Hannah et Juliette

Het is donker. Een metalen bord schommelt heen en weer. Gedroogde bladeren vallen op de grond. De kerkklok slaat zeven uur. Onder mijn voeten ligt een houten vloer.

Terwijl ik mijn rugzak vul, maakt de koffiemachine geluid. Een half uur later stap ik voorzichtig het leegstaande huis uit. De eigenaar is onlangs naar een rusthuis gegaan.

Met de zon op mijn gezicht ga ik de natuur in. Asters, anemonen en rozen kleuren de tuinen, terwijl klavers en scabiosa de grasbermen vullen. De tramontana-wind doet veel vruchten en bladeren van koers veranderen, zelfs in mijn hoofd. Kastanjes, noten en eikels vallen om me heen. De wind waait stevig door de takken, en de geluiden zijn verwarrend. Zijn het dieren of vallende takken en bolsters die punten scoren door andere vruchten mee te nemen? Ik kan het niet meer uit elkaar houden.

De appel- en vijgenbomen ruiken heerlijk. Soms neem ik een vrucht uit de zovele vruchten die straks verloren gaan. Rond de middag vraag ik een vrouw of ik op haar trap mag zitten om te eten. ‘Oh, je kunt hier ook zitten,’ zegt ze en wijst naar haar tafel onder een afdak. ‘Dat komt goed uit, ik ga ook eten.’ Haar naam is Hannah, een vriendelijke en aandachtige vrouw. We delen kaas en ik proef haar lekkere tomaatjes. We praten over huizen, werk en de weg. Bij het afscheid krijg ik haar telefoonnummer voor als ik geen plek om te overnachten vind. Met zwarte chocola-karamel vertrek ik weer. Het duurt even voor ik mijn ritme terugvind.

In Edon, een mooi dorpje, stop ik voor een pauze. De dorpen hebben echt vooruitgang geboekt met openbare toiletten. Het is een luxe op de weg.
Mijn gedachten zijn ver weg en ik droom van verse lakens op een bed in plaats van in mijn slaapzak te slapen. Twee minuten later zie ik een vrouw, Juliette, in haar tuin. ‘Vous aller loin comme ça?’ ‘Non, bientôt je m’arrête.’ ‘As-tu quelque chose pour dormir ce soir?’ ‘Non, je frappe à la porte. Je ne sais jamais où je termine la journée.’ ‘Vous voulez dormir ici. Je vous invite,’ vraagt ze me met een open blik. ‘Bien, oui, pourquoi pas. Avec plaisir.’ Nog geen twee minuten later maken we samen een bed op met verse lakens.

Marthe

De GR neemt me mee richting Angouleme. De grootstad laat ik links liggen en misschien wandel ik erdoor volgend jaar tijdens mijn terugreis van Assisi, Rome, Compostela. Wie weet!
Vlinders fladderen rond me heen. Een tapijt van mos. Een bord op de weg met als tekst ‘Au rythme du cheval’ waar men het verschil uitlegt met toen en nu. De wandelaar wordt uitnodigt om de gsm uit te zetten. Het ritme van het paard aan te nemen, traag, zich laten onderdompelen aan de impressie van de natuur en zich open te stellen voor anderen. Het verheugd me dit te lezen.
Heb je al eens de oefening gedaan door heel traag te gaan wandelen, in slow-motion. Zo traag mogelijk, zonder te stoppen. Alleen, met familie of vrienden. Probeer even, het kan plezant zijn en ook interessant door aandacht te schenken aan wat je gewaar wordt.
Een met de natuur, één met jezelf.

Op de weg rotsen die over de weg hangen. Een leeftijd van wel 92 miljoen jaren achteruit. Stel je voor dit is de tijd dat je nodig hebt om van Angouleme tot amsterdam te gaan als je je 1 meter per eeuw verplaatst.

In de namiddag sta ik een huis te bewonderen. Aan de omheining een kleine vrouw in het zwart gekleed. Zwarte haren met een witte uitgroei. Wat voorovergebogen. In de ene hand flessen en de andere groenten. ‘Bonjour madame, vous avez bien une jolie maison. Vous y habiter seule?’, vraag ik haar. ‘Oui, c’est la maison de mes parents. Vous aller loin comme ca?’,vraagt ze mij.
We blijven een eind praten,waarbij ik nadien de uitnodiging krijg voor koffie. ‘Oh, avec plaisir, merci. C’est comment votre prénom?’ ‘Marthe’. Amai, wat een positviteit die de vrouw uitstraalt. Haar handen, getekend door de tijd, liggen op tafel voor haar. Het zonlicht, gefilterd door het gordijn, schijnt op Marthe. Ze straalt.  ‘C’est agréable de vous voir, vous reflecter tellement de joie et positiviter.’ ‘Merci, ola oui, c’est important pour avancer dans la vie’, zegt ze met een beetje een accent. Ik beaam. Een uur later neem ik afscheid van Marthe die in haar deuropening staat. Een kranige vrouw van 91 jaar, met haar 1m37.
Nog lang zie ik haar voor mijn ogen en denk ik aan haar. Met vreugde in mijn hart ga ik de avond verder tegemoet en geniet ik van alles wat is. 

Het altaar

Odéna zegt dat de weg die ik neem niet goed is en te lang naar Perigeux. De GR 36 gaat om Angouleme en is niet de kortste route. Ik begrijp waarom ze dit zegt.

Voor mij maakt ‘tijd en afstand’ niets uit wanneer ik onderweg ben. Vol vertrouwen volg ik de weg, genietend van wat om me heen en in mij gebeurt, zonder me zorgen te maken over de toekomst.

Langs de velden zijn elektriciteitsdraden gespannen op 60 cm hoogte om de velden te beschermen tegen everzwijnen. Op andere plekken worden de draden gebruikt om de dieren voor de jacht bij elkaar tehouden. Maar de slymertjes weten hoe ze eromheen kunnen komen. Waar ik loop, zijn er enorme grasplekken omgewoeld. Daar waar ze voedsel kunnen vinden, boordevol proteïnen. Uren loop ik verder, wetende dat ze ergens in de buurt zijn.

Bladeren vallen heen en weer. Ik vul mijn broekzakken met kastanjes en noten. De appelbomen hebben heerlijke vruchten. Als ik vanavond zou kunnen koken, wist ik snel wat ik zou maken. De bladeren van de paardenbloem even in de pan, appeltjes erbij, noten roosteren. Een lekkere salade.

De laatste drie dagen is het moeilijker geworden om een slaapplek te vinden. Mensen zijn voorzichtig en openen niet snel hun deuren. Dit is blijkbaar iets wat vaker voorkomt in de buurt. Na vier deuren krijg ik de grote sleutel van de kerk. Een kerk die niet meer in gebruik is. Ik slaap op de enige tafel die er is. Hoog, droog omwille van de natte grond en beschermd. Het altaar.