straks zal zijn… Spelende kinderen, rollende kleurrijke speelballen, spetterende water, Picknick, mensen die hun siësta nemen…

Terug…
nu ligt het er wat verlaten bij. Wat strandhuizen die slachtoffer geweest zijn van vandalisme, een versleten zwemmeester stoel… De aalschover, en de eenden hebben het paradijs vandaag voor zich.

Een pelgrim komt me tegemoet. Och, de man van de ‘papel’… Een goededag en… ‘weet je nog deze morgen. Ik wil me graag verontschuldigen voor dit moment.’. Och, wat fijn, een man… die zich verontschuldigt. Ik had wel zin om hem vier kussen te geven. Ik heb geen herinnering… maar op één man na – ooit een opleider- is dit hij één van de weinige mannen die ik ontmoet heb, die zich verontschuldigd en dit is deugddoend.

Een zwart silhouet. Deze keer geen houtenplank in de vorm van een stier, wel een echte.
Achter mij hoor ik stemmen. Ik draai me om vier pelgrims wandelend naast elkaar. Pelgrims die de weg gestart zijn in Sevilla, de start van de Via de la Plata.
Aan de horizon zijn restanten te zien – of zijn ze nog in gebruik – van Romaanse irrigatie systemen, die doorheen het landschap gaan richting het stuwmeer.

En dan heb je dit ene kleine stukje natuur die mijn hart verwarmt. Mijn innerlijk kind blij maakt en waar ik als een fladderende vlinder mij door de natuur laat bewegen op een slingerend pad.
Waar het zand onder mijn voeten mijn tenen streelt. Waar de koe me rustig aankijkt.
Dit moment die kleur gaf aan mijn dag.
Net zoals, zo een kort moment, waar twee personen elkander kruisen en een zachte glimlach delen met elkander.

Hannah et Juliette

Het is donker. Een metalen bord bengelt heen en weer. Gedroogde bladeren dwarrelen over de grond. De kerkklok. Zeven uur. Onder mijn voeten een houten plankenvloer.

Terwijl ik mijn rugzak vul, pruttelt de koffiemachine. Met zorg verlaat ik een half uur later het onbewoonde huis. De eigenaar werd recent opgenomen in een rusthuis.

Met het zonlicht in mijn gezicht vertrek ik de natuur in. Asters, anemonen, rozen…kleuren de tuinen. Klavers, scabiosa, camille…de grasbermen. De tramontana-wind zorgt ervoor dat vele vruchten, bladeren een andere weg zoeken…mijn hoofd. Gebombardeerd door kastanjes, noten, eikels… De wind blaast hevig in de takken. De geluiden kan ik niet meer onderscheiden. Zijn het nu dierengeluiden, vallende takken, bolsters – die als bij een flipperkast punten scoren door andere vruchten mee te nemen op hun weg – ik kan ze niet meer uit elkaar houden.

De appelboomgaarden en de vijgebomen geuren heerlijk. Af en toe bedien ik me een vrucht. Jammer genoeg gaan vele van deze vruchten verloren. Rond de middag vraag ik aan een vrouw of ik op haar trap mag zitten om te eten. ‘Oh, vous pouvez aussi vous assoire ici’, terwijl ze wijst naar haar tafel onder een afdakje. ‘Ca tombe bien je vais aussi manger.’ Hannah is haar naam. Een lieve jonge attentvolle vrouw.  We delen onze kaas. Ik proef van haar heerlijke tomaatjes. We spreken over huizen, werk, de weg. Bij het vertrek krijg ik haar telefoonnr voor ingeval ik geen overnachting zou vinden. Met zwarte chocolade- caramel vertrek ik uiteindelijk terug op weg. Het duurt even voor ik mijn ritme terug vind.

