Stonehenge

Stonehenge

En français 👇🙏

Na een nacht op de boot kom ik ’s morgens vroeg aan wal in Portsmouth.
Even een hersenswitch maken: links rijden in plaats van rechts.
Het duurt een kleine 40 km voor ik de stadsdrukte achter me laat
en het platteland bereik.

De fietspaden zijn niet bepaald fantastisch – eerder rampzalig,
als ze er al zijn. De ene keer rijd je links van de baan,
de andere keer word je verwacht rechts te fietsen
op hobbelige, geaccidenteerde paden – euh, eigenlijk voetpaden.
Dit alles “voor de veiligheid”, terwijl het juist extra gevaarlijk en verwarrend is.
Probeer maar eens veilig een drukke weg over te steken
tussen auto’s die geen rekening houden met trage weggebruikers. Razendsnel rijden ze hier.
Zodra ik doorheb hoe ik me moet gedragen in het verkeer,
waag ik me op de rijbaan. En dan is de ‘turbo’ op mijn fiets
meer dan welkom om me uit benarde situaties te trekken.

Sinds twee jaar bepaalt de wet dat automobilisten minstens 5 meter afstand
moeten houden bij het inhalen. Als fietser mag je zelfs midden op de baan rijden
wanneer dat veiliger aanvoelt.

Onderweg naar Glastonbury voelde het helemaal juist dat ik deze tocht
met de fiets ondernam.
De hele weg door werd ik gevoed.

Elementen uit de voorbije elf jaar pelgrimeren kwamen terug.
Het onderweg zijn. De buizerd. De zeemeeuwen.
Marie, l’étoile de la mère. Aartsengel Michaël. De schelp…

Er kwam ook iets anders terug, iets wat diep in mij aanwezig is
maar wat ik had weggeduwd.
In 2018 kreeg ik een ervaring op de weg van de ‘Aartsengel Michaël’ .
Ik hoorde: “Ik zend je uit”.
Ik zag mezelf een weg weven over de aarde als een spinnenweb.
Een paar dagen later bevestigde iemand anders dit met woorden.
En recent kwam dit alles opnieuw sterk naar boven
na het verhaal dat Anaïs deelde over het  Kogi volk.

Ook in 2020 raakte het me weer even.
Ik vierde toen mijn verjaardag in het Pinksterweekend.
Zelf ben ik geboren op een pinkstermaandag.
Mijn naam, Jasmine, betekent “geschenk van God”,
gevolgd door Marie José.

Zijn we trouwens niet allemaal een geschenk van God?!

Voor mij voelt dit als een evidentie – en tegelijk als iets enorm waardevols
wanneer ik naar mijn pelgrimsleven kijk.
Ik wil dit geschenk open en nederig dragen,
en er voluit in gaan staan, het volledig incarneren.
Geen verstoppertje meer. Geen gedeeltelijk Zijn.

Mijn weg is geen weg van huisje, tuintje, beestje.
Ik aanvaard en bewandel vandaag de weg die voor mij bestemd is.
De weg heeft míj gekozen, en ik wil met de weg samenwerken.
Als ik dat niet doe, heb ik ondertussen geleerd, kan het bikkelhard aanvoelen.

Onderweg laat ik me leiden
door mijn hoogste, zuiverste verlangen.
Waar mijn ziel verbonden is met alles wat me omringt:
de natuur, de aarde, het universum.
Ik laat me leiden door mijn heilig voertuig.

Zo sprak iemand onlangs over Stonehenge,
net voor ik naar Avebury zou gaan.
Ik dacht: oké, waarom niet?
Toen ik daar aankwam en buiten de omheining stond,
voelde ik van alles in mijn lichaam.
Twijfel stak de kop op.
Waarom?
Omdat iemand anders zei: “Zeker naar Stonehenge gaan!”
– terwijl ik dat zelf eigenlijk niet had gevoeld.

