Het meisje

Toen ik elf jaar geleden begon aan mijn eerste pelgrimstocht richting Compostela, herinner ik me hoe het absoluut not done was om terug te keren op mijn weg, in een gemotoriseerd voertuig te stappen of onaangename stukken te skippen. Met die onaangename stukken bedoel ik vooral grootsteden, waar snelheid, lawaai en ongezonde lucht overheersen. Het is nooit in mij opgekomen om ook maar één kilometer niet te wandelen.

Deels werd dit beïnvloed door regels, oordelen en druk van buitenaf. Regels die door oud-pelgrims en verenigingen werden ingesteld vanuit angst, vooral rond het recht op overnachting.

Dit jaar, tijdens de laatste pelgrimstocht van Maria Magdalena, kreeg ik daar een paar duidelijke voorbeelden van.

Zo kreeg ik te horen dat ik “bezeten was door de duivel” omdat ik een duidelijke keuze had gemaakt in mijn leven en trouw was gebleven aan mijn pad. De kern van deze situatie was niet zozeer mijn keuze zelf, maar de angst van de persoon die zo reageerde nadat ik had gemeld dat ik vier mensen zou begeleiden op de weg en vier pelgrimspaspoorten – de ‘crédential’ – had aangevraagd. Ze had zich een beeld van mij gevormd vanuit een beweging van controle: de controlegedachte dat niet zomaar iedereen recht heeft op een overnachting.

Regels – of je ze nu volgt of niet – vroeg of laat kom je toch op dat ene moment waarop er met de vinger naar je wordt gewezen. Dan weet ik waar ik voor kies: trouw blijven aan mijn eigen weg, mijn unieke pad.

En dan waren er die twee dagen door Marseille doorkruisen, met de boodschap dat dit erbij hoort. Bij de weg van Maria Magdalena. “Le rencontrer réellement, c’est tout accueillir sans les a priori d’un regard sélectif ou d’idées toutes faites.”, staat geschreven op de website. Een beetje paradoxaal in vergelijking met het vorige voorbeeld.

Ik ben erdoor gestapt, door die voorsteden. En ze waren onaangenaam. Achtervolgd worden. Een blik frisdrank naar me gegooid krijgen. Uitgelachen worden. Wijken waar drugs en geweld aanwezig zijn. Straatjes en plekken waar de muren als openbaar toilet dienen.

Maria Magdalena heeft me doen inzien dat ik niet zomaar klakkeloos iets hoef over te nemen en mezelf opzij hoef te plaatsen of te laten plaatsen. Wanneer ik bij die zin voel, heb ik de neiging te denken: “Och, ze is al veel langer in mijn leven dan ik ooit had kunnen vermoeden.”

Jaren pelgrimeren hebben mijn zachte kant opnieuw aan het licht gebracht. Ze hebben me geleerd mezelf lief te hebben, de liefde in mezelf te vinden in plaats van buiten mezelf te zoeken. Te durven gaan staan voor wie ik ben.

Dus waarom zou ik mezelf dan in een omgeving plaatsen waar het ongezond is, waar ik mezelf geweld aandoe en het ten koste gaat van mijn gezondheid?

Is dat niet juist de essentie van pelgrimeren? Je eigen unieke zijn opnieuw ont-moeten. Je vrijmaken van ballast, van wat je niet meer dient, van wat niet van jou is, van wat je niet langer wil of wenst in je leven. Al die verschillende laagjes afpellen tot aan die ruwe, pure kern waar donker en licht samen dansen.

Volmondig ‘ja’ zeggen tegen je Zelf.             In mildheid, zachtheid en daadkracht.    Niet tegen iets, want dan val je vroeg of laat naar voren en breekt er iets. Maar geankerd in je lijf, meebewegend met wat er op je weg komt. Dansend met wat soms onaangenaam voelt.

Zo was het ook hier in Hurghada: de keuze maken dat dit niet mijn leefwereld is.

Leven tussen ‘nep’ en oppervlakkigheid, waar weinig bewustzijn aanwezig is, tussen voortdurend geluid… waar weinig plaats is voor stilte en vertraging.

Op de laatste dag in Hurghada zat mijn hele lichaam vast van de spanning. Er zat maar één ding op: uit mijn hoofd gaan en in mijn lichaam. Bewust mijn aandacht naar mijn ademhaling brengen. Dat bracht me deels terug naar een innerlijke ontspanning.

Daarna ging ik wandelen, op zoek naar een busticket richting Luxor voor de laatste acht dagen. Op een grote, drukke 2×3-vaksbaan stond een meisje van ongeveer negen jaar, met haar schoolrugzak. Ze probeerde over te steken. Niemand zag haar. Ze leek te verdwijnen in het niets, in die snelle, luidruchtige, door geld gedreven wereld. Ik gaf haar mijn hand. Keek haar aan, knipoogde. En nam haar mee naar de overkant.

Het was alsof de wereld even bevroor.   We kwamen veilig aan. We keken elkaar aan. Glimlachten.                                         Haar zachte blik was een lichtpunt in het gebeuren.

Lorsque j’ai commencé, il y a onze ans, mon premier pèlerinage vers Compostelle, je me souviens qu’il était absolument exclu de revenir sur mes pas, de monter dans un véhicule ou d’éviter les passages désagréables. Surtout les grandes villes, où la vitesse, le bruit et l’air vicié dominent. Jamais il ne m’était venu à l’esprit de ne pas marcher ne serait-ce qu’un seul kilomètre.

Une partie de cela était influencée par des règles, des jugements et une pression extérieure. Cela nourrissait ma vieille peur d’être rejetée, exclue, pointée du doigt, de ne pas être la bienvenue — un thème bien connu dans ma vie.

Beaucoup de ces règles ont été instaurées autrefois par d’anciens pèlerins ou des associations, par peur, souvent en lien avec les lieux d’hébergement.

Cette année, lors du pèlerinage de Marie-Madeleine, cela s’est de nouveau manifesté très clairement.

Ainsi, on m’a même dit que j’étais “possédée par le diable”, simplement parce que j’avais fait un choix clair dans ma vie et que je restais fidèle à mon chemin. Le problème ne venait pas réellement de mon choix, mais de la peur de la personne qui réagissait ainsi, après que j’avais annoncé que j’allais accompagner quatre personnes et que je demandais quatre crédentials.                    Elle s’était fabriqué une image de moi, née d’un réflexe de contrôle : l’idée que tout le monde n’aurait pas le droit de passer la nuit.

Les règles — que tu les suives ou non — te mènent tôt ou tard à ce moment où l’on te montre du doigt. Et moi, je sais ce que je choisis : rester fidèle à mon propre chemin, à ma voie unique.

Il y a eu aussi ces deux jours de traversée de Marseille, avec ce message que “cela fait partie du chemin”, que cela appartient à la voie de Marie-Madeleine.

« Le rencontrer réellement, c’est tout accueillir sans les a priori d’un regard sélectif ou d’idées toutes faites. », est écrit sur le site  Un paradoxe frappant, après l’exemple précédent.

J’ai traversé les quartiers périphériques. Ils étaient intenses et désagréables : être suivie, recevoir une canette de soda lancée vers moi, être moquée. Des rues où la drogue et la violence étaient présentes. Des endroits qui servaient de toilettes publiques.

Marie-Madeleine m’a appris à ne pas tout prendre pour vérité, à ne pas m’effacer ni me laisser repousser. En ressentant cela, je réalise à quel point elle est présente dans ma vie depuis bien plus longtemps que je ne l’avais imaginé.

Des années de pèlerinage ont fait remonter ma douceur à la surface. Elles m’ont appris à m’aimer, à trouver l’amour en moi plutôt qu’à l’extérieur. Elles m’ont appris à me tenir debout dans qui je suis.

Alors pourquoi irais-je encore me placer dans des environnements malsains, qui me font violence ou nuisent à ma santé ?

N’est-ce pas là l’essence même du pèlerinage ? Se re-rencontrer dans son être le plus profond. Se libérer du poids inutile, de ce qui ne sert plus, de ce qui n’est pas à nous, de ce que nous ne voulons plus porter. Éplucher les couches une à une, jusqu’à cette essence brute et pure où l’ombre et la lumière dansent ensemble.  Dire un oui plein et entier à son Soi. Dans la douceur, la tendresse et la force.

Non pas contre quelque chose — car alors on tombe tôt ou tard — mais ancré dans son corps, en mouvement fluide avec ce que la vie apporte. Danser même avec ce qui parfois paraît inconfortable.

Ainsi en fut-il aussi ici, à Hurghada : faire le choix que cet environnement n’est pas le mien.

Vivre au milieu du “faux”, de la superficialité, du bruit constant, là où la conscience est peu présente — un lieu où il n’y a presque pas d’espace pour le silence et la lenteur.

Le dernier jour à Hurghada, mon corps était tendu de partout. Il n’y avait qu’une seule chose à faire : quitter ma tête, revenir dans mon corps et respirer en conscience. Cela m’a ramenée partiellement à une détente intérieure.

Ensuite, je suis partie marcher, à la recherche d’un billet de bus pour Louxor pour les huit derniers jours. Sur une grande route à six voies, j’ai vu une petite fille d’environ neuf ans, avec son cartable, essayer de traverser. Personne ne la voyait.

Elle disparaissait comme si elle n’existait pas, avalée par ce monde rapide, bruyant et orienté vers l’argent. Je lui ai pris la main. Je l’ai regardée. Je lui ai fait un clin d’œil. Et je l’ai accompagnée de l’autre côté. Le temps s’est comme suspendu. Nous sommes arrivées saines et sauves. Nous nous sommes regardées et avons souri. La douceur de son regard a été un véritable point de lumière. 

Slang

Le texte français 👇🙏

Geblazen door de wind stap ik verder op mijn weg, geleid door mijn innerlijk kompas.

Zoals een boot de wind in de zeilen opvangt en voortgestuwd wordt naar waar de neus van de boot en de marinier hem leiden.

De voorbije twee maanden heb ik weinig geschreven, terwijl er in mij zoveel leeft dat gedeeld wil worden.

Al weken draag ik een ervaring met me mee die ik in het Labyrint van Chartres had: over een ei, een slang, een draak en de feniks. Maar hoe schrijf ik daarover, in een wereld die het onzichtbare vaak niet kan dragen. Waar de taal van de ziel zo gemakkelijk wordt weggezet als waanzin of zweverij?

