28 mei – Ik verlaat Bazas. Wat verder op de weg ontmoet ik drie fietsers aan een trap in het bos. “Attention une pelerine sur le chemin” wordt er geroepen. “Bonjour”. “Vous avez commencer ou, Vézelay”? “Non, la Belgique”. “O-la” roept er iemand met een verwonderde blik. “Et vous aller jusque au bout”! “Oui”, antwoord ik met zelfzekerheid. “Et bhein, bravo” roepen ze in koor. “Bonne route”. We verlaten elkander en ik hoor nog de ene tegen de ander zeggen ” Bonne route, elle est a pieds la pelerine”. “Bon chemin”! Al een paar stappen verder roep ik “Merci”. De weg gaat door bossen en zoals vele inwoners me hadden gemeld. Een platte lange weg. Een rechte lange lijn doorheen naaldbossen. Twintig kilometer lang, een typisch beeld voor les Landes. Eventjes uit een bos. Een boerderij op mijn rechterkant. Een schuur, een traktor, loslopende kippen, een hond, een poes, hooi, een man met een spade in de handen. Aan het huis bloembakken met rode geraniums. Ik steek mijn hand op als teken van een goede dag. Hij kijkt me aan, steekt op zijn beurt zijn hand in de lucht en zwaait heen en weer. Het zachte gebaar, ontroerd me. Bij dit contact van enkel een paar seconden besef ik dat iedere passant op mijn weg een plaats in mijn verhaal krijgt. Een verhaal die meegaat op weg naar Santiago. Zou dit universele liefde kunnen zijn wat ik voel?