En daar kwam mijn trouwe vriend, de buizerd.
Hij liet zich zien, en ik vervolgde mijn weg.
Stonehenge was niet voor nu.

Après une nuit sur le bateau, j’arrive tôt le matin à Portsmouth.
Un petit switch mental : rouler à gauche au lieu de droite.
Il me faut bien 40 km pour sortir de l’agitation urbaine
et approcher les paysages paisibles de la campagne.

Les pistes cyclables sont loin d’être idéales – pour ne pas dire catastrophiques,
quand elles existent.
Parfois, on roule à gauche de la route,
puis on est censé rouler à droite,
sur des chemins irréguliers, accidentés – non, en fait, sur les trottoirs.
Le tout au nom de la ‘ sécurité’ , alors que cela rend la route encore plus dangereuse et confuse.
Essaye donc de traverser au milieu de bolides qui ignorent totalement les usagers lents.
Une fois que je comprends comment m’adapter,
je prends le risque de rouler sur la route.
Et là, le mode ‘ turbo’ de mon vélo est plus que bienvenu
pour m’aider à avancer dans des situations délicates.

Depuis deux ans, une loi impose aux automobilistes de garder 5 mètres de distance
lorsqu’ils dépassent un·e cycliste,
et en tant que cycliste on a le droit de rouler au milieu de la route
quand on estime cela plus sûr.

En chemin vers Glastonbury, j’ai ressenti combien c’était juste
que je fasse ce voyage à vélo.
Tout au long du trajet, je me suis sentie nourrie.

De nombreux éléments de mes onze années de pèlerinage sont revenus :
l’expérience d’être en chemin.
La buse, les mouettes, Marie, l’étoile de la mère,
l’archange Michaël, la coquille…

Quelque chose d’autre est aussi remonté à la surface.
Quelque chose de profondément présent en moi,
mais que j’avais un peu mis de côté.

La première fois, c’était en 2018 :
“Je t’envoie” — une expérience reçue sur le chemin de l’archange Michaël.
Je me suis vue tisser un chemin sur la Terre,
comme une toile d’araignée.
Quelques jours plus tard, une tierce personne a posé des mots sur cette vision.
Et récemment, tout cela est revenu très fort,
après l’histoire que Anaïs a partagée sur le peuple Kogi.

En 2020 aussi, cela est remonté :
je fêtais mon anniversaire pendant le week-end de Pentecôte.
Je suis née un lundi de Pentecôte.
Mon prénom, Jasmine, signifie cadeau de Dieu,
suivi de Marie José.

Et puis ne sommes-nous pas tous et toutes un cadeau de Dieu ?!

Pour moi, cela est une évidence,
et en même temps une chose précieuse
quand je regarde ma vie de pèlerine.
Je souhaite porter ce cadeau avec ouverture et humilité,
et me tenir pleinement dans cette présence.
L’incarner totalement.
Ne plus me cacher. Ne plus être qu’à moitié.

Mon chemin n’est pas celui du ‘maison, jardin, animal’
Aujourd’hui, j’accepte et j’emprunte le chemin qui m’est destiné.
C’est le chemin qui m’a choisie,
et je souhaite collaborer avec lui.
Si je ne le fais pas, j’ai appris que cela peut devenir très dur à vivre.

En route, je me laisse guider
par mon désir le plus pur et le plus élevé.
Là où mon âme est reliée à tout ce qui m’entoure :
la nature, la Terre, l’univers.
Je me laisse guider par mon véhicule sacré.

Par exemple :
quelqu’un m’a parlé récemment de Stonehenge, juste avant que j’aille à Avebury.
Je me suis dit : OK, pourquoi pas.
Quand je suis arrivée sur place, à l’extérieur de l’enceinte,
j’ai ressenti des choses dans mon corps.
Puis le doute a surgi.
Pourquoi ?
Parce que quelqu’un d’autre avait dit :
“Surtout, va à Stonehenge !”
– alors que moi, je ne l’avais pas senti.