Het gaat niet zozeer om de vraag hoe. Het gaat om de moed om te spreken, om in letters te leggen wat in stilte groeit. Een deel van mij weet dat dit mag. Een ander deel houdt mij tegen, en precies naar dat verzet wil ik kijken. Mijn lichaam fluistert en schreeuwt tegelijk.

Mijn buik zwelt soms als een trom die dreigt te barsten. Soms voel ik hoe mijn bloedvaten samengedrukt worden, hoe mijn romp klopt als één groot hart. Terwijl ik dit schrijf, verschijnt er een slang in mijn buik, kronkelt, zoekend, klaar om geboren te worden. “Komaan Jasmine, zelfvertrouwen… zelfvertrouwen…” spreek ik mezelf toe. En tegelijk wens ik in alle mildheid en zachtheid dit onder ogen te zien, om de poort terug te vinden naar mijn creativiteit waar ik zo naar verlang.

Voor mij begint dat met het volgende: ik wil zuiveren wat op mijn weg is gekomen. Dingen waar ik zelf niet om gevraagd heb, maar die mij zijn opgedrongen. Wat ik op mijn veertiende al niet meer kon dragen.

Wat elf jaar geleden opnieuw mijn pad kruiste tijdens mijn pelgrimeren. En wat de voorbije twee maanden weer op mijn pad kwam, maar waar ik me vandaag niet langer aan wil hechten: het instituut Kerk.

Ik zie mensen die door angst gevangen zijn, (ja zelf ik hoor daar nog bij. Angst om de mensen die ik liefheb te verliezen), gebrainwasht bijna, mensen die niet meer weten wie ze werkelijk zijn en die bijna alles zouden doen voor dat instituut (gelukkig hoor ik niet bij de laatste 3).  Ik ervaar dit als gevaarlijk en hoop dat zij die ik onderweg heb ontmoet, ooit mogen ontwaken tot bewustzijn.

De druppel die de emmer deed overlopen, was een reportage over het bloedbad van Sint-Bartholomeus in Parijs.

Daarom heb ik de beslissing genomen om mij van de lijst van de katholieke kerk te laten schrappen.

Niet uit afkeer voor de mens die wél verbonden blijft met de Kerk, maar uit liefde voor mijn eigen pad.

Het is een keuze die ik voel tot in de wortels van mijn wezen.

Ik wens vrij te zijn van dogma en macht, en mij te laten leiden door datgene wat zuiver is, in verbondenheid met het Grote Geheel.

En zoals Moeder Teresa ooit zei tegen haar overste, die haar herinnerde aan haar gelofte van gehoorzaamheid:

“Er is maar Eén aan wie ik gehoorzaam, en dat is God.”

Poussée par le vent, je poursuis mon chemin, guidée par ma boussole intérieure.
Comme un bateau qui reçoit le vent dans ses voiles et se laisse porter là où la proue et le marin le conduisent.


Ces deux derniers mois, j’ai peu écrit, alors qu’en moi vit tant de choses qui veulent être partagées.
Depuis des semaines, je porte une expérience que j’ai vécue dans le Labyrinthe de Chartres : à propos d’un œuf, d’un serpent, d’un dragon et du phénix.

Mais comment écrire cela, dans un monde qui peine à accueillir l’invisible ? Où le langage de l’âme est si facilement rejeté comme folie ou comme rêverie ?
La vraie question n’est pas « comment ». Elle est celle du courage de parler, de poser en lettres ce qui grandit dans le silence. Une part de moi sait que c’est juste. Une autre part me retient, et c’est précisément à cette résistance que je veux regarder. Mon corps chuchote et crie à la fois.
Mon ventre enfle parfois comme un tambour prêt à éclater.                           Parfois je sens mes vaisseaux sanguins comprimés, mon torse battre comme un grand cœur.

Tandis que j’écris cela, un serpent apparaît dans mon ventre, il ondule, cherche, prêt à naître. « Allez Jasmine, confiance… confiance… » je m’encourage. Et en même temps je souhaite, avec toute la douceur et la bienveillance possibles, regarder cela en face, pour retrouver la porte vers ma créativité, à laquelle j’aspire tant.


Pour moi, cela commence par ceci : je veux purifier ce qui s’est mis sur ma route. Des choses que je n’ai pas demandées, mais qui m’ont été imposées. Ce que je ne pouvais déjà plus porter à mes quatorze ans.
Ce qui a recroisé mon chemin il y a onze ans, lors de mon pèlerinage. Et ce qui, ces deux derniers mois, est revenu sur ma route, mais auquel je ne veux plus aujourd’hui m’attacher : l’institution Église.
Je vois des personnes prisonnières de la peur (oui, de temps à autre j’en fais encore partie), presque conditionnées, qui ne savent plus vraiment qui elles sont et qui seraient prêtes à tout pour cet institut (heureusement je n’appartiens pas aux trois dernières catégories). J’expérimente cela comme dangereux et j’espère que celles et ceux que j’ai rencontrés en chemin pourront un jour s’éveiller à la conscience.
La goutte d’eau qui a fait déborder le vase a été un reportage sur le massacre de la Saint-Barthélemy à Paris.


C’est pourquoi j’ai pris la décision de me faire rayer des registres de l’institut Catholique.
Non pas par rejet des personnes qui restent liées à l’Église,  mais par amour pour mon propre chemin.
C’est un choix que je ressens jusque dans les racines de mon être.
Je souhaite être libre de tout dogme et de tout pouvoir, et me laisser guider par ce qui est pur, dans la reliance avec le Grand Tout.


Et comme Mère Teresa l’a un jour dit à sa supérieure qui lui rappelait son vœu d’obéissance :
« Il n’y a qu’Un seul à qui j’obéis, et c’est Dieu. »

Chartres (deel 2)

Marie

En français voir deuxième parti, merci

Al een paar dagen doe ik vrijwilligerswerk in de kathedraal van Chartres.
’s Morgens, vóór ik begin, ga ik op een terras een koffie drinken. Ik vind dit altijd iets hebben: gewoon zitten, genieten van de stilte, bewonderen en zien hoe de stad of het dorp tot leven komt.

Een man in maatpak, met een elegante leren ruitertas in de hand, steekt zijn hand op naar de bakker.
Een dame met haar hond, een poedel, lacht om de humor van de bakker. Zij is uit Oekraïne, en hij noemt haar hond Poetin.
Een man in een zwarte overjas, waarop geschreven staat Verreilleire de Chartres, steekt een sigaret op en drinkt in een oogwenk zijn mini kop koffie leeg.

Na mijn koffie ga ik richting de kathedraal, waar ik de kaarsen opnieuw aansteek die de pelgrims de dag voordien hadden aangestoken (en die omwille van brandgevaar waren uitgeblazen). Soms worden ze geplaatst vanuit een intuïtieve beweging, soms met een vraag, een wens of een gebed.

Terwijl ik de kaarsen aansteek, zing ik heel stilletjes het oorspronkelijke Wees gegroet in het Hebreeuws of in het Latijn (het tweede deel werd pas rond de 16de eeuw toegevoegd). Waarom in deze twee talen? Omdat ze me het meest aanspreken en veel ouder en vertrouwder aanvoelen dan mijn eigen talen, Nederlands en Frans.

Ik word soms zo opgenomen door het gebed en het vuur dat ik in een bewuste, geaarde, meditatieve staat terechtkom. Wanneer de lont van de kaars helemaal doordrenkt is met was, laat ik hem zakken in het reservoir van de waxine. Zachtjes laat ik hem langs een andere lont glijden, bijna als een dans van liefdesvuur: de ene lont kust de andere.

Een man kwam naar me toe en vroeg: “Hoe doe ik dat, een kaars aansteken?”
“Met deze lange kaars steek je de waxine aan,” antwoordde ik. Maar toen hij zei: “Ik ben geen katholiek en weet niet hoe dit moet,” begreep ik dat zijn vraag breder was dan de praktische handeling.

Ik voelde een diepe beschaamdheid: wat voor de ene vanzelfsprekend is, is het voor de andere helemaal niet. Ik excuseerde me en deelde:
“Je maakt contact met je hart, het kan helpen je hand op je hart te leggen. Sluit je ogen, breng je aandacht naar die plek, wacht even en voel wat je wilt vragen of delen. Laat het antwoord ontstaan vanuit je hart. Laat het eenvoudig opkomen uit je diepste zelf.”

De man vertelde waarom hij een kaars wilde aansteken: hij had net vernomen dat zijn beste vriend kanker had. Tranen kwamen in zijn ogen. Ik luisterde en vroeg naar de naam van zijn vriend.
“Er is hier een plaats in de kathedraal waar je de kaars en je gebeden extra kracht kan meegeven,” zei ik, terwijl ik wees naar de Notre Dame du Pilier. “Ik neem je vriend mee in mijn gebeden,” voegde ik eraan toe.

Ondertussen is het labyrint weer open en straks wandel ik het opnieuw, voor de tweede keer.
Ik hoor iemand in het voorbijgaan in het Nederlands zeggen: “Kijk, een doolhof.”
Er is een duidelijk verschil tussen een doolhof en een labyrint. In een doolhof kom je obstakels tegen en loop je vast. Dat ervoer ik altijd als frustrerend en beangstigend. In een labyrint daarentegen volg je eenvoudigweg de weg tot je in het hart komt, de roos van het labyrint.

Het is een initiatieweg, waar tijd en ruimte verdwijnen.
Ik kan een labyrint vergelijken met de sema-dans van de wervelende derwisjen, maar ook met de rozenkrans of een pelgrimstocht. In al die vormen verdwijnen tijd en ruimte, of beter gezegd: je wordt er één mee. Je plaatst een intentie – iets wat je niet meer wilt dragen of waarvan je bevrijd wilt worden. Je bevrijdt je van wat je niet meer dient. Je opent je hart, ontvangt, en gaat integreren wat je hebt ontvangen.

Net zoals bij het pelgrimeren: het is niet het eindpunt van de pelgrimsweg dat belangrijk is, maar de waarde en het bewustzijn die je in het onderweg-zijn legt.

Terwijl ik dit schrijf, besef ik dat ik tussen drie belangrijke data sta.
7 september was er de maan eclips, vandaag – 8 september – de geboorte van Maria, en morgen, het portaalb9/9/9, het beginpunt van een pelgrimstocht in het teken van Maria en water.

