J’ôte mes bouchons d’oreille. En dessous de moi, j’entends un cheval cogner le mur de son écurie. Il est clairement éveillé. À la villa ‘Les Olivettes’ je prends un petit déjeuner. La villa est marquée par le temps. Il règne une atmosphère familiale. Christine, la propriétaire me dit vouloir continuer d’exploiter la villa, même si cela n’est pas facile. Une femme bien courageuse.
Une salle à manger décorée chaleureusement. Aux murs des tableaux de chasse. Les nombreux verres en cristal rappellent un passé glorieux. Devant moi un feu, une table en chêne sur laquelle se trouve un panier de fruits. Derrière moi le lever du soleil. Sur ma gauche, un salon avec des livres et des jeux de société. Avec un peu de fantaisie je réussis presque à sentir l’odeur du feu brulant. Nous parlons de ce que La Roche fut et de l’évolution de l’hôtel-restaurant aujourd’hui devenu chambres d’hôtes. Un endroit idéal pour toute personne aimant les chevaux et les chiens. Les chiens sont ici plus que bienvenus. Pureté dans un certain luxe avec une grande simplicité, où on va et vient aisément sans beaucoup de tralala.
Pour la première fois je paye ma nuitée et c’est de bon cœur. Avec le seul billet que j’avais en poche, 10 euros, ils m’ont donné une chambre. Un accueil entre êtres humains. La spontanéité de l’accueil sans se soucier d’argent est aujourd’hui chose rare dans le commerce, certainement quand on ne se connait pas du tout. Au moment de payer je leur demande leur numéro de compte pour verser le solde.
Ma prochaine escale est Bande, où se trouve l’église-Saint-Jacques suivante. Elle est à huit jours de marche de la précédente. Les kilomètres s’engloutissent sous mes pieds. Le cheminement se passe bien à travers bois et champs. Même tellement bien, que je ne me rends pas compte d’y être presque arrivée. À trois kilomètres de Bande je teste pour la première fois mon parapluie de promenade. Petit de taille et de poids. Et oui, à ma plus grande surprise, efficace. Pas de cafouillage avec sac à dos, veste de pluie. Un clic et c’est ouvert. En empruntant un vieux chemin Gallo-Romain je descends entre arbres et arbustes. Une haie d’aubépine me protège de la pluie. Au loin le clocher de l’église qui se dresse au-dessus des vergers. Je me dirige vers l’église en chantant et en fredonnant sous mon parapluie. Quatre chevaux viennent dans ma direction. Ils me regardent et puis tournent tous les quatre, leurs derrières vers la pluie. Arrivé à Bande l’église est fermée. J’appelle l’abbé. Il est en réunion. Une voisine, Marie, m’aide et téléphone à la sacristine. Cinq minutes plus tard quelqu’un vient m’ouvrir la porte de l’église. La femme ne connait apparemment pas Saint-Jacques, puisqu’elle me désigne Saint-Nicolas lorsque nous parlons de Saint-Jacques. Marc, un voisin sait beaucoup de choses sur l’église, le village, la guerre. Un homme à qui on a raconté l’histoire dès le berceau. Il habite avec son père dans la maison familiale. Au mur une horloge dont le tic-tac nous rappelle les secondes qui passent.
José, le mari de Marie propose de passer la nuit chez eux. Reconnaissante. José et Marie ont deux enfants dont un fils aveugle de naissance. Je rencontre Fabrice lorsque Marie me montre la salle de bain et la chambre à coucher. Il sort de sa chambre en caleçon. “Bonjour Fabrice, c’est bien la première fois que je fais connaissance d’une personne qui se trouve en caleçon devant moi”, lui dis-je d’une façon humoristique. Il se met à rire. Il entre dans la salle de bain et s’assied sur le WC. Bien sûr pour lui cela est évident. Les choses peuvent êtres si simples. Je ne me sens pas gênée. Admettez qu’on se complique bien souvent la vie, et qu’elle peut pourtant être si simple!