C’est alors que mon fidèle ami, la buse, s’est montré.
Et j’ai poursuivi mon chemin.
Stonehenge, ce n’était pas pour maintenant.

Le grand cercle de la Rose

De kust in Normandië is best pittig. Gelukkig heb ik een elektrische fiets, want zonder had ik mijn lijf wel bezeerd en uitgeput.
Bij mijn aankomst in Étretat openden de hemelse sluizen. Twee uur lang regende het pijpenstelen.
Onder een afdak had ik een fijn gesprek met een Nederlands koppel. De man kwam uit een lange revalidatieperiode. Bijzonder mooi om te zien en te horen hoe krachtig een mens weer kan opstaan.

Het zoeken naar een overnachting verliep hier stroef. De energie en de manier waarop ik werd aangesproken, lieten me duidelijk aanvoelen en verstaan: “Jasmine, veeg het zand van je voeten en ga.”
Ik reed verder in de gietende regen en kwam kletsnat aan in een hotel waar ik een kamer aangeboden kreeg. Alles heeft zijn reden. In dankbaarheid en tussen witte lakens viel ik in slaap.

Zo ontmoette ik ook Rémi en Natalie, een koppel uit de regio Parijs dat hun deuren opende in hun kleine, knusse vakantiehuis.
“Deze namiddag zeiden we nog: we hebben weer te veel mosselen gekocht, het is goed voor een derde persoon,” zei Rémi.
“Ja, en dan nog met frieten en een biertje voor een Belgische pelgrim.”
We hadden een fijne avond. De gesprekken waren open, alsof we elkaar al heel lang kenden. Geen gêne, geen achterhouden.
Zo gaat het vaak op mijn weg: mensen delen, en hun woorden worden langs de weg meegedragen en afgegeven aan de aarde, de wind, onderweg.

Voor ik de zee overstak, heb ik eerst een weekend doorgebracht bij zusters, priesteressen van La Voie de la Madeleine.
Stéphanie van écolieu ‘Les Terres de l’Être‘ had begin 2025 een droom om een Rozen Cirkel te co-creëren. Wat ook gebeurde.
We waren met zo’n zeventigtal mensen, waaronder zeven priesteressen en één priester.
Een Rozen Cirkel, waar we hand in hand, met een witte roos op het hart, verenigd waren vanuit liefdeskracht, om deze uit te stralen voor Vrede op Aarde.

Het was een krachtig moment. Toen wij, priesteressen en priester, in de cirkel kwamen te staan – hand in hand – en iedereen lag op het zand met een witte roos op het hart, was er voelbaar een energetische lichtstraal ontstaan in onze rug. Het was eerst even wennen aan haar aanwezigheid. Want ze was zo krachtig dat ik me stevig diende te ankeren in de grond.
Ze verbond ons en hielp ons de cirkel te houden voor de velen die de Zorg van de Roos ontvingen.
Een onvergetelijk moment. De eerste, en zeker niet de laatste, want de volgende is op 25 mei 2026.

Ik vertrok met een vol hart, vol vreugde, en drie woorden die ik mocht ontvangen: Être, Présence, Stabilité.
Ik neem ze verder mee op weg naar de voorstelling van mijn medicijn tijdens het weekend van mijn ordinatie. De spanning hierover is verdwenen. Mijn voorbereiding ook.
Alles is in beweging. Niets is vast. Voldaan stak ik bij nacht de zee over naar het Verenigd Koninkrijk.

La côte en Normandie est plutôt ardue. Heureusement, j’ai un vélo électrique, car sans cela, mon corps aurait été meurtri et épuisé.
À mon arrivée à Étretat, les écluses célestes se sont ouvertes. Il a plu à verse pendant deux heures sans interruption.
Sous un abri, j’ai eu une belle conversation avec un couple néerlandais. L’homme sortait d’une longue période de rééducation. C’était particulièrement émouvant de voir et d’entendre à quel point un être humain peut se relever avec force.