Depuis quelques jours, je fais du bénévolat dans la cathédrale de Chartres.
Le matin, avant de commencer, je prends un café en terrasse. J’aime toujours ce moment : simplement m’asseoir, goûter au silence, admirer et voir la ville – ou le village – s’éveiller.

Un homme en costume, tenant à la main une élégante sacoche en cuir, salue le boulanger.
Une dame avec son chien, un caniche, rit des plaisanteries du boulanger. Elle vient d’Ukraine et il appelle son chien Poutine.
Un homme en manteau noir, sur lequel est écrit Verreilleire de Chartres, allume une cigarette et boit d’un trait son petit café.

Après mon café, je me dirige vers la cathédrale où je rallume les cierges éteints la veille pour des raisons de sécurité, mais initialement déposés par les pèlerins. Parfois ils sont placés par un geste intuitif, parfois avec une intention, un souhait ou une prière.

En rallumant les cierges, je fredonne doucement l’Ave Maria dans sa version originale (première partie) en hébreu ou en latin (la deuxième partie n’a été ajoutée qu’au XVIᵉ siècle). Pourquoi dans ces deux langues ? Parce qu’elles me touchent davantage, elles me semblent bien plus anciennes et familières que le néerlandais ou le français.

Il m’arrive d’être tellement absorbée par la prière et le feu que j’entre dans un état méditatif, conscient et enraciné. Quand la mèche de la bougie est entièrement imprégnée de cire, je la laisse descendre dans le réservoir de la veilleuse. Je la laisse doucement frôler une autre flamme, presque comme une danse de feu amoureux : une mèche qui embrasse l’autre.

Un homme est venu me voir : « Comment fait-on pour allumer un cierge ? »
« Avec cette grande bougie, vous allumez la veilleuse », lui ai-je répondu. Mais lorsqu’il ajouta : « Je ne suis pas catholique et je ne sais pas comment faire », j’ai compris que sa question allait bien au-delà du geste pratique.

J’ai ressenti une profonde gêne : ce qui est une évidence pour l’un ne l’est pas du tout pour l’autre. Je me suis excusée et j’ai partagé :
« Entrez en contact avec votre cœur, cela peut aider de poser la main sur votre poitrine. Fermez les yeux, amenez votre attention à cet endroit interieur, attendez un instant et sentez ce que vous souhaitez demander ou offrir. Laissez la réponse émerger de votre cœur. Laissez simplement surgir ce qui vient de votre être le plus profond. »

L’homme m’a alors confié pourquoi il voulait allumer un cierge : il venait d’apprendre que son meilleur ami avait un cancer. Les larmes lui sont montées aux yeux. J’ai écouté et lui ai demandé le prénom de son ami.
« Il y a ici un lieu dans la cathédrale où vous pouvez donner encore plus de force à votre cierge et à vos prières », lui ai-je dit en lui indiquant Notre-Dame du Pilier. « Je porterai votre ami dans mes prières ».

Entre-temps, le labyrinthe est de nouveau ouvert. Tout à l’heure, je vais le parcourir pour la deuxième fois. (je partage plus tard cette expérience en lien avec le serpent)
J’entends quelqu’un passer et dire en néerlandais : « Regarde, un dédale. »
Mais il y a une nette différence entre un dédale et un labyrinthe. Dans un dédale, on rencontre des obstacles, on se perd. Je trouvais cela frustrant et angoissant quand j’étais jeune. Tandis que dans un labyrinthe, il suffit de suivre le chemin jusqu’à atteindre le centre, la rose du labyrinthe.

C’est un chemin initiatique, où le temps et l’espace s’effacent.
Je compare le labyrinthe à la danse sema des derviches tourneurs, mais aussi au rosaire ou au pèlerinage. Dans toutes ces pratiques, le temps et l’espace disparaissent – ou plutôt, on ne fait plus qu’un avec eux. On y dépose une intention : ce dont on ne veut plus porter le poids, ou ce dont on souhaite se libérer. On se déleste de ce qui ne nous sert plus. On ouvre son cœur, on reçoit, puis on intègre ce que l’on a accueilli.

C’est comme le pèlerinage : ce n’est pas le but final du chemin qui importe, mais la valeur et la conscience que l’on met dans le fait d’être en chemin.

En écrivant ces lignes, je réalise que je me trouve entre trois dates importantes.
Le 7 septembre, il y a eu l’éclipse de lune.
Aujourd’hui, le 8 septembre, nous célébrons la naissance de Marie.
Et demain, le portal 9/9/9, marquera le point de départ d’un pèlerinage placé sous le signe de Marie et de l’eau.

Chartres

Labyrinth de Chartres

Texte Français voir 👇🙏

Na bijna twee maanden lopen vanuit Straatsburg ben ik in Chartres aangekomen. De weg stond in het teken van Jeanne d’Arc. Zij bracht mij dichter bij het innerlijke zwaard en ik herkende veel dingen uit haar leven die parallel liepen met mijn eigen onderweg zijn.
De energie van Maria en Aartsengel Michaël was en is heel sterk aanwezig gedurende dit hele traject.

Toch voelde ik tijdens de pelgrimstocht dat er iets ontbrak. Iets wat ik nog nooit eerder zo had ervaren tijdens mijn andere pelgrimstochten. Ik wist niet meteen wat, tot de dag dat ik “de Rosa Mystica” volgde, een namiddag, rond het rozenkransgebed geleid door Anaïs. En alhoewel ik dit reeds had gezien tijdens mijn initiatie. Was dit een hartelijke welkom onderweg.
Al maanden en maanden probeerde ik te begrijpen waarom ik niet in de rozenkrans kon binnentreden. Eerst omdat het voor mij te sterk verbonden was met de katholieke Kerk: net zoals die momenten waarop ik naar de mis ging en mij benauwd voelde. Dan was er ook nog het “willen-moeten”. En op de dag dat ik dat “willen-moeten” losliet, maakte ik plaats voor de acceptatie om het niet te moeten kunnen… en toen kwam het voelen, het gewaarworden. Sindsdien laat de rozenkrans mij niet meer los.

Sinds ik jong was, wanneer men mij vroeg: “Kun je dit?” heb ik altijd “ja” geantwoord, ook al wist ik het nog niet. Dan leerde ik het eerst en begon ik daarna.
Ik moet zeggen dat ik vandaag een beetje genoeg heb van altijd alles te willen kunnen. Dus morgen, als je mij vraagt iets te doen, is het best mogelijk dat er een “nee” volgt.
Een van de dingen die ik onderweg heb geleerd, is dat Zijn belangrijker is dan “moeten doen”. Ik Ben.

Hetzelfde, enkele jaren geleden: ik gebruikte altijd de zin “ik weet het”. Het was een soort bescherming voor het gevoel dat ik had, dat ik minder was dan anderen. Maar met die zin sluit je vaak de verbinding en blijf je alleen in je hoekje. Toen ik dat doorhad, werd mijn leven ruimer. En hetzelfde geldt voor het “doen”.

De avond voor mijn aankomst in Chartres deelde ik met een echtpaar mijn ervaringen van het onderweg zijn. De vrouw en de man keken elkaar aan en zeiden: “zal men het vertellen. ”De man deelde: “Mijn naam is Angelo Michael.”
Op het moment dat ik dat hoorde, was ik blij dat ik naast een muur stond om mij eraan vast te houden, want het schokte mij hevig. Een heel intense gewaarwording tussen mijn bekken en mijn borst. Ik kon niet meer ademen, alsof mijn borstkas te klein was geworden. Daarna kwam de drang om in tranen uit te barsten… maar de tranen kwamen niet. Want in mijn lichaam had ik de ruimte niet.
De volgende dag kreeg ik, als een kleine knipoog, koeken voor onderweg met triskeles erop.

Ik had nog 12 km te lopen om Chartres te bereiken. Meerdere keren kwam ik het getal 22 tegen: onder mijn voeten, tafel 22 riep de ober, op een deur waar ik naar binnen moest. En ik kwam aan in Chartres op 22 augustus, de dag gewijd aan Maria Koningin.

Toen ik de kathedraal binnenging, werd ik naar links getrokken. Ik voelde hetzelfde als in Glastonbury, in de crypte. Ik ging zitten voor Onze-Lieve-Vrouw van de Zuil, tranen stroomden en ik voelde een groot verlangen om mijn rozenkrans te nemen. Wat ik deed.

Deze ochtend liep ik het labyrint. Al heel snel voelde ik mij meegenomen naar een ruimte die veel groter was dan de plek waar ik fysiek was. Ik voelde mij stevig gegrond, uitgelijnd. Er bewoog van alles rondom mij, maar ik voelde heel sterk dat niets mij uit die ruimte kon halen. Bij elke bocht sloot ik mijn ogen om diep adem te halen en verder te kunnen. Op bepaalde momenten begon mijn linkerhand, die op mijn hart lag, te beven.
Het was ongelooflijk: wat een krachtige energie woont er op die plek!
Ik kan je echt aanraden om ooit dat labyrint stap voor stap in volle bewustzijn te wandelen. Ik gebruik bewust het woord in volle bewustzijn, want zo kun je de zegeningen van het labyrint en deze plek ontvangen.

Toen ik uit het labyrint kwam, moest ik gaan zitten. Tranen gleden zacht langs mijn wangen. En opnieuw voelde ik het evenwicht met de horizontaliteit.
Daarna ging ik de persoon die achter mij liep bedanken, voor zijn aanwezigheid.
Na het labyrint voelde ik de weldadige effecten in gans mijn Zijn.

’s Middags volgde ik een rondleiding in de crypte. Aan de noordkant, in de kapel waar zich een kopie bevindt van Onze-Lieve-Vrouw onder de Aarde (de originele Zwarte Madonna werd in 1793 vernietigd door een brand), is er ook een reliekschrijn met een fragment van de sluier van de Maria, die men ook in de bovenkathedraal kan zien in één van de kapellen.
Is het echt een sluier van Maria? Zullen we het ooit met zekerheid weten?
In elk geval, één ding is zeker volgens het onderzoek: het is een doek dat uit het Oosten komt.
Ik was nieuwsgierig waar dat reliekschrijn en de Onze-Lieve-Vrouw onder de Aarde zich bevonden in relatie tot wat ik de eerste dag bij mijn binnenkomst in de kathedraal had gevoeld. De gids bevestigde mij dat het reliekschrijn zich onder Onze-Lieve-Vrouw van de Zuil bevond, wat voor mij mijn gewaarwording verklaarde.