Edon

In Edon. Een prachtig dorpje. Hou ik een plashalte. De dorpen zijn er toch sterk op vooruit gegaan wat openbare toiletten betreft. Een luxe op weg.
Mijn gedachten zijn ver en droom van verse lakens op een bed ipv slapen in de slaapzak. Twee minuten later. Een vrouw, Juliette, ze staat in haar tuin. ‘Vous aller loin comme ca’. ‘Non, bientot je m’arrete’. ‘A tu quelque chose pour dormir ce soir’. ‘Non, je frappe au porte. Je ne c’est jamais ou je termine la journee.’ ‘Vous voulez dormir ici. Je vous invite’, vraagt ze me met een openblik. ‘Bhein, oui, pourqoui pas. Avec plaisir.’ Nog geen twee minuten later maken we samen een bed op…met verse lakens.

Het altaar

Odéna maakt me duidelijk dat de weg die ik neem niet de juiste en een te lange weg is naar Perigeux. De GR 36 neemt me mee rond Angouleme en zou niet de kortste zijn. Ik kan haar volgen en begrijp waarom me dit wordt gemeld. Wanneer ik op de weg ben heeft ‘tijd en afstand’ geen belang voor mij.  In volle vertrouwen volg ik de weg, stap voor stap genietend van wat rond en in mij in beweging is, zonder me zorgen te maken voor morgen en wat komt.

Langs de velden werden electriciteitsdraden gespannen op een 60cm van de grond, om de velden te beschermen voor everzwijnen. Op andere plaatsen worden de draden gebruikt om ze samen te houden voor de jacht. Draden of niet, de sloebers hebben gevonden hoe ze te omzeilen. Waar ik wandel zijn immense graszoden omver geploeterd. Daar waar proteinen te vinden zijn. Uren stap ik verder, wetend dat ze ergens rond mij aanwezig zijn.

Bladeren dwarrelen heen en weer. Mijn broekzakken vul ik met kastanjes en noten. Appelbomen dragen heerlijk vruchten. Als ik deze avond zou kunnen koken dan zou ik al heel snel weten wat. De bladeren van de pisenlis eventjes in de pan. Appeltjes en noten wat laten roosteren. Een heerlijk slaatje.

De laatste drie dagen is het minder eenvoudig om een overnachtingsplaats te vinden. Mensen zijn achterdochtig en openen niet zo snel hun deuren. Blijkbaar een gekend gegeven onder de mensen. Later komt de bevestiging van les Charentais zelf. Na vier deuren ontvang ik de dikke sleutel van de kerk. Een kerk die niet meer in gebruik is. Ik slaap er op de enige tafel die er is. Hoog, droog, en beschermd. Het altaar. 

Boekvoorstelling

Op 29 april 2017 was er de boekvoorstelling van ‘ Als de buizerd me de weg wijst’. Het eerste boek over een pelgrimstocht in België. Een weg verbonden met de wegen naar Compostela. Meer dan 1000km in verbondenheid met de natuur en de mens.

29 april 2017-16-45-XT012693-2

Copyright Franky

Het was een spetterende start van het boek.

Hieronder kan je een beeldverslag zien genomen door Franky.

Ik wens dan ook nog mijn dank betuigen aan allen die aanwezig waren tijdens op boekvoorstelling in levende lijve en gedachten. Aan Jacobus Gent – Cultuurkerk voor de schitterende locatie. Sophie Cocquyt voor de intro. Brandhout voor de vreugdevolle noten en ambiance. Claudine Verspecht om een ‘Hart voor ALS’ voor te stellen. Jacqueline voor het voorlezen. Wagenschot voor de heerlijke soep. Rita Lernout voor de hulp. Franky voor de prachtige beelden van het evenement. Alle Angels die er geweest zijn, zijn en nog zullen komen. Het was een groot succes. Hartelijk Jasmine waren met veel En het eerste boek werd officieel overhandigd aan mijn metekind Liudmila Debels.

Leuven

image

Sint-Jacobskerk Leuven/église Saint-Jacques Louvain

De koffie staat klaar. Glutenvrij brood. Roger bakt een eitje voor mij, terwijl Alida mijn kleren opvouwt. Een gezellige babbel aan het ontbijt. Voor mijn vertrek nog even de familiebeelden bekijken.