La recherche d’un hébergement ici a été laborieuse. L’énergie et la manière dont on m’a parlé m’ont clairement fait ressentir et comprendre : « Jasmine, essuie la poussière de tes pieds et continue. »
J’ai poursuivi ma route sous une pluie battante, et suis arrivée complètement trempée dans un hôtel où l’on m’a proposé une chambre. Tout a son sens. Dans la gratitude, entre des draps blancs, je me suis endormie.

C’est ainsi que j’ai aussi rencontré Rémi et Natalie, un couple de la région parisienne qui m’a ouvert les portes de leur petite chaleureuse maison de vacances.
« Cet après-midi, on disait justement : on a encore acheté trop de moules… c’est parfait pour une troisième personne, » a dit Rémi.
« Oui, et avec des frites et une bière pour une pèlerine belge ! »
Nous avons passé une soirée joyeuse. Les conversations étaient naturelles, comme si nous nous connaissions depuis longtemps. Aucune gêne, aucune retenue.
C’est souvent ainsi sur mon chemin : les gens partagent, et leurs mots sont portés le long de la route, offerts à la terre, au vent, en chemin.

Avant de traverser la mer, j’ai passé un week-end auprès de sœurs, prêtresses de La Voie de la Madeleine.
Stéphanie, de l’écolieu Les Terres de l’Être, avait fait un rêve au début de 2025 : co-créer un Grand Cercle de la Rose. Et ce rêve s’est réalisé.
Nous étions environ soixante-dix personnes, dont sept prêtresses et un prêtre.
Un Cercle de la Rose, main dans la main, une rose blanche sur le cœur, unis par la force de l’amour pour la rayonner en prière pour la Paix sur Terre.

Ce fut un moment puissant. Quand nous, prêtresses et prêtre, sommes entrés dans le cercle – main dans la main – et que tous étaient allongés sur le sable avec une rose blanche sur le cœur, un rayon de lumière énergétique est apparu dans notre dos.
Il a fallu un instant pour s’habituer à sa présence. Car il était si puissant que j’ai dû m’ancrer fermement dans le sol.
Ce rayon nous reliait et nous aidait à maintenir le cercle pour les nombreux êtres qui recevaient les Soins de la Rose.
Un moment inoubliable. Le premier, et certainement pas le dernier, car le prochain aura lieu le 25 mai 2026.

Je suis repartie le cœur plein, dans la joie, avec trois mots que j’ai reçus : Être, Présens, Stabilité.
Je les emporte sur mon chemin vers la présentation de ma médecine, lors du week-end de mon ordination.
La tension à ce sujet s’est dissipée. Ma préparation aussi.
Tout est en mouvement. Rien n’est figé.
Comblée, j’ai traversé la mer de nuit, en direction du Royaume-Uni.

Sainte Colombe

Texte Français 👇

In een klein dorp met misschien honderd inwoners houd ik halt bij een verlaten caféterras.
Ik bel aan. Niemand thuis.
Terwijl ik zit te eten, stopt er een wagen. Een forse dame, kort geknipt en zwart gekleed, stapt uit.
“Dag mevrouw, is dit terras van u? Ik nam er plaats om even uit te rusten. Is dat oké voor u?”
“Ah ja hoor, eet smakelijk.”

De dame vraagt me waar ik heen ga, en we raken aan de praat.
“Zin in een koffie?” vraagt ze.
“Oh, met veel plezier, graag!”
En zo zitten we samen te praten bij een pot koffie over het leven.

Ze vertelt over haar verleden, over hoe lang haar ouders het café openhielden in dit kleine, aangename dorp.
“En hoe doe je dat onderweg, met overnachting en eten? Het moet toch niet gemakkelijk zijn, tegenwoordig. Mensen doen niet snel hun deur meer open.”
“Oh, dat valt best mee. Kijk hoe u me net een koffie aanbood.”
“Ah ja, dat is waar.” Ik zie haar nadenken.