Nog een andere sterke plek voor mij: helemaal beneden, onder het koor, het oudste deel van de crypte. Ik bleef er als een magneet aan een pilaar kleven.

Na alles wat ik hier ervaren heb, heb ik besloten enkele dagen in Chartres te blijven, vooraleer de volgende pelgrimstocht te beginnen: van Camaret-sur-Mer naar Sainte-Anne-d’Auray.

Saint Sacrément dans la crypte. Côte Nord ou ce trouve Notre Dame Sous Terre

Après presque deux mois de marche depuis Strasbourg, je viens d’arriver à Chartres. Le chemin était placé sous le signe de Jeanne d’Arc. Elle m’a approchée de l’épée intérieure et j’ai reconnu beaucoup de choses de sa vie qui étaient parallèles à mon propre cheminement.
L’énergie de Marie et de l’Archange Michel était très présente tout au long de ce parcours.

En pèlerinage, je ressentais pourtant qu’il me manquait quelque chose. Quelque chose que je n’avais jamais ressenti dans mes autres pèlerinages. Je ne savais pas tout de suite quoi, jusqu’au jour où j’ai suivi ‘ la Rosa Mystica’ un après-midi, avec le chapelet animé par Anaïs.
Depuis des mois et des mois, j’essayais de comprendre le pourquoi du chapelet, pourquoi je n’arrivais pas à entrer dedans. D’abord parce que, pour moi, il était trop associé à l’Église catholique : comme ces moments où j’allais à la messe et où je me sentais coincée. Puis il y avait le ‘ vouloir-devoir’ . Et le jour où j’ai lâché ce ‘vouloir-devoir’, j’ai fait place à l’acceptation de ne pas savoir faire… et alors le ressenti, la conscience, la présence s’est installé. Depuis, le chapelet ne me quitte plus.

Depuis toute jeune, quand on me demandait : ‘Tu sais faire cela ?’ , j’ai toujours répondu oui, même si je ne savais pas encore. Alors je m’instruisais avant de commencer.
Je dois dire qu’aujourd’hui j’en ai un peu assez de vouloir tout savoir faire. Donc demain, si vous me demandez de faire quelque chose, il est bien possible qu’un ‘non’ suive.
Une des choses que j’ai apprises dans mon cheminement, c’est qu’Être a plus d’importance que de ‘ devoir faire’ .

Je Suis.

C’est comme il y a quelques années : j’utilisais toujours la phrase ‘je sais’. C’était une sorte de protection pour le sentiment que j’avais, celui d’être moins que les autres. Mais avec cette phrase, bien souvent, on ferme la connexion et on reste seul dans son coin. Quand j’ai compris cela, ma vie s’est élargie. Et c’est la même chose avec le ‘faire’.

La veille de mon arrivée à Chartres, je partageais avec un couplé mon cheminement. La dame et le monsieur se sont regardés et ont dit : “On raconte, on le dit. “Le monsieur a partagé :” Je m’appelle Angelo Michael.”
Au moment où j’ai entendu cela, j’étais contente d’être à côté d’un mur pour m’y tenir, car cela m’a fortement secouée. Un ressenti très intense entre mon bassin et ma poitrine. Je n’arrivais plus à respirer, comme si ma cage thoracique était devenue trop petite. Puis l’envie d’éclater en larmes est montée… mais les larmes ne sortaient pas.
Le lendemain, comme un petit clin d’œil, je recevais des biscuits avec des triskèles.

Il me restait 12 km à faire pour arriver à Chartres. Je suis tombée plusieurs fois sur le nombre 22 : sous mes pieds, le garçon qui disais table 22, sur une porte où je devais entrer. Et je suis arrivée à Chartres le 22 août, jour dédié à la Vierge Marie Reine.

Quand je suis entrée dans la cathédrale, j’ai été attirée vers la gauche. J’ai ressenti la même chose qu’à Glastonbury, dans la crypte. Je me suis assise devant Notre-Dame du Pilier, des larmes ont coulé et j’ai ressenti un grand élan de prendre mon chapelet. Ce que j’ai fait.

Ce matin, j’ai marché le labyrinthe. Très vite, je me suis sentie entraînée dans un espace bien plus vaste que le lieu où je me trouvais. Je me sentais bien ancrée, alignée. Cela bougeait de tous les côtés autour de moi, mais je ressentais très fort que rien ne pouvait me sortir de cet espace. À chaque tournant, je fermais les yeux pour prendre une grande respiration et pouvoir continuer. À certains moments, ma main gauche posée sur mon cœur s’est mise à trembler.
C’était fou : quelle énergie puissante habite ce lieu !
Je peux vraiment vous conseiller, un jour, de cheminer ce labyrinthe en pleine conscience, pas à pas, pour un véritable cheminement intérieur. J’utilise bien le mot « cheminement », car c’est ainsi que l’on peut recevoir les bienfaits du labyrinthe et de ce lieu. Pas comme si l’on allait se promener en ville pour faire les étalage.

Quand je suis sortie du labyrinthe, il m’a fallu m’asseoir. Des larmes ont glissé doucement le long de mes joues. Et j’ai ressenti de nouveau l’équilibre avec l’horizontalité.
Puis je suis allée remercier la personne qui marchait derrière moi, pour sa présence.
Après le labyrinthe, j’ai ressenti les bienfaits dans tout mon être.

L’après-midi, j’ai fait une visite de la crypte. Arrivée du côté nord, dans la chapelle où se trouve une copie de Notre-Dame sous Terre (la Vierge noire brûlée en 1793), il y avait aussi un reliquaire contenant un fragment du Voile de la Vierge, que l’on peut également voir dans la cathédrale haute.
Est-ce vraiment un tissu de la Vierge ? Pourra-t-on un jour le savoir avec certitude ?
En tout cas, une chose est sûre d’après les recherches : c’est un tissu venu d’Orient.
J’étais curieuse de savoir où se trouvaient le reliquaire et cette Vierge par rapport à ce que j’avais ressenti le premier jour en entrant dans la cathédrale. Le guide m’a confirmé que le reliquaire était placé sous Notre-Dame du Pilier, ce qui expliquait mon ressenti.

Un autre lieu fort pour moi : tout en bas, sous le chœur, la partie la plus ancienne de la crypte. Je suis restée collée à un pilier comme un aimant.

Après tout ce que j’ai ressenti ici, j’ai décidé de rester quelques jours à Chartres avant d’entamer le prochain pèlerinage, de Camaret-sur-Mer à Sainte-Anne-d’Auray

Jeanne d’Arc

Jeanne d’Arc – Montmartre

Texte Français 👇🙏

Een jaar geleden zat ik ergens op een terras samen met pelgrims die de weg van Saint Michel hadden gestapt.
Toen deelde ik: “Voor wie zin heeft en een volgende pelgrimstocht wenst te ondernemen: ik nodig jullie uit op de weg van Jeanne d’Arc.”

Dit was de tweede tocht die mij vorig jaar werd gevraagd om uit te stippelen voor les 7 routes, dat toen in elkaar aan het storten was.
Zowel bij Saint Michel als bij Jeanne d’Arc voelde ik een aantrekking en was het voor mij een evidentie om deze wegen te gaan stappen.
Saint Michel kon ik plaatsen, maar Jeanne d’Arc… wie was zij, wat was haar verhaal?

Wat voor sommigen geen succes was, omdat men de tocht beoordeelde op ‘hoeveelheid’ en uiterlijk, was voor mij heel verrijkend. Het zaadje dat toen werd geplant, heeft inmiddels zijn vruchten gedragen.

Elke pelgrimstocht heeft zijn waarde wanneer je bewust onderweg bent.
Hoe dichter ik bij Domrémy kwam, hoe meer ik begreep waarom ik op de weg van Jeanne d’Arc was.
Het eerste wat mij raakte, was haar verbondenheid met de aartsengel Michaël.
Daarna het zwaard – niet als teken van oorlog, maar als symbool om in je eigen kracht te staan, je juiste plaats in te nemen en trouw te blijven aan je eigen weg, zonder je te laten beïnvloeden.

Haar soevereiniteit, haar trouw zijn, bleef ze bewaren, zelfs tot op de brandstapel. Van jongs af aan volgde zij haar eigen weg.

Sinds het ontstaan van JT’M ben ik een paar keer uitgedaagd geweest.
Telkens ging het erom dicht bij mezelf te blijven, trouw aan mezelf – aan mijn weg en aan wat mij wordt getoond.
Te blijven staan daar waar ik voel dat de plaats mij toekomt, niet vanuit ego, maar vanuit het recht te bestaan gevoed door mijn vuur.
Te blijven staan in wat voor mij ‘juist’ aanvoelt, zonder mij te laten beïnvloeden door bewegingen die onzuiver voelen of waar een verdoken agenda achter schuilt.
Dat zorgde ervoor dat wat geen plaats had, vanzelf verdween in het onderweg zijn.

Een paar keer heb ik het zwaard heel duidelijk gevoeld – zelfs nog op de laatste dag, 15 augustus, toen men mij, zogenaamd omwille van ‘veiligheid’, vroeg om plaats te nemen achter een wagen tijdens een processiestoet, in plaats van naast het beeld van Thérèse de Lisieux en Jeanne d’Arc.
Dat had totaal niets met veiligheid te maken, maar alles met protocollen en de dynamieken die zich achter mij afspeelden.
Mijn “nee” ontsprong, kort en krachtig, gedragen door mijn vuur en in de vloeiendheid en zachtheid zoals een ontluikende waterbron, bleef ik staan, precies daar waar ik hoorde te zijn.

Aangekomen aan de Notre-Dame voelde ik dat mijn opdracht rond JT’M vervuld en afgerond was.
Mijn persoonlijke weg bleef echter open en voelde de behoefte om door te stappen naar Chartres.

In dankbaarheid voor deze weg, en voor allen die eraan hebben deelgenomen, die aanwezig waren, die hun deur en hun hart hebben geopend, die het aandurfden hun kwetsbaarheid te tonen…

Jeanne d’Arc in de kerk van Chevreuse

Il y a un an, j’étais assise à une terrasse, entourée de pèlerins qui venaient de marcher le chemin de Saint Michel.
C’est alors que j’ai prononcé ces mots : « Pour ceux qui en ont le désir, je vous invite à entreprendre le chemin de Jeanne d’Arc. »

C’était le deuxième itinéraire que l’on m’avait demandé de tracer l’an dernier pour les 7 routes, qui à ce moment-là était en train de s’effondrer.
Autant pour Saint Michel que pour Jeanne d’Arc, j’ai ressenti une profonde attirance. Il m’était évident d’emprunter ces chemins.
Saint Michel, je pouvais le situer. Mais Jeanne d’Arc… qui était-elle ? Quelle était son histoire ?

