De punker

 

Jasmine Debels (1 van 1)

De Sint-Jacobskerk Gent. Zeventien uur, de eerste stoelen worden ingenomen voor de misviering in het Gentsch. Een maximum aan stoelen wordt bijgezet. Als vrijwilliger van de Jakobus cultuurkerk draag ik tijdens de Gentse Feesten het kostuum van de ‘Garde suisse’ of de kerkbaljuw. Dat is de persoon die vroeger met zijn staf op de grond tikte wanneer mensen moesten opstaan tijdens een viering. Volgens verhalen die ik hier hoor kon hij ook met de punt van zijn staf in de zij van iemand prikken als er werd gebabbeld… Gelukkig is dat een taak die ik niet op mij neem. Ik maak gebruik van een oude gordijnroede die ik ergens gevonden heb in een verborgen hoekje van de sacristie. Er hangt een zwart zakje aan te bengelen, dat ik laat vullen met vrijwillige bijdragen tijdens de concerten, om het mogelijk te maken om verder kunst in de kerk te brengen. Een knipoog en mijn glimlach vergezellen mijn gehuurde carnavalspak.

Wanneer ik in de middenbeuk van de kerk wandel, ben ik verwonderd over hoe mensen hier nog op reageren: draagbare telefoons verdwijnen onmiddellijk in de broekzakken, mensen doen non-verbaal teken wanneer iemand aan het praten is, strenge blikken wanneer ik anderen het zwijgen niet opleg. “De kerk gaat erop vooruit. Een eerste vrouwelijke ‘pekker’”, wordt me in het oor gefluisterd. Het roept veel herinneringen op bij bezoekers en regelmatig word mij gevraagd om te poseren voor de foto. De kerk vult zich, al meer dan zeshonderd mensen hebben plaats genomen. Op de eerste rij is nog een stoel vrij, ik vraag een bejaarde vrouw of ze deze plaats wenst. Ze schudt van neen. Naast haar een man, blootsvoets, gescheurde ongewassen kledij… net als mijn eigen outfit, niet iets wat je courant tegenkomt in de kerk. We zijn dus op dat vlak niet zo verschillend. “Zou jij daar graag zitten? Maar dan wel de hele misviering”, stel ik de man voor. “Oh, ja, mag ik?”, zijn vreugde is zichtbaar en ik vergezel hem tot aan de stoel. Een andere man komt naar me toegelopen, piekfijn uitgedost en fluistert iets in mijn oor. “Hij is al in twee kerken buiten gevlogen. Hij mag niet blijven.” Ik maak duidelijk dat er hier geen reden toe is, “Oh, zet hem dan daar”, terwijl hij wijst naar de zijbeuk. “Neen, dat doe ik niet”, meld ik.

De viering begint. Ik observeer de mensen rond de man. Als de ogen hier nu zouden spreken vrees ik geen goede afloop. Mijn aandacht gaat naar een baby die aan het huilen is. De mama probeert de baby tot rust te brengen. Een teder gebaar. Het wordt stil in de kerk. De man haalt zijn paternoster uit zijn zak en begint te bidden. Af en toe rolt een traan over zijn wang. Ingetogen volgt hij verder de mis. Tijdens de communie kijkt hij de mensen aan en knikt met zijn hoofd als teken van goedendag, hij dankt mensen, lacht naar hen. Eén van de weinige personen waarbij blijheid te zien is. De mannen rond hem raken ontroerd. Verbinding. Tijdens het gebed sta ik naast hem en we geven elkaar de hand. Hij kijkt me aan met een glimlach. Hij wordt emotioneel. Na de viering is hij in alle stilte verdwenen.

Twee dagen later ontmoet ik hem terug aan de kerkdeur. Een mengelmoes van sterke geuren komt onder mijn neusvleugels. Hij kijkt me lachend aan: “‘t Zal voor nu niet zijn, hé! Het zou niet goed komen.” We schudden elkaar de hand. Ik geef hem een schouderklopje: “Dat denk ik ook niet”, en knipoog. “Wat wil je, éénmaal een punker altijd een punker”, terwijl hij zwaait en weer verdwijnt richting het terras van l’Enfant Terrible. Zo terrible is hij nu ook weer niet.