De wegen zijn rustig, met weinig tot geen verkeer.
De natuur, mezelf in beweging, geen getoeter, geen luidruchtige wagens of rijdende discotheken, geen ongeduldige automobilisten… afstand van een gestresseerde wereld.

Meer en meer wordt onechtheid zichtbaar. Veel wordt doorzichtig, alsof er een dikke laag lijm aan het loskomen is — een lijm die alles bij elkaar hield.

Zonder enige moeite — op een paar protesterende organen na — kom ik snel weer in balans.
Het voelt alsof ik uit een artificiële bubbel ben gestapt en terechtgekomen ben in een wereld die zuiver en echt aanvoelt.
Die bubbel voelt steeds compacter en voller aan, alsof hij elk moment uit elkaar kan barsten.

Ondertussen heb ik al een paar overnachtingen achter de rug.
In een dorp kwam ik, tot mijn grote verbazing, terecht in een pelgrimsgîte op de route van de Via Francigena. Aan de muur hing een blauwe schelp met ‘Bienvenue’, het symbool van Saintes Maries de la Mer — een hart, een kruis, een anker.

En in dat dorp leefde ooit een bijzondere man: Benoît Joseph Labre, de ‘vagebond van God’. Hij werd nergens toegelaten, maar wijdde zijn leven aan gebed, meditatie en het geven van geestelijke raad aan mensen onderweg. Zeven jaar pelgrimeerde hij.

Een andere avond kwam ik laat aan op een plein.
Een man kwam aangelopen met twee ongeduldige border collies aan de lijn.
“Dag meneer, kunt u me alstublieft helpen?” vroeg ik.
De man kwam dichterbij. “Ik zoek een plek waar ik mijn matras kan leggen, of waar ik mijn tent mag opzetten in een tuin.”
De man dacht na, nam zijn telefoon en belde iemand — zijn vrouw.
Ik hoorde wat twijfel aan de andere kant. Al lachend zei ik: “Ik ben een lieve dame en mijn naam is Jasmine.”
Lachend stak hij zijn telefoon naar mij uit en zei: “Kom maar mee.”
Ik vertelde dat ik had gehoord dat er geen pastorie meer is, en dat ik te laat was bij het gemeentehuis.
“Dat komt goed uit, wij wonen in de pastorie.”

Ik bracht er een fijne avond door in een gezin, na eerst nog een Zoomvergadering te hebben gevolgd. De hedendaagse pelgrim: onderweg vergaderen.
De dochter des huizes heette Roos.

Een andere avond mocht ik mijn tent opzetten in een tuin, bij Ginette.
Terwijl zij met haar familie binnen was, maakte ik gebruik van de garage om me op te frissen, wat te eten en een online samenkomst bij te wonen.
De avond eindigde met een heerlijk kopje thee en een warmwaterkruik die Ginette voor me had klaargezet, voor op mijn buik.
Ze deelde haar verdriet om het verlies van haar man. Aandachtig luisterde ik naar haar verhaal.

In een kerk, ergens in een klein dorp, stapte ik naar binnen.
Ik werd als het ware naar één plek geduwd. Daar stond ik — voeten als genageld aan de grond, ingetogen, hoofd lichtjes gebogen, handen tegen elkaar — tussen drie beelden: Thérèse van Lisieux, de heilige Antonius (de favoriet van mijn vader) en voor mij: Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes.
Ook al begrijpt mijn hoofd het niet altijd, mijn hart weet.

Langs de weg worden de signalen opnieuw duidelijk en helder.
Achtereenvolgens zie ik de volgende boodschappen verschijnen, op slechts enkele meters van elkaar:
un Autel, le Nouveau Monde, en Sainte Colombe.

De weg gaat vlot tussen de regendruppels door, een helling op om me daarna te laten uitbollen naar beneden — pittig zijn de hellingen hier.
Ik geniet van het onderweg zijn.