Pour certains, ce pèlerinage n’a pas été vécu comme un succès, car on le jugeait en termes de « quantité » et d’apparence.
Pour moi, au contraire, ce fut une expérience profondément enrichissante. La semence plantée alors a depuis porté ses fruits.

Chaque pèlerinage possède sa valeur propre, à condition d’être vécu en conscience.
Plus j’approchais de Domrémy, plus je comprenais pourquoi j’étais sur le chemin de Jeanne d’Arc.
La première chose qui m’a touchée, c’est son lien avec l’archange Michel. Puis vint l’épée – non pas comme signe de guerre, mais comme symbole de force intérieure : prendre sa place, rester fidèle à sa voie, sans se laisser influencer.

Ce qui me touche le plus, c’est sa fidelite, elle l’a préservée jusqu’au bûcher. Dès son plus jeune âge, elle a suivi son propre chemin, restant fidèle à son appel.

Depuis la naissance de JT’M, j’ai moi-même traversé plusieurs épreuves.
Il s’agissait toujours de rester proche de moi-même, fidèle à mon chemin et à ce qui m’était montré.
De tenir debout là où je sentais que ma place était juste – non par ego, mais par droit d’exister, d’être-rester ancrée dans ce qui me semblait « vrai », sans me laisser entraîner par des mouvements qui sonnaient faux ou portaient une intention cachée.
Ainsi, ce qui n’avait pas sa place disparaissait naturellement du chemin.

J’ai senti l’épée à plusieurs reprises – jusque dans les derniers instants, le 15 août, lorsque l’on m’a demandé, soi-disant pour des raisons de « sécurité », de marcher derrière un véhicule lors de la procession, au lieu d’avancer aux côtés des statues de Thérèse de Lisieux et de Jeanne d’Arc.
Mais cela n’avait rien à voir avec la sécurité. C’était lié aux protocoles et aux jeux qui se jouaient derrière moi.
Mon non jaillit, bref, porté par le feu intérieur. Dans la fluidité de l’eau, je suis restée là, exactement où je devais être.

Arrivée à Notre-Dame, j’ai ressenti que ma mission en lien avec JT’M était accomplie et pouvait être clôturée.
Mon chemin personnel, lui, restait ouvert. Je resentais que mon chemin continué jusque Chartres.

Dans la gratitude pour ce chemin, et pour tous ceux qui y ont participé, qui étaient présents, qui ont ouvert leur porte et leur cœur, qui ont osé montrer leur vulnérabilité…

Le Triskèle

In de schaduw van de kathedraal van Reims zit ik op een blok beton, mijn blik rustend op het niets.
In een boomgaard vlakbij zoekt een duif voorzichtig haar evenwicht op een wiegende tak.
Het licht speelt door de bladeren en zorgt voor dansende schaduwen op de grond, ik volg dat stille ritme.

In gedachten breng ik mijn aandacht bij alle mensen die ik reeds heb ontmoet. Wat me opvalt, is hoe vloeiend het telkens weer gaat om al bij de eerste deur te worden ontvangen.

Eén ontmoeting draag ik bijzonder in mij.
In een klein dorp in de Vogezen stond een huis met open deur.
De gevel droeg zachte pasteltinten, en op elke vensterbank stonden kleurrijke bloemen.

Ik belde aan. Toen kwam een vrouw naar de deur. Haar handen zaten onder de aarde en aan haar voeten droeg ze groene, plastic tuinklompen.
Ze keek me aan — open, stil, voelend.
Toen ik vroeg om onderdak, nam ze tijd. Tijd om te luisteren, tijd om te voelen. Daar hou ik van.
“Ja, ik kan je ontvangen. Wel niet direct, ik heb nog het een en ander te doen’,deelt de vrouw.” Hoe voelt het voor je als ik rond 19u terugkom?”” Ja, heel goed”. En zo kwamen we tot een afspraak.

Tot die tijd wandelde ik door het dorp, op zoek naar de sleutel van de kerk. Ik kwam terecht op een boerderij die werd gerund door een jong koppel met zes kinderen. Dankzij de jonge vrouw kon ik de kerk bezoeken, die me eerder een grote kapel leek te zijn. Een kapel nog in haar jus, zoals we dat in Frankrijk zeggen. De houten wanden waren door het vocht aan het rotten en sommige spinnenwebben bleven aan mijn rugzak kleven.
Nadien kreeg ik een rondleiding door de koeienstal. Ik stond verbaasd over de evolutie van het koeienmelken: alles was geautomatiseerd. Elke koe droeg een zender, verbonden met een robot die haar molk. De koe wist de robot te vinden en de robot wist precies wanneer hij moest stoppen.
Een voordeel, voor de moeder met zes kinderen: ze hoeft niet meer vroeg uit de veren en heeft nu meer tijd en ruimte voor haar gezin.
En toch voelde ik een kloof groeien tussen mens en dier, de computer had de plaats ingenomen.

Ik genoot van het tafereel waarin de jongste van het gezin in het hooi speelde, terwijl een koe met haar lange wimpers met stille nieuwsgierigheid naar de eenjarige keek.

Om 19u keerde ik terug naar het huis met de fleurige gevel.
Toen ik aan tafel werd uitgenodigd voor het avondmaal, viel mijn oog op een symbool op tafel: le triskèle. Het symbool dat in 2018 deel uitmaakte van mijn weg en mij toen leidde naar de drie plaatsen rond de aartsengel Michaël op het Europese vasteland: Monte Sant’Angelo – Sacra di San Michele – Mont Saint-Michel.

De volgende ochtend, bij het ontbijt, ging ons gesprek over geloof.
Zij, beiden atheïst, luisterden met open oren toen ik vertelde over mijn pelgrimstocht van 2018.
Na mijn verhaal zei de vrouw: ‘Mijn tweede naam is Michel. En die van mijn man ook.”
Er volgde een stilte. We keken elkaar aan en een glimlach werd zichtbaar in onze ogen.

Ik vertelde verder over mijn ervaring met de kraai in Glastonbury. Er was nog iets wat me sindsdien bezighield: kort na mijn verhaal over de kraai kwam Anaïs naar me toe om iets te delen over een gelijkaardige ervaring die zij kort ervoor had meegemaakt met dezelfde vogelsoort.
Ik voelde dat dit delen mij iets wilde zeggen. De betekenis bleef aan de oppervlakte; ook al had de zin begrepen ‘de kraai kroop onder mijn rok, ik kon de kraai niet vasthouden, ik moest hem loslaten’ maar ik voelde dat de zin nog niet volledig was geïntegreerd.

Op de terugweg naar België kwam het steeds weer boven.
Maar daar, aan hun tafel, gebeurde er iets: de woorden werden levend. De zin werd levend in het vertellen en bij het zelf luidop te horen. Het kwam deze keer wél binnen. Tegelijk werd ik me bewust dat er iets van binnenuit wakker werd. Buiten en binnen raakten elkaar.

Plots kon ik niets meer zeggen, omdat ik een intens vreugdevolle gewaarwording had.
Ik hoorde ‘ik geef je vleugels, je mag gaan.
En ik zag ze, mijn eigen vleugels, zich uitvouwen.
Ik was sprakeloos en dankte de twee mensen aan tafel voor hun luisterend oor en hun delen.
Het werd me duidelijk dat Anaïs het kanaal was voor deze boodschap, net zoals de priester ergens hoog in de Apennijnen, midden in Italië, destijds een boodschap had doorgegeven en toen verdween.

De vrouw stond op en verdween even.
Toen ze terugkwam, was haar man iets aan het vertellen over wat er in zijn leven gebeurde.
Plots vroeg ze mij mijn hand uit te steken. Ze legde er iets in: een ketting met een zelfgemaakte hanger, een triskèle. Ik werd geraakt. En we gaven elkander een dikke knuffel.

Stonehenge

Stonehenge

En français 👇🙏

Na een nacht op de boot kom ik ’s morgens vroeg aan wal in Portsmouth.
Even een hersenswitch maken: links rijden in plaats van rechts.
Het duurt een kleine 40 km voor ik de stadsdrukte achter me laat
en het platteland bereik.

De fietspaden zijn niet bepaald fantastisch – eerder rampzalig,
als ze er al zijn. De ene keer rijd je links van de baan,
de andere keer word je verwacht rechts te fietsen
op hobbelige, geaccidenteerde paden – euh, eigenlijk voetpaden.
Dit alles “voor de veiligheid”, terwijl het juist extra gevaarlijk en verwarrend is.
Probeer maar eens veilig een drukke weg over te steken
tussen auto’s die geen rekening houden met trage weggebruikers. Razendsnel rijden ze hier.
Zodra ik doorheb hoe ik me moet gedragen in het verkeer,
waag ik me op de rijbaan. En dan is de ‘turbo’ op mijn fiets
meer dan welkom om me uit benarde situaties te trekken.

Sinds twee jaar bepaalt de wet dat automobilisten minstens 5 meter afstand
moeten houden bij het inhalen. Als fietser mag je zelfs midden op de baan rijden
wanneer dat veiliger aanvoelt.

Onderweg naar Glastonbury voelde het helemaal juist dat ik deze tocht
met de fiets ondernam.
De hele weg door werd ik gevoed.

Elementen uit de voorbije elf jaar pelgrimeren kwamen terug.
Het onderweg zijn. De buizerd. De zeemeeuwen.
Marie, l’étoile de la mère. Aartsengel Michaël. De schelp…

Er kwam ook iets anders terug, iets wat diep in mij aanwezig is
maar wat ik had weggeduwd.
In 2018 kreeg ik een ervaring op de weg van de ‘Aartsengel Michaël’ .
Ik hoorde: “Ik zend je uit”.
Ik zag mezelf een weg weven over de aarde als een spinnenweb.
Een paar dagen later bevestigde iemand anders dit met woorden.
En recent kwam dit alles opnieuw sterk naar boven
na het verhaal dat Anaïs deelde over het  Kogi volk.