Vijftien minuten later wandel ik door open vlaktes en velden. Geen schaduw te bespeuren. In de verte het geluid van de wagens op de autosnelweg. Af en toe nog een opstijgend vliegtuig. Mijn voeten zwellen en ik voel een druk tegen de schoenwand. Het zweet staat op mijn huid. Negen uur in de morgen. In de verte een groep stilstaande fietsers. Eén fietser roept: ” Een voetganger. Plaats makeeennn!”. De groep opent zich en ze beginnen te applaudisseren. “Ga jij naar Compostela?”, vraagt iemand me. “Die heb ik vorig jaar gedaan, nu ben ik op stap op het Jacobskerkenpad.” “Amai zeg.” De courante vragen volgen al heel snel. Ze noteren vijfentwintig juli in hun agenda. De aankomst om elf uur aan het Sint-Jacobs in Gent. Dat zou wel straf zijn, mensen uit Leuven, kortstondig gekruist op de weg, opnieuw te mogen zien in Gent. Met een portie extra kersen stap ik verder richting Leuven. “Nog veel succes hé”, hoor ik nog op de achtergrond. Zonder stoppen wandel ik door naar Leuven. Een supermarkt. De koelkast. Ik zie dat mensen mij aankijken. Het is ook geen alledaags beeld, een rugzak van zeventig liter op de rug, wandelstokken, hoofddeksel, verbrande benen, natte kleren. Met een nectarine en een avocado ga ik naar buiten. Niet ver hier vandaan, de botanische tuin. Een rustpauze in deze prachtige, rustige en schaduwrijke omgeving. Donkere wolken. Een druppel hier, een druppel daar… pff! Een fikse afkoeling is nog niet voor vandaag. De Sint-Jacobskerk is bouwvallig geworden, het plein errond evenzeer. Het is al laat in de namiddag. Ik doorkruis Leuven, een stad waar ik geen voeling mee heb. Onaangename geuren verspreiden zich door de aanhoudende warmte. Ik hoop mijn dag te mogen eindigen in de Abdij van ’t Park. Daar aangekomen ga ik naar de kerk. Ik heb net de vespers gemist. Een broeder komt naar me toe. “We gaan sluiten, ja, moest er niet zoveel gestolen worden zou dit niet moeten gebeuren.” “Goedendag, oh dat is spijtig”, antwoord ik. “Je mag vlug eens kijken als je dat wil.” Ik voel zijn haast. “Neen, dankjewel, zoiets doe ik graag met tijd en in rust.” Ik vraag hem of er plaats is voor een overnachting. Neen. Ik wandel terug naar een zaaltje aan het begin van de abdij om te kijken of daar een mogelijkheid is. Ik kom terecht op een privéfeest van Dirk De Schutter die zijn pensioen viert. Vriendelijk word ik uitgenodigd ook iets mee te eten. De verandering in weersomstandigheden doet me twijfelen om buiten te slapen. 

Nog laat op de avond stap ik verder, al een deeltje op de weg van morgen. Op een t-kruispunt zie ik rechts een jonge vrouw komen aangewandeld. Spontaan draai ik mij naar haar. “Mevrouw mag ik u wat vragen?” “Ja.” “Ik ben een pelgrim en ben opzoek naar een overnachting voor deze nacht. Kunt u me helpen?” “Ja.” En zo wandel ik met Carolien richting haar huis. 

GPX Leuven – Tervuren/ Louvain – Tervuren

Louvain

Le café est prêt. Du pain sans gluten. Roger me cuit un œuf pendant qu’Alida plie mon linge. Une agréable conversation au petit déjeuner. Avant mon départ quelques instants pour regarder les photos de famille.