Honfleur

Dans un petit village d’à peine cent habitants, je fais halte à la terrasse d’un café fermé.
Je sonne. Personne ne répond.
Alors que je suis en train de manger, une voiture s’arrête.
Une femme corpulente, aux cheveux courts, habillée de noir, descend.
« Bonjour Madame, cette terrasse vous appartient ? Je m’y suis assise un instant pour me reposer. Est-ce que cela vous va ? »
« Ah, oui, bien sûr. Bon appétit. »

Elle me demande où je vais, et nous commençons à parler.
« Envie d’un café ? » me demande-t-elle.
« Oh, avec grand plaisir, merci ! »
Et nous voilà en train de discuter autour d’un pot de café, de la vie.

Elle me parle de son passé, de combien de temps ses parents ont tenu le café dans ce petit village agréable.
« Et comment faites-vous pour manger et dormir en chemin ? Ce ne doit pas être facile, de nos jours. Les gens n’ouvrent plus facilement leur porte. »
« Oh, cela se passe plutôt bien. Regardez comme vous m’avez offert un café. »
« Ah, oui, c’est vrai. » Je la vois réfléchir.

Les routes sont calmes, presque sans voitures.
La nature, mon corps en mouvement, pas de klaxons, pas de voitures bruyantes, de discothèques roulantes, pas d’automobilistes impatients… une prise de distance avec un monde stressé.

De plus en plus, l’inauthenticité devient visible. Beaucoup de choses deviennent transparentes, comme si une couche épaisse de colle se décollait — cette colle qui tenait tout ensemble.

Sans difficulté — sauf quelques organes qui protestent — je retrouve rapidement mon équilibre.
C’est comme si j’étais sortie d’une bulle, un monde artificielle pour entrer dans un monde qui semble pur, vrai.
Cette bulle paraît de plus en plus compacte, de plus en plus pleine, prête à éclater à tout moment.

Entre-temps, j’ai déjà vécu quelques nuits sur ma route.
Dans un village, à ma grande surprise, je suis tombée sur un gîte de pèlerins sur la voie de la Via Francigena.
Accrochée au mur, une coquille bleue avec l’inscription « Bienvenue », le symbole des Saintes-Maries-de-la-Mer — un cœur, une croix, une ancre.

Et dans ce village vivait autrefois un homme particulier : Benoît Joseph Labre, appelé « le vagabond de Dieu ».
Il n’était accepté nulle part, mais il a consacré sa vie à la prière, à la méditation et aux conseils spirituels pour les gens en chemin. Il a marché pendant sept ans.

Un autre soir, j’arrive tard sur une place.
Un homme s’approche avec deux border collies impatients en laisse.
« Bonjour Monsieur, pourriez-vous m’aider, s’il vous plaît ? »
L’homme s’approche.
« Je cherche un endroit où poser mon matelas, ou un jardin pour y planter ma tente. »
Il réfléchit, prend son téléphone et appelle quelqu’un — sa femme.
J’entends un peu d’hésitation de l’autre côté. En riant, je lui dis : « Je suis une dame gentille, je m’appelle Jasmine. »
Il rit à son tour et me tend le téléphone. « Venez avec moi », dit-il.
Je lui explique que j’ai entendu dire qu’il n’y avait plus de presbytère, et que j’étais arrivée trop tard à la mairie.
« Ça tombe bien, nous habitons dans le presbytère. »

J’ai passé une agréable soirée dans cette famille, après avoir suivi une réunion sur Zoom.
La pèlerine d’aujourd’hui : en réunion sur la route.
Leur fille s’appelait Rose.