Ook in 2020 raakte het me weer even.
Ik vierde toen mijn verjaardag in het Pinksterweekend.
Zelf ben ik geboren op een pinkstermaandag.
Mijn naam, Jasmine, betekent “geschenk van God”,
gevolgd door Marie José.

Zijn we trouwens niet allemaal een geschenk van God?!

Voor mij voelt dit als een evidentie – en tegelijk als iets enorm waardevols
wanneer ik naar mijn pelgrimsleven kijk.
Ik wil dit geschenk open en nederig dragen,
en er voluit in gaan staan, het volledig incarneren.
Geen verstoppertje meer. Geen gedeeltelijk Zijn.

Mijn weg is geen weg van huisje, tuintje, beestje.
Ik aanvaard en bewandel vandaag de weg die voor mij bestemd is.
De weg heeft míj gekozen, en ik wil met de weg samenwerken.
Als ik dat niet doe, heb ik ondertussen geleerd, kan het bikkelhard aanvoelen.

Onderweg laat ik me leiden
door mijn hoogste, zuiverste verlangen.
Waar mijn ziel verbonden is met alles wat me omringt:
de natuur, de aarde, het universum.
Ik laat me leiden door mijn heilig voertuig.

Zo sprak iemand onlangs over Stonehenge,
net voor ik naar Avebury zou gaan.
Ik dacht: oké, waarom niet?
Toen ik daar aankwam en buiten de omheining stond,
voelde ik van alles in mijn lichaam.
Twijfel stak de kop op.
Waarom?
Omdat iemand anders zei: “Zeker naar Stonehenge gaan!”
– terwijl ik dat zelf eigenlijk niet had gevoeld.

En daar kwam mijn trouwe vriend, de buizerd.
Hij liet zich zien, en ik vervolgde mijn weg.
Stonehenge was niet voor nu.

Après une nuit sur le bateau, j’arrive tôt le matin à Portsmouth.
Un petit switch mental : rouler à gauche au lieu de droite.
Il me faut bien 40 km pour sortir de l’agitation urbaine
et approcher les paysages paisibles de la campagne.

Les pistes cyclables sont loin d’être idéales – pour ne pas dire catastrophiques,
quand elles existent.
Parfois, on roule à gauche de la route,
puis on est censé rouler à droite,
sur des chemins irréguliers, accidentés – non, en fait, sur les trottoirs.
Le tout au nom de la ‘ sécurité’ , alors que cela rend la route encore plus dangereuse et confuse.
Essaye donc de traverser au milieu de bolides qui ignorent totalement les usagers lents.
Une fois que je comprends comment m’adapter,
je prends le risque de rouler sur la route.
Et là, le mode ‘ turbo’ de mon vélo est plus que bienvenu
pour m’aider à avancer dans des situations délicates.

Depuis deux ans, une loi impose aux automobilistes de garder 5 mètres de distance
lorsqu’ils dépassent un·e cycliste,
et en tant que cycliste on a le droit de rouler au milieu de la route
quand on estime cela plus sûr.

En chemin vers Glastonbury, j’ai ressenti combien c’était juste
que je fasse ce voyage à vélo.
Tout au long du trajet, je me suis sentie nourrie.

De nombreux éléments de mes onze années de pèlerinage sont revenus :
l’expérience d’être en chemin.
La buse, les mouettes, Marie, l’étoile de la mère,
l’archange Michaël, la coquille…

Quelque chose d’autre est aussi remonté à la surface.
Quelque chose de profondément présent en moi,
mais que j’avais un peu mis de côté.

La première fois, c’était en 2018 :
“Je t’envoie” — une expérience reçue sur le chemin de l’archange Michaël.
Je me suis vue tisser un chemin sur la Terre,
comme une toile d’araignée.
Quelques jours plus tard, une tierce personne a posé des mots sur cette vision.
Et récemment, tout cela est revenu très fort,
après l’histoire que Anaïs a partagée sur le peuple Kogi.

En 2020 aussi, cela est remonté :
je fêtais mon anniversaire pendant le week-end de Pentecôte.
Je suis née un lundi de Pentecôte.
Mon prénom, Jasmine, signifie cadeau de Dieu,
suivi de Marie José.

Et puis ne sommes-nous pas tous et toutes un cadeau de Dieu ?!

Pour moi, cela est une évidence,
et en même temps une chose précieuse
quand je regarde ma vie de pèlerine.
Je souhaite porter ce cadeau avec ouverture et humilité,
et me tenir pleinement dans cette présence.
L’incarner totalement.
Ne plus me cacher. Ne plus être qu’à moitié.

Mon chemin n’est pas celui du ‘maison, jardin, animal’
Aujourd’hui, j’accepte et j’emprunte le chemin qui m’est destiné.
C’est le chemin qui m’a choisie,
et je souhaite collaborer avec lui.
Si je ne le fais pas, j’ai appris que cela peut devenir très dur à vivre.

En route, je me laisse guider
par mon désir le plus pur et le plus élevé.
Là où mon âme est reliée à tout ce qui m’entoure :
la nature, la Terre, l’univers.
Je me laisse guider par mon véhicule sacré.

Par exemple :
quelqu’un m’a parlé récemment de Stonehenge, juste avant que j’aille à Avebury.
Je me suis dit : OK, pourquoi pas.
Quand je suis arrivée sur place, à l’extérieur de l’enceinte,
j’ai ressenti des choses dans mon corps.
Puis le doute a surgi.
Pourquoi ?
Parce que quelqu’un d’autre avait dit :
“Surtout, va à Stonehenge !”
– alors que moi, je ne l’avais pas senti.

C’est alors que mon fidèle ami, la buse, s’est montré.
Et j’ai poursuivi mon chemin.
Stonehenge, ce n’était pas pour maintenant.

Felouka

Ik open de deur van mijn slaapkamer.
Een zwarte poes komt voorzichtig aangewandeld. Ze ziet er wat magertjes uit. Ik wandel naar de buitenkeuken en open een blik tonijn die ze zal weten te appreciëren. .
Hier en daar zie ik rode hibiscus in volle bloei. Terwijl ik mijn koffie drink onder een afdak in riet, bewonder ik de Kolibri die fladderend de nektar uit de Hibiscus neemt. Wat een geluk om dit te kunnen waarnemen en bewonderen.

Ik haal de waterslang en laat het water lopen in de tuin , een belofte aan mijn huisbaas Mahmoud “Geen zorg, ik heb groene vingers en ik hou van tuinieren”, zei ik hem toen hij het huisje verliet. Dit kwam me goed uit want ik had geen zin om voortdurend in het oog gehouden te worden door een eigenaar die ergens om de hoek staat te loeren of mij de vraag te stellen waar ga je. De redenen kunnen verschillend zijn: Sociale controle, een gedrag vertrekkend vanuit hun opvoeding ‘de man dient de vrouw te beschermen’ en dat nemen ze werkelijk bij iedere letter als ‘waar’ wat vaak als versmachtend aanvoelt, of ze voelen zich eenzaam of een gedrag vanuit hebberigheid waaruit dan jaloersheid ontstaat wanneer je met iemand anders staat te praten. En eigenlijk wel vreemd om zo een gedrag te hebben vooral als er totaal geen sprake is van een relatie, alsof je hen al toehoort. ‘Hmm, laat ik duidelijk zijn. Ik zal niemands eigendom worden’, hoor ik mezelf zeggen.

Ik open de deur van het tuinhekken, sluit hem achter me, draai me om en zie Samir met zijn handen in zijn broekzakken, mij aankijkend met een brede glimlach, zijn hoofd wat schuin buigend naar zijn schouder en wat naar beneden gericht. Als een onwennige puber die zich niet weet hoe gedragen na iets uitgespookt te hebben. Gewoon al deze houding zien, kan ik niet anders dan te lachen.
Ik wordt gewaar dat ik verleid wordt door zijn non verbaal gedrag en dat er iets in mij zoekend is wat gaande is en hoe ik hiermee kan omgaan.
“Ik heb gisteren gans de dag aan mijn huisje gewerkt. Ik heb het een eerste witte laag verf gegeven. Kom zien!”, zegt hij zo fier als een pauw. Hij is zo fier op wat hij gedaan heeft dat ik zelf zijn fierheid tot in het diepste van mijn zijn kan voelen, als een moeder naar haar zoon. Hmm, bijzonder mooi dit gewaar te worden.
Dit heb ik nog nooit eerder zo intens gehad, denk ik dan, hoewel ik al eerder met kinderen in contact ben gekomen. Hier is echter de context anders, geen enkele ouder die rond hem aanwezig is. De gevoelens kunnen ‘vrij’ geuit en beleefd worden.
” Drinken we samen een koffie. Ik heb een er eentje voor je”. ‘Alle, waarom niet’, overtuig ik mezelf voorbij de gedachte dat ik in een vangnet terecht kom en echo’s die tussen mijn oren aanwezig zijn. Laat ik het een kans geven, zoniet snij ik me af van mijn eigen manier van Zijn.

Inderdaad wanneer ik binnen stap en zijn werk zie en hij me verteld wat hij nog van plan is, dan mag hij daar terecht fier op zijn. Een creative, man die weet van aanpakken. Een huisje in plaatselijke gebakken steen, een houtgebinte vormt zijn dak. Zijn venster openingen zijn gebouwd in een halve maan. En de frisse kleuren van wit en blauw komen de bouwaccenten accentueren. Zijn Nubiaanse roets zit er duidelijk in verweven.

Op een bank in zijn tuin, drinken we samen een koffie waarbij hij heel snel over zijn leven begint te vertellen. “Ik heb twaalf jaar op mijn felouka gewoont en heb gespaard waardoor ik dit huisje kon bouwen. Ik mis de Nijl een beetje en als ik me alleen voel dan ga ik slapen in mijn felouka daar voel ik me goed en gewiegd. De Nijl is mijn thuis, mijn boot als de schoot van mijn moeder.”
Samir is van oorsprong uit Nubia, Aswan, Upper Egypt, wat duidelijk te zien is aan zijn gezichtsbouw, de donkere huidskleur en zijn dikke kroezelig haren.
Als kind hielp hij zijn grootvader door citroenen te verkopen op de plaatselijke markt en nadien leerde zijn grootvader hem vissen. Ik kan hem me zo inbeelden als klein kind in zijn omgeving alsof ik erzelf was, vreemd.