Punk

L’église Saint-Jacques de Gand (Gent). Dix-sept heures, les premières places sont prises pour la messe en gantois. Un maximum de chaises est ajouté. Comme volontaire de ‘Jakobus cultuurkerk’ (église culturelle) je suis, durant les fêtes gantoises, habillée en ‘Garde Suisse’ ou bedeau. C’est un personnage qui d’antan, frappait le sol de son bâton quand les gens devaient  se lever durant le service. Selon les histoires qu’on me raconte ici, il pouvait aussi, de la pointe de son bâton, piquer quelqu’un dans son coté lorsque celui-ci bavardait. Heureusement ceci n’est pas une tâche que j’ai à remplir et je me sers d’une vieille tringle à rideau, trouvée dans un coin perdu de la sacristie. Un sac noir est fixé à l’extrémité du bâton que je tends au  public, pour le laisser remplir de contributions bénévoles. Ceci permet de continuer à apporter de l’art dans l’église. Un clin d’œil et un sourire accompagnent mon costume de carnaval loué. Lorsque je me promène dans la nef, je suis surprise de voir le nombre de gens qui réagissent encore à la vue du bedeau, les téléphones portables disparaissent tout de suite dans les poches de pantalons, d’autres font des signes à ceux qui parlent, et des regards sévères lorsque je n’exige pas le silence.

On me chuchote à l’oreille, “l’église fait des progrès. Un premier bedeau féminin.” Cela évoque de nombreux souvenirs aux visiteurs et je suis régulièrement photographiée.

L’église se remplit, déjà plus de six cents personnes ont pris place. Au premier rang, il y a encore une chaise libre, je demande à une femme âgée si elle veut cette place. Elle me fait signe que non. À ses côtés un homme, pieds nus, des vêtements sales et déchirés… et comme ma propre tenue, chose pas très courante dans une église. Sur ce point nous sommes donc assez semblables. Je lui demande “Voudrais-tu t’asseoir là? Mais bien entendu pour toute la durée de la messe.” Il me réponds “Oh oui, je peu?”, sa joie est visible et l’accompagne jusqu’ à la chaise. Un autre homme impeccablement habillé vient à ma rencontre et me souffle à l’oreille “Il a déjà été expulsé de deux églises. Il ne peut pas rester.” Je lui fais comprendre qu’il n’y a aucune raison pour cela. “Eh bien mettez-le alors là” me montrant du doigt l’extrémité de la nef. “Non, je ne fais pas cela”, lui dis-je.

Le service commence. J’observe les gens aux alentours de l’homme. Si les yeux parlaient maintenant je craindrais pour le déroulement. Je tourne mon regard vers un bébé qui pleure. La maman essaie d’apaiser son bébé. Un geste tendre. Le silence s’installe dans l’église. L’homme sort son chapelet de sa poche et commence à prier. De temps à autre une larme coule le long de son visage. Recueilli il suit la messe. Durant la communion il regarde les gens, hoche la tête en signe de bonjour, les remercie, leur sourit. Une des rares personnes montrant de la joie. Les hommes autour de lui sont émus. Connexion. Durant la prière je suis à ces cotés et on se donne la main. Il me regarde avec un sourire. Il devient émotionnel. Après la messe il disparait en silence.

Deux jours plus tard je le rencontre à nouveau aux portes de l’église. Un mélange d’odeurs fortes me vient au nez. Il me regarde en souriant, “c’est pas pour maintenant hein! Ça ne finirait pas bien.” On se sert la main. Je lui tape sur l’épaule, lui dit “Non je ne crois pas” avec un clin d’œil.

“Qu’est-ce que tu veux une fois punk toujours punk”, faisant signe de la main et se dirigeant vers la terrasse de ‘l’Enfant Terrible’. Il n’est pas si terrible que ça.

Sint Jakobskerken in Wallonië

 

DSCF5982-2

Gent 11 mei 2016 – Mijn woonkamer. Mijn ogen sluiten. Ik hoor de vogels. Het geronk van een vliegtuig, op weg naar een verre bestemming. Voor mijn ogen zie ik weidse velden. Ik sta op de rand van een bos. De bladeren maken een ritselend geluid. Ik kan de geur gekoppeld aan dit beeld bovenhalen. Het voelt goed. Het voelt rustig. Het is stil geworden….

Beneden gaat een garage poort open. Ik open terug mijn ogen.