Un autre soir, j’ai pu planter ma tente dans un jardin, chez Ginette.
Tandis qu’elle était à l’intérieur avec sa famille, j’ai utilisé le garage pour me rafraîchir, manger un peu, et participer à une réunion en ligne.
La soirée s’est terminée avec une bonne tisane que Ginette m’avait préparée, accompagnée d’une bouillotte chaude pour mon ventre.
Elle m’a confié sa peine suite à la perte de son mari.
Je l’ai écoutée avec attention.

Dans une église, quelque part dans un petit village, je suis entrée.
Je me suis sentie poussée vers un seul endroit.
Là, debout, les pieds cloués au sol, recueillie, la tête légèrement inclinée, les mains jointes, entre trois statues : Thérèse de Lisieux, saint Antoine (le préféré de mon père), et devant moi, Notre-Dame de Lourdes.
Même si ma tête ne comprend pas toujours, mon cœur sait.

En bord de route, les signes reviennent, clairs et nets.
J’ai vu successivement les messages suivants : un Autel, le Nouveau Monde, et Sainte Colombe, à quelques mètres les uns des autres.

Le chemin continue, entre les gouttes de pluie. Une montée, puis je me laisse descendre — car les pentes ici sont rudes.
Je savoure le fait d’être en chemin.

Een wens

En français 👇

De uren gaan zachtjes voorbij op de golven van de ‘tijd’. Buiten schijnt de zon en een prille lente is hoorbaar.
Af en toe zie ik de pijn op het gezicht van mijn vader.
De weinige beweging die er vandaag is, is traag draaien met zijn hoofd, zijn handen die van zijn papegaai (de driehoek om je op te trekken aan je bed) naar de zakdoek grijpen om dan zijn handen te kruisen op zijn borstkas, waarna ik hem nadien toedek om het warm te hebben.
Hij draait zijn hoofd een kwartdraai naar rechts.
“Wat ga je doen eenmaal dit voorbij is?”, vraagt hij me.
Ik leg mijn handen op zijn bedsponde en leg mijn kin leunend erop.
“Je huis verder afronden. Nadien een huis zoeken voor mij. Een pelgrimstocht voorbereiden voor JT’M, waar Jeanne d’Arc- terwijl ik verwijs naar een beeldje op zijn kast- mee gaat.
In juni, het weekend van je verjaardag, ga ik eerst ‘le Ministère de la Madeleine’ afronden. Ik ga er dan mijn ordinatie ontvangen.
Weet je nog 4 jaar geleden ik belde je op om te zeggen dat ik zou trouwen. Je zei me “och, en ik ken mijn schoonzoon niet.’ wanneer ik je toen ze ‘ Och, jawel je kent hem heel goed, Jezus’. We hebben toen goed gelachen. Weet je nog!”
De vreugde van toen was terug aanwezig.
” Papa, de ordinatie die ik zal ontvangen is zo juist in tijd en plaats.”.
Ik deel hem in het kort waar het doorgaat, met wie en wat ik doe.
” De Tor, dit zegt me iets”, fluisterd hij en gaat verder “wordt dit geschreven met een H.” “Neen, zonder papa”.
Thor, is een Noorse god. Hij was de god van de donder in de Noordse mythologie. Zoon van de oppergod Odin (Wodan) en de godin van de aarde Fjorgyn. Hij staat ook bekend als Donar (donder-dag) Samen met zijn machtige hamer, de Mjölnir was hij de heerser van de stormen waarbij hij de regen zou laten vallen. Deze neerslag hadden de boeren immers hard nodig voor hun gewassen.
Replica’s van zijn hamer werden gebruikt om brandstapels te zegenen, waardoor hij werd geassocieerd met de dood en crematie.
“Ik heb een wens, zou je iets willen doen wanneer je daar bent?” “Zeg maar papa”. Ik breng mijn oor wat dichter terwijl hij fluisterde. “Dit zal ik doen. Daar mag je op rekenen”, beloof ik hem.
“Ik zal present zijn voor je ordinatie, ik zal daar staan met mijn hond”, deelt hij.