Als jong volwassen woonde hij op zijn boot omdat hij werd weggeduwd van huis omwille dat zijn familie hem richting een traditioneel huwelijk duwde, die hij niet kon volbrengen.
“Hoe kan ik trouwen met een vrouw die ik niet ken, met een vrouw die veel jonger is, niet geschoold en besneden. Ik wil mijn vrouw ook leren kennen en niet enkel een vrouw om kinderen te baren.
En niet alleen dit, ik voel me niet klaar om vader te worden, hoe kan ik vader zijn zonder hen een stevige basis te geven.
Hoe kan ik dan trouwen en kinderen hebben. Terwijl ik mezelf nog niet volwassen voel?!” Ik schrik wanneer ik te horen krijg dat ook hier jongere vrouwen worden besneden. Samir ziet het aan mijn blik.” Ja, ik begrijp niet waarom ze dit doen, dit houd geen enkele steek. Dit heeft zelfs niet met het geloof te maken. “” Ik begrijp je heel goed Samir wat betreft trouwen en kinderen grootbrengen. De besnijdenis gaat werkelijk mijn petje te boven en is voor mij onaanvaardbaar. Ik heb ooit hierover een fotoreportage willen maken in Guinee Conakry. Echter de periode die ik erheen wou werd een massamoord gepleegd in het voetbalstadion, dit was in 2009 en heb ik de reportage niet kunnen doen. Het onderwerp was toen te gevaarlijk om aan te werken. Dan heb ik een fotoboek gemaakt ten voordele van weeskinderen waarvan de ouders aids hadden. “

Het eerste huisje die hij bouwde, op dezelfde plaats, werd vernield door de staat. Hij bouwde namelijk zijn nestje zonder te weten dat hij een vergunning moest aanvragen. En zo kwam ooit een kraan langs vernielde wat hij had opgebouwd, behalve één kamer en een toilet mocht blijven staan. Hij maakte geen tweemaal dezelfde fout.

Na de gezellig babbel verlaat ik zijn thuis en tuin met banenbomen. Ik word gewaar dat hij me probeert te overhalen om nog wat langer te blijven. Ik voel me wat onwennig en wordt duidelijk gewaar dat ik mijn grenzen dien neer te zetten. Met een verlegen glimlach en wat ontgoocheld aanvaard hij het. We zeggen elkander “tot later”.

Babylon

Plots kom ik op een tekst over Babylon, de Openbaring van Johannes.
Oef, amai, de woorden die hier te lezen zijn en op regelmaat terug komen: hoererij, haar, hoer, haar zonden, bloedschuld,
Zinnen als: ‘de moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde’,
‘Hij heeft de grote hoer geoordeeld’ , ‘verdorven met haar hoererij’, ‘Kom, ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer die op vele wateren zit’, ‘met wie de koningen van de aarde gehoereerd hebben, en zij die de aarde bewonen zijn dronken geworden van de wijn van haar hoererij’. ‘Want van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij hebben alle naties gedronken en de koningen van de aarde hebben met haar gehoereerd en de kooplieden van de aarde zijn rijk geworden door de macht van haar weelde.

Wanneer ik die tekst plat lees kan ik niet anders dan denken dat ‘de vrouw’ in een slecht daglicht staat. Toch! Dit kan nu toch niet anders gelezen worden, denk ik dan. En wanneer men weet dat dit in de geschriften staat dan kan je daar toch niet als mens onverschillig over zijn.
En natuurlijk als gevolg vloeit daar een oordeel uit. Niet abnormaal dat de mens hier kwaad kan op worden en de rug toekeert naar het geloof.

Maar wat als het woord nu verkeerd zou vertaald geweest zijn in oorsprong. En waarom koos men voor haar en niet hij! Dan brengt me dit bv. naar vandaag en hoe we de aarde noemen, Moeder aarde, is het niet!

Laat ik nu de tijd nemen en met een open hart waar oordeel of vooroordeel geen plaats kent om de tekst bij mij te laten binnenkomen.
Wanneer ik dit doe voel ik, dat dit voor mij niet om de vrouw, niet over een persoon gaat, eerder om een ‘gedrag’ die gesteld wordt. Om gedragingen die Liefde stuk maakt en kiest voor macht. Waren andere woorden dan niet mogelijk!? En is dit ook niet hedendaags!? Hier onder de noemer van iemand ‘liefde’ is men uit op macht.

Maar stel je nu eens voor, alle mensen die deze tekst plat lezen en hebben gelezen. En één van hen gaat op deze manier het woord doorgeven of verkondigen. Wanneer het zijn doel verliest en uit de context wordt gehaald dan is helemaal om zeep. En kan er veel kwaad gedaan worden. Terwijl de inhoud van die tekst net het omgekeerde wenst te tonen.
Wat ook is, zolang de mens de weg niet naar binnen neemt en kiest voor het zuivere zal de tekst over Babylon een gewicht blijven in zichzelf.
En misschien is dit schrijven er ook eentje van, want als ik me niet goed zou uitdrukken voor sommigen of dat het anders over komt of geïnterpreteerd wordt bij de ander dan wat ik bedoelde.
Het kan zijn dat ik me dan op glad ijs bevind, wel dan zal ik leren mij verder bewegen tot ik recht kan staan op het ijs.

Ik denk even terug aan de vele bas-reliefs in de tombes, in de crypte van Dendera, aan het Mystieke, de verborgen medische kennis, aan de alchemie.
En wat als toen in die tijd, en laat ik even fantaseren en gebruik maken van hedendaagse voorbeelden die ik waarneem en hoor. Ik kan me voorstellen dat toen in die tijd, als ik de prachtig beelden zag van de mensen, hun lichaam, de rijkdom…. dat jaloezie toen ook al bestond. En dat die jaloezie deels oorzaak was van de vele onnodige slachtoffers die afgebeeld staan op de muren van de tempels.
En ik spreek van over 3000 jaren vóór Christus.
Waar twee mannen vechten om een vrouw, er één geen gelijk haalt of zich afgewezen voelt en hierdoor razend werd en onterecht kwaad over de vrouw uitsprak. Of er was, een vrouw die een mystiek leven leidde en die de alchemie begreep van het lichaam en de levensenergie. Een vrouw die mensen in hun kracht bracht en waardoor velen haar wilden bezitten omdat men eerder uit was op macht dan in eigen kracht.
Is het dan de vrouw die in haar kracht staat die iets verkeerd doet of eerder de persoon die bezitterig is en het buiten zichzelf zoekt.
Ik kan me voorstellen wat dit kan teweeg gebracht hebben.
Dit doet me denken aan de taferelen, de personages die vernietigd werden door de Copten (=Egypte) omdat het niet meer zichtbaar mocht zijn. De prachtige beelden van Isis en Horus, van Hathor in de tempels of in de Mammisi, het geboortehuis , de Tempel van Isis in Aswan, alle Godinnen, de borsten, de geslachtsdelen werden verwijderd.
Dan komt er in mij op “maar jullie hebben niets begrepen van wat God van jullie verwacht.”

Hmm, amai een ganse boterham vloeit er uit mijn pen en dit uit dat ene woord ‘prostitutie’. Een woord die zo vaak uit de mond komt wanneer men kwaad is op een vrouw. Ik heb het zelf vaak mogen horen. Waarom omdat men niet kreeg wat men wou, omdat ik in mijn kracht bleef staan en dat had niets te maken met sexualitéit. Dit kreeg ik vooral te horen van de mannen. En dan die ene keer dat ik het verhaal deed aan mijn grootmoeder van een man die me trakteerde met een maaltijd op de luchthaven omdat ik geen geld meer had. Ik kon tussen de lijnen lezen wat ze bedoelde wanneer ze zij, “wat heb je daarvoor moeten doen!?”, haar blik sprak boekdelen. Terwijl ik daar stond met fierheid omdat ik geen angst had, omdat ik in de goedheid van die man geloofde, omdat ik mijn plan kon trekken. Ik voelde me met de grond gelijkgemaakt.
En dan de zovele keren dat ik heb mogen horen” je hebt het zelf uitgelokt”, terwijl er in mijn gedrag niets aanstootgevend was, ik geloofde in de goedheid van de mens, ik had de persoon lief, ik was soms naïf. Telkens in een fractie van een seconde kon gans mijn zijn goed aanvoelen dat iets niet OK was. En hier kwam de uitspraak van een vrouw. Zo zie je ook dat we niet te hoeven generaliseren en altijd alles in de schoenen van de mannen hoeven te duwen.

Wat hebben we met deze oude geschriften de wereld toch in gestuurd, die voor velen niet toegankelijk zijn!?
En eigenlijk doet dit er niet meer toe, wel wat kunnen we er vandaag meedoen.
Herstellen kunnen we niet, wel anders doen in het NU. Aan ons de keuze.
Vooruit!
En ons de vraag stellen in welke realiteit wens ik te leven, want die is belangrijk, en met deze wens ik hand in hand te stappen. Ikzelf neem geen blad voor de mond wanneer ik voel of zie dat er iets onrechtvaardig gebeurt.

Ik wandel door de zanderige wegen en onder de blakende zon. Mannen komen aangelopen, “Madame felouk”, “taxi”, “hey”, “psst”, “why you not smile”, “you want a helicopter”, “beautiful hair”, “Goodmorning”, “nice color”, “nice t-shirt”, “I now you”, “welcome”, “I have see you on the boat”, “hi, I have see you. I’m a friend of”, “hey, it’s close”…. en zomaar verder. Vindingrijkheid zijn ze om je te benaderen. En eenmaal je er aan toegeeft ben je verloren. Onuitputtend zijn ze.
Dan komt het voor mij goed uit om op mijn eigen eilandje zijn, waar ik kan uitblazen.
Ik moet nog denken aan één van mijn zusters uit Magdala die zei, ” jou zullen ze niet veel lastig vallen met je kort geknipt kopje”. Hihi, kort kopje of niet.
Lang gekleed, of kort. Een doek op de schouders of op het hoofd. Het maakt geen verschil, ik ben een blanke vrouw en die wordt hier geassocieerd met rijk. Is gelijk aan een ticket richting Europa, want wanneer je als Egyptenaar niet voldoende op je rekening hebt dan verlaat je gewoon het land niet. Zo wordt ik vaak op een subtiele intimiderend manier benadert.
Dit is soms heel vermoeiend, maar ik wens er leren mee om te gaan. No stress, geduld en vooral bij mezelf zo goed als mogelijk blijven.
En ondanks de vele vermoeiende benaderingen voel ik me hier veiliger dan in sommige buurten in de hoofd- grootsteden in Europa.