Fabrice
Ik haal mijn oordoppen uit. Onder de kamer hoor ik een paard schoppen tegen de wand van zijn stal. Hij is duidelijk wakker. In de villa ‘Les Olivettes’ neem ik een ontbijt. Getekend door de tijd. Er hangt een huiselijke sfeer. Christine, de eigenares blijft de villa verder uitbaten, ook al is het niet eenvoudig, weet ze te vertellen. Een vrouw met veel moed.
Een warm ingerichte eetzaal. Aan de muren jachttaferelen. De vele kristallen glazen verwijzen naar een roemrijke periode. Voor mij een kachel, een oude eiken tafel met daarop een fruitmand. Achter mij de zonsopgang. Links van mij een zithoek, boeken, gezelschapsspellen. Met enige fantasie kan ik bijna de geur van een brandende kachel voor mij halen. We praten over hoe La Roche vroeger was en de evolutie van het hotel-restaurant naar chambre d’hôtes. Een ideale plaats voor mensen die houden van paarden en honden. En honden zijn hier meer dan welkom. Puurheid in een zekere luxe met een grote eenvoud, waar je makkelijk in en uit loopt, zonder veel tralala. Voor de eerste keer betaal ik een overnachting, en het is hen gegund. Met het enige briefje dat ik op zak heb, krijg ik een kamer, tien euro. Een ontvangst van mens tot mens. De spontaniteit van ontvangst zonder zich zorgen te maken om geld is vandaag een rariteit binnen de bedrijfswereld, toch als je volledig vreemd bent voor elkaar. Bij het betalen vraag ik hun rekeningnummer, de rest schrijf ik over.
De volgende plaats waar ik naartoe wandel is Bande, waar de volgende Sint-Jacobskerk is. Op acht dagen stappen van de vorige kerk. De kilometers verdwijnen onder mijn voeten. De weg gaat vlot via bossen en velden. Zelfs zo vlot dat ik het niet doorheb dat ik er bijna ben. Op drie kilometer voor Bande test ik voor de eerste keer mijn wandelparaplu uit. Klein, compact en lichtgewicht. Ja hoor, tot mijn grootste verwondering best wel efficiënt. Geen gefoefel met rugzak en regenvest. Klik en hij is open. Via een oude Gallo-Romeinse weg daal ik af tussen lage struiken en loofbomen. Een haag van meidoorn beschermt me tegen de regen. In de verte de kerktoren die uitsteekt boven de boomgaarden. Al zingend, neuriënd onder mijn paraplu richting kerk. Vier paarden komen mijn kant op. Ze kijken me aan en daarna draaien ze alle vier terug hun kont naar de regen toe.
In Bande is de kerk dicht. Ik bel l’abbé. Hij is in vergadering. Een buurvrouw, Maria, helpt me verder en belt de sacristine op. Na vijf minuten komt er iemand de deur van de kerk openen. Sint-Jacob is voor haar duidelijk onbekend, want ze wijst naar Sint-Nikolaas als we het over Sint-Jacob hebben. Marc, een buurman, weet me veel te vertellen over de kerk, het dorp en de oorlog. Een jongeheer die de info meekreeg van in de wieg. Samen met zijn vader woont hij in het ouderlijk huis. Aan de muur een klok die bij iedere seconde een regelmatig getik laat horen.
José, de man van Maria, stelt voor om bij hen te overnachten. Dankbaar. José en Maria hebben samen twee kinderen, waarvan de zoon blind geboren werd. Ik ontmoet Fabrice wanneer Maria mij de badkamer en de slaapkamer toont. Hij komt zijn kamer uit in zijn onderbroek. “Bonjour Fabrice, c’est bien la première fois que je fais connaissance d’une personne qui se trouve en caleçon devant moi”, vertel ik hem op humoristische toon. Hij begint te lachen. Hij komt verder de badkamer binnen en zet zich op het wc. Ja, natuurlijk voor hem is dit een evidentie. Zo simpel kan het! Ik voel me er niet vervelend bij. Geef toe, wat kunnen we het soms moeilijk maken, waar het ook eenvoudig kan!