Binnenkort zet ik mijn weg verder en zal ik alle Sint Jakobskerken in België via een wandelweg met elkaar verbinden.  Als opwarmer zal ik eerst Doornik verbinden met de weg van vorige zomer.

Het 40 dagen concept wordt waarschijnlijk een 40+40 dagen 😉 . Op dezelfde manier, met 1euro per dag.

Vorige zomer ben ik erin geslaagd met 37,68 euro. Op deze wandeltocht kreeg ik ook donaties waaronder in totaal 125 euro. Dit bedrag zal ik op mijn beurt doneren. Voorlopig nog onbekend. De weg zal me daar meer duidelijkheid in brengen.

Eerst nog even wachten op mijn schoenen die in herstelling zijn en dan….

 

Ruimte en tijd

DSCF2327Regelmatig zie ik de volgende Quote verschijnen op Facebook.
Telkens voel ik dat dit iets met me doet.
Het voelt zo tegenstrijdig.
De gedachte alleen al, is al een vorm van wraak.

‘Ne jamais chercher la vengeance envers l’ennemi.
Le temps s’en charge.’- Auteur inconnu

Vanishing Twin

20151130173148_00001-2

7 maart 2016 – Begin 2016 is heftig geweest. Ik werd bewust van oude patronen die terug aan het licht kwamen. Er was geen ontsnappen aan. Geen nieuwe uitwegen ter beschikking. Het ene oud patroon volgde de ander al heel snel op. De pijn was te voelen op harts niveau, zowel fysisch als psychisch.

Er was maar één mogelijkheid om eruit te komen. Erin stappen. Dwars erdoor. Door de angst heen, met de angst mee. De pijn toelaten en er ontspannen proberen in te staan.
Richting transformatie.
Pas begin februari was het alsof ik terug in het leven stond.
De pijn verdween als een speld in een hooiberg. Het transformatie proces kon beginnen.

Tijdens de opleiding ELW (vzw Nel), het voorbije weekend kwam ik in aanraking met een ander stukje in mezelf.
De tijd was rijp. Ik werd geconfronteerd met mijn geboorte. Tijdens een meditatie kwamen er beelden te voorschijn. Het drong niet onmiddellijk tot me door, tot het moment dat ik in groep een ademhalingsoefening kreeg. Het bleef niet meer bij de beelden. Wat ik gewaar werd was overduidelijk en bevestigend. Ik zat er plots middenin. De baarmoeder. Met vertrouwen en de steun die ik voelde rond mij kon ik het laten gebeuren.

Zo een tien jaar geleden kwam ik voor de eerste keer in aanraking met ‘familie opstelling’. Ik zie me daar nog zitten op de stoel naast de begeleider.
Voor mij, een touw op de grond. Mijn levenslijn. En een persoon die ik had aangewezen als representant die mijn levenslijn afliep.
Mezelf. Mijn spiegelbeeld.
Hoe verder de persoon verwijderd was van het NU en dichter bij mijn geboorte kwam, hoe meer hartklop ik voelde.
Aan het punt van mijn geboorte, dacht ik ‘dit is het eindpunt’. Niets was minder waar, de tocht ging gewoon door. Eén stap.
Mijn buik voelde vreemd, onwennig.
Rond mijn hals een witte sjaal.
Eén hand, deze van de begeleider. Mijn sjaal. Ik hangde.
Ik hapte naar lucht. Mijn hand greep de sjaal. Ik kwam niet op adem. Een paar seconden wist ik niet meer waar ik was. Wat er gebeurde.
‘Geen paniek, je bent hier’, hoor ik nog zeggen. Ik keek de begeleider aan. Ik zag zijn mondhoeken naar achter. Ik interpreteerde dit als een glimlach. Mijn ogen voelden groot, open. Een traan. Ik durfde niet te spreken.
De angst had mijn lichaam toegenepen.
Ik had afstand gedaan van het gebeuren.
‘Je stelt je waarschijnlijk vragen?’, terwijl hij me aankeek.
Een uitleg volgde…’Vanishing Twin Syndroom’ was het laatste wat ik er nog kon bij horen.

Dit was toen mijn eerste en laatste ontmoeting met familieopstelling en het woord Vanishing Twin. (wil je er meer over weten, klik dan HIER)

Tussen toen en nu kwam de situatie en het woord sporadisch eens terug aan de oppervlakte. Ik had er verder niets meegedaan.

