

‘Aller bonne vendage’, hoor ik aan de bar een man roepen terwijl hij zijn hand opsteekt. Het accent van het zuiden is nu duidelijker te horen.
Ik ga de GR 654 volgen om Périgueux en Bergerac te verbinden, maar eerst wens ik een brief te posten… rondsnuffelen op de lokale markt en dan richting de kathedraal gaan.
Langs de weg staat een grote paddestoel. Een boleet, die ik niet ken. Ik vraag, naar een man op de fiets: ‘Pardon monsieur, kent u een beetje de champignons?’ ‘Waarom, heeft u er één gevonden? Ik ken er een beetje’, antwoordt de man terwijl hij naar de paddestoel kijkt. ‘Oh, dat is een Bolet de Satan, zo noemde ik ze toen ik klein was. Indigest, maar niet dodelijk’, voegt hij er snel aan toe.

Vlinders fladderen om me heen, terwijl kikkers kwaken zoals een lach. Onder mijn voeten liggen bolsters en kastanjes, die in de winkel voor €8/kg worden verkocht. Dat is duur, vooral omdat er zoveel op de grond liggen te rotten.
Een buizerd cirkelt boven me. Ik open mijn armen, kijk hem aan en beweeg mee op zijn ritme.
Dit geeft me ruimte en ontspanning. Ik realiseer me dat mijn ervaring in de pelgrimsherberg stressvol was. Terwijl ik draai, voel ik meer ontspanning in mijn lijf, vooral in mijn ruggengraat.
Tijdens het wandelen let ik op mijn rug en zeg steeds tegen mezelf: ‘zakken Jasmine, zakken’. De pijn in mijn rug verdwijnt. Het wordt duidelijk waarom dat me zo raakte.
Er is soms zoveel structuur dat er geen ruimte is voor verbinding en menselijk contact. Mensen zijn zo met hun hoofd bezig dat er geen vrijheid binnen de structuur is. Het zachte contact ontbreekt. Terwijl ik dit schrijf, besef ik dat ik in een vergelijkbaar patroon kan vervallen als het druk om me heen is. Dankjewel Hospitalier.