Après quinze minutes je me promène à travers plaines et champs. Pas d’ombre en vue. Au loin le bruit de voitures sur l’autoroute. De temps à autre encore un avion qui décolle. Mes pieds se gonflent et je sens une pression sur les côtés de mes chaussures. La sueur est sur ma peau. Neuf heures du matin. Au loin un groupe de cyclistes à l’arrêt. L’un d’entre eux crie “Un piéton, faire place.” Le groupe s’entrouvre et ils commencent à applaudir. “Tu vas à Compostelle?”, demande l’un d’entre eux. “Ca j’ai fait l’année passée, maintenant je suis en route sur le chemin des églises Saint-Jacques en Belgique.” “Eh bien dit!” Les questions courantes suivent rapidement. Ils notent le 25 juillet dans leur agenda. L’arrivée à 11 heures à l’église Saint-Jacques à Gand (Gent). Ce serait fort, revoir à Gand des gens de Louvain (Leuven) rencontrés brièvement sur la route. Avec une portion de cerises supplémentaire, je continue ma route direction Louvain. “Bonne chance”, me disent-ils encore. Sans m’arrêter je marche jusqu’à Louvain…Un supermarché. Le frigidaire. Je vois le regard des gens. Ce n’est pas une vue courante, un sac à dos de 70 litres, des bâtons de marche, un chapeau, des jambes brulées par le soleil, des vêtements mouillés. Je sors avec une nectarine et un avocat. Pas loin d’ici, un jardin botanique. Une pause dans ce cadre magnifique, calme et ombragé. Des nuages sombres. Une goutte par ci, une goutte par-là…Bof! Un bon rafraichissement  n’est pas encore pour aujourd’hui. L’église Saint-Jacques est délabrée, la pleine aux alentours également. Il est déjà tard dans l’après-midi. Je traverse Louvain. Une ville avec laquelle je n’ai pas d’affinité. Des odeurs désagréables se rependent à cause de la chaleur persistante. J’espère pouvoir terminer ma journée dans ‘l’Abbaye du Parc’. Arrivée là je me rends à l’église. J’arrive juste trop tard pour les vêpres. Un frère vient à ma rencontre. “Nous allons fermer, oui, s’il n’y avait pas tant de vols, on ne serait pas obligé de le faire.” “Bonjour, oh c’est regrettable.” “Tu peux jeter un coup d’œil en vitesse si tu le désires.” Je sens son empressement. “Non, merci, j’aime prendre mon temps et être au calme pour cela.” Je lui demande s’il y a de la place pour une nuitée. Non. Je retourne vers une salle à l’entrée de l’abbaye pour voir s’il y a la une possibilité. J’arrive à la fête privé de Dirk De Schutter, qui prend sa retraite. Gentiment je suis invitée à manger. Le changement des conditions atmosphériques me fait hésiter à dormir dehors.

Encore tard dans la soirée je continue ma marche, faisant déjà un bout du chemin de demain.

À un croisement, une jeune femme arrive sur ma droite.

Spontanément je me tourne vers elle. “Madame puis-je vous demander quelque chose.” “Oui.” “Je suis un pèlerin et cherche une place pour dormir cette nuit. Pouvez-vous m’aider?” “Oui”, et c’est comme ça que je marche en compagnie de Carolien, vers sa maison.

Kluisbergen

Jasmine Debels (1 van 1)-4

Vlas – Lin

Aan de kerk van Avelgem wrijf ik mijn voeten in met Traumeel, in de hoop dat de lichte achillespijn die ik voel mag verdwijnen. Nog even tot bij Lucas om hem te danken voor zijn hulp. Aan een Scheldearm ontmoet ik een klas dat op fietstocht is. Einde examens voor sommigen. Net voor Kluisbergen ontmoet ik Jean-Pierre, hij fietst doorheen België, zijn startpunt was Luxemburg. Geboeid luister ik naar zijn fietsverhalen uit India en Nepal. Het is warm. Ik wandel verder langs een vierkantshoeve uit het jaar 1818, langs vlasvelden. 

Een lindeboom. Ik sta even stil, sluit mijn ogen en laat de geur van de linde tot mij komen. Zalig! Een verwilderd stukje natuur, waarin ik de keuze moet maken tussen traag en aangevallen worden door muggen of snel en de brandnetels trotseren. Ik kies het laatste. Op bepaalde plaatsen ben ik in Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen of Wallonië. Zelf een straat die links de Kattestraat heet en rechts Chemin de la valleè. Mijn gevoel zegt alles is één, geen grens. Mijn denken, alsof het gesplitst is. Wat een absurde situatie.