Waarom? Oh, dit heeft verschillende redenen. Het geweld die mijn lichaam heeft aangevoeld tijdens de sessie. De angst die extra voeding had gekregen. Het vermijden van beelden die ik als kind zag. Een niet meer veilig voelen bij de begeleider en het centrum. Hieruit vloeide toen ongeloofwaardigheid. Ook al ben ik even gaan checken en verder gaan zoeken bij het thuiskomen.
Internet…gaan luisteren bij mijn ouders…Echografie was toen niet gebruikelijk. Of…hebben artsen toen gezwegen om de vreugde niet te ontnemen van de ouders… Het was allemaal vaag. Antwoorden voldeden niet aan mijn verwachtingen. Mijn denken kreeg geen voldoening. Mijn gevoelens zaten nog heel diep verborgen. Niemand kon me helpen, zelfs ik niet. Ik kwam in een impasse terecht.

Dit was toen.

Vandaag.

Natuurlijk kon niemand me toen helpen, ik duwde het onbewust weg. Ik plaatste het toen buiten mezelf. Het was te confronterend. Lag het aan de begeleiding? Het heeft er zeker geen goed aangedaan. Het heeft het proces enkel uitgesteld.
Het universum had nog eerst iets anders voor mij in petto.
Ik was er niet klaar voor. Mijn lichaam was er toen niet klaar voor. Ik had de draagkracht nog niet.
Vandaag kan ik voelen en zien dat het diep vanbinnen niet onbekend was. Kan ik voelen dat het al altijd aanwezig is geweest al sedert heel klein.

Het gevoel van ‘ik ben niet alleen’ kon ik niet plaatsen. Ik voelde het wel, maar wat kon ik ermee?
Hoe ga je delen met anderen dat je wat je voelt in je lichaam, je het gevoel hebt dat je niet alleen bent.
Dat er nog iets is. Maar wat! Ik kon het zelf geen plaats geven, hoe kan je het dan in woorden omzetten.
Al eens iets proberen delen met anderen wat niet tastbaar is? Waar geen bewijzen voor zijn! Hoe breng je zoiets onder woorden zodat je je begrepen zou voelen!
Gelukkig dat ik niet in de middeleeuwen leef. Het risico van de brandstapel zou waarschijnlijk groot zijn. En eigenlijk moet ik nog zover niet terug. Toen ik twintig jaar geleden mijn eerste stap in de psychiatrie zette. Hoorde ik mijn grootmoeder het woord ‘zottekot’ gebruiken. Dan ga je best maar zwijgen.

Ik herinner me nog mijn post ivm het kind in mij die ik had terug gevonden tijdens mijn tocht naar Compostella. Ik had er toen een eureka gevoel bij.
Vandaag heb ik dit eureka gevoel niet en dat terwijl ik besef dat het bewust worden van dit deel van me, die ook mijn leven is, hierdoor wel veel zaken een plaats zal krijgen. Plots werden veel zaken mij overduidelijk.
Kan ik de vele nachtmerries, angsten, mezelf opsluiten in de kast opzoek naar de warmte van de schouw, het gevoel dat er iemand mijn voeten vast nam, de aanwezigheid van iemand in mij kamer… Mijn nachtmerries krijgen plots een totaal andere betekenis.

Iets is zeker, ik laat me door niemand meer beïnvloeden hieromtrent. Geloven of niet.
Mijn lichaam weet beter dan wie ook en daar vertrouw ik op.
Ik stap het leven in met wat is.
En tot mijn grote verwondering is er een rust gekomen. Heb ik de behoefte niet meer te zoeken via verschillende wegen naar waarheden of een waarom.
De waarheid is in mij.
Het mag eindelijk een plaats krijgen in mijn leven…

Ik heb het recht op bestaan en dit samen met mijn zielebroertje.