Bij het naar huis rijden blijft dit waardevol moment dichtbij me. Het voelt als een cirkel die rond is en terzelfde tijd aan de deur van iets nieuws. Alsof het leven van mijn papa en dit van mij parallel naast elkander staan om dan nadien in elkander overvloeien en een fakkel zal worden doorgegeven. Alsof hij mij de wereld instuurt onder een gevleugelde.
En hoe bijzonder om net tijdens het weekend van zijn verjaardag mijn ordinatie te doen. Hij wordt er dan 81, een 9

Ik hou niet van je met mijn hart en geest. Ik hou van je met mijn ziel, voor het geval mijn geest het vergeet en mijn hart stopt. ~ Rumi

Les heures s’écoulent doucement sur les vagues du « temps ». Dehors, le soleil brille et un soupçon de printemps se fait entendre. De temps en temps, je vois la douleur sur le visage de mon père, qui est en fin de vie.
Le seul mouvement qu’il y a aujourd’hui est de tourner lentement la tête, ses mains allant du perroquet (le triangle pour se tirer au dessus du lit) jusqu’à prendre le mouchoir puis croisant ses mains sur sa poitrine, après quoi je le couvre pour le garder au chaud. Il tourne la tête d’un quart de tour vers la droite. “Qu’est-ce que tu vas faire une fois que tout sera fini ?”, me demande-t-il. Je pose mes mains sur le bord de son lit et pose mon menton dessus.
“Terminé de vidé la maison. Apres cherchez une maison pour moi. Préparez un pèlerinage pour JT’M, puis ta petite statue de Jeanne d’Arc sur ton armoire va m’accompagner.
Mais d’abord en juin, le week-end de ton anniversaire, je terminerai d’abord « le Ministère de la Madeleine ». J’y recevrai mon ordination.
Tu te souviens, il y a 4 ans, je t’ai appelé pour te dire que j’allais me marier. Tu m’avez dit “oh, et je ne connais pas mon gendre”. Quand je t’ai dit: ‘Oh, oui, tu le connais très bien, Jésus.’ On a bien rigolé. Tu te souviens? “
La joie de cette époque était présente. “Papa, l’ordination que je suis sur le point de recevoir tombe à point en temps et lieu.”
Je partage brièvement avec lui où cela se déroule, avec qui et ce que je fais. “Le Tor, ça me dit quelque chose”, murmure-t-il et continue, “c’est écrit avec un H.” “Non, sans papa.”
Thor est un dieu nordique. Il était le dieu du tonnerre dans la mythologie nordique. Fils du dieu suprême Odin (Wodan) et de la déesse de la terre Fjorgyn. Il est également connu sous le nom de Donar (jeudi). Avec son puissant marteau, le Mjölnir, il était le maître des tempêtes où il faisait tomber la pluie. Les agriculteurs avaient désespérément besoin de ces précipitations pour leurs récoltes.
Je lui explique ce que est le Tor, à Glastonbury.

“J’ai un souhait, veut tu faire quelque chose pendant que tu y êst?” “Dis moi papa”, je rapproche un peu mon oreille pendant qu’il murmure….
“Oui, je vais le faire. Tu peut compter sur moi”, lui promets-je.
Et pendant que il me fait un petit sourire il me dit “Je serai présent pour ton ordination, je serai là avec mon chien”.

En rentrant chez moi, ce moment précieux ne s’en va pas. C’est comme si la boucle était bouclée et en même temps à la porte de quelque chose de nouveau. Comme si la vie de mon père et la mienne étaient parallèles l’une à l’autre, puis se rejoignaient et qu’un flambeau me serait transmis. Comme si je suis envoyait au monde sous un ailé.
Si fort de faire mon ordination juste le week-end de son anniversaire. Mon papa auras 81 ans, un 9.

Je ne t’aime pas avec mon cœur et mon esprit. Je t’aime de tout mon âme, juste au cas où mon esprit oublierait et mon cœur s’arrêterait ~Rumi