Mijn kuiten worden flink op de proef gesteld. Op een helling aan een weide staat Karin, een goedlachse en spontane vrouw. Wat hoger haar dochter, even goedlachs en open. Een korte babbel, een uitnodiging voor een overnachting. De frisheid van het bos op de Kluisberg is welgekomen. In de verte het geluid van hout dat gekapt wordt, houthakkers. De varens staan mooi gegroepeerd. Het bladerdek van de krachtige bomen geven me schaduw. In café d’Oude Hoeve, een halte. Mijn voeten zijn gezwollen en doen pijn. Joëlle, de eigenares, ook een pelgrim die naar Compostela is geweest, is verheugd te horen dat haar café op de weg ligt die de Jacobskerken met elkaar verbindt. We blijven praten en ervaringen uitwisselen. Tijd om verder te wandelen, anders sta ik hier deze avond nog. Ik wandel nog een beetje, geniet verder van de natuur en de omgeving. In Ronse (Renaix) klop ik aan de eerste deur. Myriam, 76 jaar. Zonder enige twijfel krijg ik een volwaardige ja om er te overnachten. Later op de avond ontmoet ik ook haar zoon Pierre.

GPX bestand Kluisbergen/ Mont de l’Enclus  naar Ronse/Renaix

Mont-de-l’Enclus

Arrivée à l’église d’Avelgem, j’enduis mes pieds de Traumeel en espérant que le léger mal au talon d’Achille disparaîtra.

Je me rends encore un instant chez Lucas pour le remercier de son aide. À hauteur d’un bras de l’Escaut je rencontre une classe en balade en vélo. Fin des examens pour certains. Juste avant d’arriver au Mont-de-l’Enclus (Kluisbergen) je parle avec Jean-Pierre. Il traverse la Belgique en bicyclette à partir du Luxembourg. J’écoute avec passion ses récits de parcours en vélo à travers l’Inde et le Népal.

Il fait chaud. Je continue mon chemin longeant une belle ferme datant de 1818, je traverse la campagne, longeant des champs de lin.

Un tilleul. Je m’arrête, ferme les yeux et m’imprègne de son odeur. Un délice. Un morceau de nature inculte, ou je dois faire un choix entre la lenteur et me faire piquer par les moustiques ou la vitesse et traverser les orties. Je choisi la dernière option. À certaines places je me trouve en Flandre-Orientale, Flandre-Occidentale ou Wallonie. Il y a même une rue s’appelant à gauche rue des chats (Kattestraat) et à droite Chemin de la vallée. Mon sentiment me dit que le tout ne fait qu’un, il n’y a pas de frontières. Mon esprit, semble être en désaccord. Je n’essaie pas de comprendre.

Mes mollets sont mis à rude épreuve. Dans une montée, le long d’un champ, je rencontre Karin, une femme souriante et spontanée. Un peu plus en hauteur, sa fille, aussi souriante et accueillante. Quelques instants de conversation, une invitation pour à passer la nuit. La fraîcheur du Kluisbergen est la bienvenue. Au loin le bruit du bois que l’on abat, des bucherons. Les fougères sont joliment groupées. Le feuillage des grands arbres me donne de l’ombre. Au café ’D’Oude Hoeve’, une halte. Mes pieds me font mal et sont gonflés. Joëlle, la propriétaire, elle aussi un pèlerin du chemin de Compostelle, est enchantée d’apprendre que son café se trouve sur le chemin reliant toutes les églises Saint-Jacques de Belgique. On continue de parler et d’échanger des expériences. Il est temps de continuer mon chemin si je ne veux pas être encore ici ce soir. Je promène encore un peu et apprécie la nature et des alentours. À Renaix (Ronse) je frappe à une première porte. Myriam 76 ans. Sans aucune hésitation, je reçois un grand ‘oui’ pour un hébergement. Plus tard dans la soirée j’ai l’occasion de rencontrer son fils, Pierre.