 

Een brief

20151130175234_00001

Gent 5 februari 2016 – Een huwelijksverjaardag. Mijn moeder, haar man. Twijfel! Voelen! Ga ik of niet! Een brief naar mijn moeder. November 2015. Het neerschrijven deed me goed. Pas op de morgen van het feest heb ik beslist. Het voelde goed. Mijn plaats was aan haar zijde. De trein. Het restaurant. Dankbaarheid was zichtbaar toen ze me zag. Het verwarmde mijn hart. Ik kreeg een plaats aan tafel. Aan haar zijde! Ze zag er goed uit, ze straalde. Ze was fier ons allen samen te zien. Het was een fijne namiddag! ’s Avonds stuur ik haar nog een sms om te bedanken. Een antwoord kwam terug. Mijn hart schokte op en neer, tranen kwamen in mijn ogen te staan. Op het bericht, ‘…vergeet niet dat ik je graag zie.’

 

Een brief:

‘Dag mama,

Graag wil ik je via deze weg uitleggen wat ik voel.
Het is niet gemakkelijk, toch probeer ik.
Ik voel ook angst, angst om niet begrepen te worden in mijn goede bedoelingen. Ik ben bang dat je mijn liefde die ik sowieso voor je heb, niet kan voelen door mijn woorden.
Bang dat mijn eerlijkheid misbruikt en tegen mij zal gebruikt worden.
Ik neem het risico, de angst voorbij.
Mama,
Al 44 jaar kennen we elkander en een groot deel van deze tijd heb ik pogingen gedaan om een closer contact te hebben met jou.
De weinige momenten waar het toegelaten werd en kon, koester ik.
Als kind, als dochter, als meisje, als vrouw heb ik het gevoel dat ik weinig tot geen plaats heb in je leven.
Ik leg dit even uit met een toneelstukje zodat je mij hopelijk kan begrijpen.
De personages:
twee vrouwen (een moeder en dochter) 5 mannen (twee zonen, de vader van de moeder, twee echtgenoten)
De moeder staat in het midden. De vader (van de moeder) staat achter de moeder. De andere vier mannen staan rond de moeder.
De dochter staat ergens in het donker in een hoekje van het podium. Het licht schijnt op de moeder en haar mannen.
Het verhaal:
De moeder kijkt naar haar dochter, een klein meisje. Het klein meisje steekt haar handen/armen uit naar haar moeder. De moeder staat met haar armen naast haar en kijkt naar haar dochter. Ze verroert niet. Amper haar ogen bewegen.
De moeder kijkt terug in de richting van de mannen; haar zonen, echtgenoten, vader.
Terug kijkt ze naar haar dochter…
En zo gaat het een eindje door, afwisselend. Van de ene kant, naar de andere.
Een traan loopt over de wang van het kleine meisje. De moeder kan het niet zien, de afstand is te ver.
Uiteindelijk beslist de moeder om geen stap te zetten en blijft staan in het midden. Een voor één kijkt de moeder naar de mannen.
De tijd gaat voorbij. Jaar na jaar.
Het kleine meisje verdwijnt in het donker, in de schaduw van de mannen.
Ze gaat haar leven verder tegemoet. Wandelt over bergen, de ene al wat gemakkelijker dan de ander. Het lukt haar. Het lukt haar goed. Ze groeit tot een mooie vrouw. Een vrouw met zoveel moois, zoveel liefde om te geven.
Zie je het! Kijk eens goed!
Kijk eens diep van binnen in het hart van de jonge vrouw.
Kijk maar even goed…en nog…en nog…nog dieper…een pareltje. Een waterpareltje.
Op het waterpareltje fonkelt er een licht.
Het licht komt uit de ogen van deze jonge vrouw. Het weerkaatst.
Het pareltje, de traan die het kleine meisje meegedragen heeft in haar hart, is bewaard gebleven tot vandaag.
De jonge vrouw heeft beslist om vandaag de traan te laten groeien.
Niet tot verdriet.
Wel om leven te geven aan het hart zodat het kan blijven groeien.
Een hart die zoveel te geven heeft aan de mensen die met haar op pad willen gaan.
Mama
wat mijn beslissing ook mag zijn dit weekend.
Ik wil gaan luisteren naar wat mijn gevoelens en wat mijn hart zal komen vertellen.
En weet een iets, ook al ben ik er niet. Ik zie je graag.