Voorbij het woord

Na een goede poetsbeurt in het appartement ga ik tot bij Youssef om hem te bedanken. “Wacht niet zo snel zet je rugzak neer. Niet zo gehaast doen”, zegt hij. “Vanaf nu, ben ik je baas niet meer en jij niet meer mijn klant. Gedaan met business. Nu veranderd onze relatie. Nu behoor je tot mijn familie.”, terwijl hij me aankijkt. Brrr, dit voelt vanbinnen opdringerig en niet zo fijn.
“Kom ik zal je even mijn tuin tonen. En ik zal om een herinnering aan jou te hebben de Yasmeen plant aankopen en in mijn tuin planten. Zo zal ik altijd aan je denken “, deelt hij. Zijn manier om mij te benaderen is duidelijk veranderd daar waar hij in een week mijn privacy respecteerde, wordt ik gewaar dat hij nu wat teveel in mijn veld komt, ook al is dit waarschijnlijk niet slecht bedoeld. Mannen benaderen hier namelijk de vrouwen op een totaal andere manier.

In de tuin aangekomen toont hij me wat planten en bomen. “Dit is een bananenboom, dit is een mangoboom, een dadelboom en hier staat een citroen.”, het is precies alsof hij zijn tuin aan het voorstellen is aan zijn toekomstige. Ik wijs met mijn vinger naar een plant “en dit is hashish”, zeg ik en voel ik de deugniet in mij. Hij lacht.
“Ik moet nu gaan ik heb afgesproken met mijn nieuwe verhuurder.” Ik neem mijn rugzak en vertrek. “Niet vergeten he, kom wanneer je wilt. Dit is je familie nu”, roept hij nog terwijl hij in de deuropening staat.

Een paar straten verder even naar rechts, naar links, nogmaals naar links. In een doodlopend straatje en aan de border van een zijarm van de Nijl komt plots iemand uit zijn huis. De jonge man die ik heb ontmoet bij het aankomen in Luxor met zijn verterende glimlach. “Hey”, zeg ik verwonderd. “Hey”, zegt hij terug. “Och, jij bent mijn buurman” “It’s destiny”, zegt hij met zijn brede mooie glimlach.

Mijn nieuw verblijfje is een huisje voor mij alleen. Geen eigenaar in hetzelfde huis. Een eigen tuin, een buitenkeuken. Benieuwd wat deze plaats me zal brengen vooral na mijn buurman te hebben gezien.
Om het compleet naar mijn zin te maken en mij een thuis gevoel te geven geef ik het een poetsbeurt. Wanneer ik een zeteltje ophef zie ik plots een scorpioen bewegen. Oooh. No panic. Ik ga naar de keuken om een glas en zet het omgekeerd erop. “Sorry makker, maar ik neem liever geen risico”,zeg ik tegen de schorpioen.

Tijd om mijn koelkast te vullen. Op nog geen kilometer van het huisje is er een heerlijke fruit-groenteboer. Gourgetten, ajuinen, aubergines, tomaten, meloen, druiven, avocado, appels, pruimen…. Voor nog geen drie euro kom ik buiten met mijn aankopen. Rechtover stap ik een klein kruidenierswinkel binnen om sesampasta en koffie en een paar doosjes tonijn.

Terug aan de hoek van het doodlopend staartje zie ik de buurman buiten komen. Hij kijkt me aan. Lacht en zijn hoofd gaat zo een beetje opzij alsof een puber die zich niet weet hoe gedragen. Zijn lichaamstaal spreekt boekdelen. Hmm, zou het de volgende man zijn die de richting van een liefdesverklaring neemt.
“Hoe noem je eigenlijk?” “Samir, en jij?” “Anna, Jasmine”. Bijzonder telkens wanneer ik ‘anna’ zeg, wat betekent ‘mijn naam is’ heb ik het gevoel dat ik al voor de eerste keer mijn naam hoor om de tweede te versterken. “Weet je dat ik je dagen heb gezocht”, deelt Samir terwijl ik hem wat dichter voel komen.
‘Hmm, Jasmine. Je had het goed gevoeld een verliefde buurman. Dit wordt een boeiende week.’, zeg ik tegen mezelf.

De buurt net aan de Nijl op de West Bank is gekend om hun zogezegde ‘prostitutie’. Dit wordt vooral zo gedeeld door Westerse mensen, vanuit de plaatselijke bevolking is het me onbekend. Eigenlijk vraag ik mij af vanwaar dit woord afkomstig is, in welke periode het werd gecreëerd en door wie het werd gecreëerd want is het niet zo dat één woord door de jaren heen een andere lading kan krijgen door eigen ervaring en daardoor er een gewicht in het woord kwam en komt. Het is niet onmogelijk wanneer een persoon een vertaling doet of laat doen dat zijn of haar eigen emotie en ervaring erin mee heeft gespeeld, laat ik dan nog zwijgen over de opgelegde dwingende vertalingen vanuit macht, dus waarom zou, door de jaren heen dit woord naar inhoud niet getransformeerd kunnen geweest zijn. Ik steek er mijn hand voor in het vuur.

Dan denk ik even aan de honderd jarige dame Annick de Souzenelle die vanuit een diep aanvoelen en noodzaak is beginnen het Hebreeuws te leren en de Bijbelse teksten vanuit het Hebreeuws is beginnen te vertalen in het Frans. De vertaling schept een totaal nieuw en ander beeld op wat ons soms werd, wordt voorgeschoteld. Zij leverd een prachtig levenswerk. Een aanrader om haar te volgen voor wie het Frans voldoende meester is. Wanneer je zoekt op haar naam vind je tal van video’s met interessante gesprekken. Dit even terzijde.

En dan is er de taal opzich. Want als men de taal niet ten volle in de diepte kent of begrijpt kunnen bepaalde woorden compleet uit de context gehaald worden omdat men de taal niet meester is. Dit mag ikzelf heel vaak ervaren in mijn Franse taal, ook al ben ik opgevoed in het Frans omdat mijn papa een Fransman is. Toch ben ik het Frans niet meester en valt het me op dat ik een gemis voel in deze voor mij, poëtische taal. Ik kan ze heel goed begrijpen, maar mijn vocabulaire is beperkt om deze zelf te kunnen gebruiken in haar volledige schoonheid. Dit creëerde vaak misverstanden tussen mijn vader en ik en wanneer geduld afwezig was en/of een tekort aan openheid kon dit soms, vaak vonken geven.

Zo werd me hier gezegd dat het woord, uitgesproken ‘sjarmoesja’, allé, zo heb ik het toch begrepen wanneer ik het woord hoorde vanuit een Nederlands sprekende persoon met een Vlaamse achtergrond, ‘hoer’ zou betekenen.
Met dit zo uitgesproken woord en letterlijk zo neergeschreven kom ik niet zo ver want mijn taal en de uitspraak van sommige letters komt totaal niet overeen met wat hier gebruikt wordt in het Arabisch en dan is er nog een onderscheid tussen de Arabische taal en de Egyptische taal. Iedereen begrijpt het Egyptisch Arabisch, maar niet iedereen zou het Marokkaans Arabisch of het Tunesisch Arabisch begrijpen. En dan is er ook nog het verschil tussen de straattaal, de geschoolden en ongeschoolde, tussen de taal in een dorp in de woestijn en de stad…. Zonder oordeel naar geschoolden en ongeschoolden, naar stad en wonen in de natuur of op een eiland. Wat wel vaak en helaas wordt gedaan en wat ik betreur. Het kan wel een barrière zijn in elkander te benaderen en opzich is deze barrière ook te doorbreken wanneer men zich opent naar de ander en in verbinding gaat.

Ik vraag hier in het hostel in Caïro, want terwijl ik die tekst schrijf en vervolledig uit mijn dagboek ben ik al een paar weken verder. De gebeurtenissen in Luxor wou ik ten volle lichamelijk en geestelijk beleven want ik werd gewaar dat het iets raakte vanuit andere regionen en ik volledig aanwezig wou zijn in de beleving, in de gewaarwordingen. In het balans vinden tussen het lichamelijk en het geestelijk. Tussen het al of niet voelen wat Samir met zijn Zijn me bracht op mijn weg en het beheersen van gewaarwordingen. (ik verdiep me graag hieromtrent in een volgende post)

De jonge voorname vrouw, Habiba genaamd, die me hierbij helpt bij de vertaling kent de Engelse taal niet. Het gebeurt via een vertaal app. Ik vraag haar of ze het woord kent.
Ze steekt haar schouders op en haar hoofd beweegt van rechts naar links. De neen is duidelijk. Ik denk ‘ok het woord bestaat niet’ . Ik bouwde op in mijn verbinding en communicatie met haar. “Hoe zeg je hoer in het Arabisch?”, een totaal ander woord is hoorbaar die ze zonder enig probleem uit spreekt.
Ik zoek verder en speel met de letters tot ik bij ‘Sharmuta’ terecht kom. De betekenis in de straattaal, alsook in de Hebreeuwse straattaal betekent slet, hoer.
Bij het verder zoeken kan het ook als een compliment zijn want het betekent ‘schoonheid’ . Interessant niet!
Ik ga terug met dit woord naar Habiba. Het word me duidelijk dat ze dit woord niet kan uitspreken. Wat het voor haar betekent blijft me onbekend. Maar hoe ze ermee omgaat had voor mij meer waarde dan de inhoud zelf. Namelijk er geen voeding aan te geven.

Voor mezelf en al van heel kleinsaf voel ik dat ik voorbij de woorden wens te gaan. Het willen blijven weten van het ongekende achter het woord. Dit heeft me altijd zo geboeid en maakt mijn leven zo rijkvol.
Het bracht en brengt me de mogelijkheid voorbij het woord en het gewicht die het draagt te gaan kijken. Het leerde me onderscheid te maken wat van mij was en wat van de ander. Het opent voor mij telkens een nieuwe wereld. Een wereld waar het puur en zuiver is. Een wereld waar Licht en Liefde aanwezig is. De enige wereld waar ik naartoe wens te leven ook al probeert men soms mij te raken met uitspraken zoals ‘dat ik nog geloof in roze wolkjes, niet met mijn voeten op de grond sta.’ Mijn geloof gegroeid vanuit eigen ervaring, vanuit vertrouwen, vanuit mijn liefde en hieruit de keuze maak hoe ik in dit leven wens te staan, zal niemand mij nog dwarsbomen.