Jasmine’

 

 

Fouten

L1018331

Het leven is één grote school waarin we soms fouten maken. De ene leerling al wat meer dan de ander. Aan fouten maken is niets verkeerd zolang men er iets uit leert. Laat ik ze noemen levenservaringen. Onze bibliotheken staan er vol van. Ze worden kenbaar gemaakt via romans, waargebeurde verhalen, korte fragmenten, quote… Zoveel mensen die hun eigen ervaringen met anderen willen delen, door zichzelf bloot te geven. Omdat ze ergens diep vanbinnen weten dat er ergens in deze grote school er ooit wel iemand zal zijn voor wie het verhaal een meerwaarde zal brengen.
Daarom ben ik deze blog ook gestart. Omdat er ooit wel iemand zich hierin zal herkennen.
Ik doe het graag en heb hier ergens mijn weg in gevonden. Een blijvend zoeken van vallen en opstaan.

Ik heb veel fouten gemaakt en zal er nog veel maken. Ik hoop alleen dat de fouten die ik nog zal maken, dat ik er zachter mee mag omgaan in de toekomst en dit zonder mezelf af te breken, zonder verder de vinger van ’slecht’ boven mijn hoofd te zien.
In het verleden kreeg ik het beeld voorgeschoteld dat fouten slecht waren, negatief. Ze werden met de vinger gewezen. Er werd geroepen, gebruld, gestraft, het kon soms dagen voelbaar zijn en weken aan één stuk doorgestoken worden. Zowel thuis als op school.
Wanneer ik iets creatiefs aan het maken was, waar ik zo fier op was, werd er nooit tot zelden iets positiefs over gezegd er was altijd iets fout. Dus ik maakte ervan dat mijn werk slecht was.
Neen, mijn werk was niet slecht, het was alleen niet zoals de andere het wou. (een gedachte van het heden)

Er was geen tijd, ja zelfs toen al. Dus ik maakte ervan dat ik niet welgekomen was, dat ik dacht niet graag gezien te zijn geweest. En heb ik vele nachten gehoopt te sterven en in een andere familie terecht te komen. De tijd werd verdeeld tussen het huishouden en de man des huizes, mijn vader. Hm, ik voelde me hierin tekort gedaan, ik kreeg van mijn moeder niet de nodige aandacht. En als beiden dan samen waren dan mogen kleine kinderen niet spreken wanneer grote mensen het woord hebben. Dus ik dacht als klein meisje, ‘was ik maar op de wereld gekomen als jongen, dan hadden ze me wel graag gezien.’  Ik heb mezelf rechtstaand zien plassen, ik was toen tien. Ja, ik dacht toen dat er misschien een plassertje zou groeien en dat het probleem opgelost zou zijn.  Het heeft zelfs op latere leeftijd een invloed gehad op mijn seksueel leven. 

Ik ben als enig meisje tussen twee jongens opgegroeid. Oeps, jaja, ik moest toch wel af en toe mijn eigen mannetje staan. Gelukkig zijn we eruit gekomen zonder kleerscheuren, fysisch dan toch.

Wanneer ik thuis of op school iets zag die niet juist was, negatief ten nadele voor mezelf en andere, maakte ik dit bespreekbaar al van kleinen ukkepuk. Dit was echter ongehoord om als ‘snotneus’ te durven melden dat iets niet ok was tegen een ouder, leerkracht, directie… De gevolgen laat ik in het midden.

Het klopt ik had zowat mijn ideetjes en meningen, maar daarom waren ze niet slecht of was ik slecht. En ja hoor ik heb vaak beelden waar ik woest en al wenend er op sta… Want ik begreep het niet dat ik gestraft werd op een gevoel van pijn, machteloosheid, verdriet en onrechtvaardigheid dus deed ik gewoon door. Ik begon te rebelleren. Ik wordt me nu zelfs bewust dat ik waarschijnlijk toen verder ben gaan rebelleren omdat ik als kind inzag dat rebelleren daarvoor wel tijd werd gemaakt. 

Oeps, ik ben aan het afwijken van mijn thema ‘fouten’. Of toch niet! En voor alle duidelijkheid ik zie mijn familie graag, gelijk wat er ook geweest is.

Fouten werden nooit kenbaar gemaakt. Er werd hier nooit aan toegeven. Neen, nog liever dagen en weken koppig rond lopen of blijven liegen, het negeren of in de doofpot te steken. Als kind begon ik daardoor deels sterk te twijfelen aan mezelf en begon ik mij een raar wezen te voelen. Want wat ik als niet juist zag en voelde kreeg ik onder mijn voeten en begon ik te geloven dat wat fout was, juist was. Toch wel rare kronkels dat een kind kan maken. Vandaag voelt het alsof ik plots terug moet leren stappen. Verwarrend!

Wat ik eigenlijk wou zeggen.
Is dat het belangrijk kan zijn om een fout kenbaar te maken en ervoor durven uit te komen. Kunnen leren van elkaars eigen fouten. En het heeft niets te maken met al of niet gelijk halen of hebben, daar gaat het niet om. Je helpt er op de eerste plaats jezelf mee, het kan je de kans geven te groeien en niet meer in herhaling te vallen. Het toegeven wil niet zeggen dat de andere je daardoor minder zal graag zien.
Door het te delen wordt jezelf ook alerter.
Het kan ook de andere helpen de situatie juist in te schatten zonder het een eigen verhaal gaat leiden.
En zoals al velen hebben geschreven, het is niet omdat je een fout maakt dat je gefaald hebt, integendeel. Voor gaande is het het inzien van de fout en dat is al een grote stap.

En wat ik vind is daarom niet ‘de waarheid!’, ook hier zitten er waarschijnlijk fouten waar ik verder uit zal leren. Ik lees het graag!

wat als…

keuzes

6 november 2016 – Wat als je deze tekst breder gaat bekijken!

Zijn we soms niet genoodzaakt verantwoordelijkheid te nemen net door te gaan vluchten. Is vluchten in bepaalde omstandigheden geen verantwoordelijkheid nemen!

Soms kom je in situaties terecht waar je geen uitweg meer ziet, het je allemaal teveel wordt. Dan is het beter even afstand te gaan nemen. Ik herinner me nog een zin die ik mijn vader regelmatig heb horen zeggen ‘reculer pour mieux sauter’.  Waarschijnlijk zijn er onder jullie wel die zich een situatie herinneren in een groep, waar de spanning zo hoog kwam te staan dat je lichaam of je geest op de vlucht is gegaan.

Vorige week kwam ik na de zoveelste keer in zo een situatie terecht. Om verschillende redenen en waar ik nu niet verder op in zal gaan, heb ik altijd groepen proberen te mijden.
Plots werd de spanning zo hoog dat ik het afgetrapt ben. Het was me allemaal teveel en om niet in woorden te gaan met anderen, koos ik om de benen te nemen, alleen.
Mijn lichaam schreeuwde binnenin.

Het was een zonnige zondag namiddag. Een boer liet één voor één zijn koeien uit de stal terwijl hij uit de verte naar me riep ‘Dag madam, goe weer é’. Ik stak mijn hand naar hem op terwijl mijn hoofd op en neer bewoog. ‘Ik laat ze nog even buiten voor dat de winter er is en ze in de stal zullen moeten blijven’, wist de boer me nog te vertellen. Het ritme van de koeien, de zon, de vriendelijkheid van de man, de natuur bracht me tot rust. Mijn lichaam werd terug voelbaar. Het werd tijd om mij om te draaien en terug naar de groep te gaan.

Binnen dit verhaal heb ik hier verschillende verantwoordelijkheden genomen. Ik ben uit de groep gestapt, laat ik het woord ‘vluchten’ gebruiken, uit zelfzorg en ook uit zorg voor de groep. Ik heb mijn verantwoordelijkheid genomen terug te keren. Uit de groep stappen omdat de angst zo voelbaar is, is niet de ideale oplossing want dan stel je jezelf wel echt bloot en heb je dik de kans een lading te ontvangen waarvoor je net angst hebt. En ja hoor dit waren keuzes alleen niet of/of wel beide samen.

En wat met bekennen of liegen! Wat als je bewust bent dat wanneer iemand tegen je liegt het uit zelfzorg is. Dit kan verschillende redenen hebben. Liegen omdat er geen ‘neen’ kan uitgesproken worden, uit angst…

En natuurlijk zijn er andere oplossingen en zijn bepaalde gedragingen niet gemakkelijk aanvaardbaar. Wanneer je echter achter deze woorden een verhaal kan zien. Een verhaal die voor ieder anders is. Dan krijgen al deze woorden een andere lading. Dan wordt je niet enkel milder naar jezelf, ook naar de ander.

Ik ben mezelf!