Er blijft voortdurend iets in mijn lijf hangen. Ik probeer het te achterhalen. Iets maakt me triest, weemoedig. De woorden: ontvangen, graag zien, afscheid, delen zijn aanwezig. Ik draag het mee op mijn pad.
Een dagje rust bij mijn vrienden heeft me deugd gedaan. Lang geleden dat ik eigenlijk nog eens de tijd nam om gewoon languit te genieten van een gesprek, de zon en het water. Samen tafelen, lachen, delen zonder echt bezig te zijn met afspraken en organiseren. Elkander graag zien, gewoon zijn. Merci les Coco d’amour.
Een geitenboer laat zijn geiten buiten. De vinnige dieren krijgen hun maaltijd voorgeschoteld. Een dolmen trekt mijn aandacht.
Aan mijn linkerkant staat de maïs te dansen in het veld, rechts buigen de zonnebloemen hun hoofd naar beneden alsof ze er depressief uitzien. Jaja, Jasmine wat doe je…volg je…dansen het leven tegemoet of laat je je hoofd hangen? Net als de wolken kies ik voor bewolkt of een opklaring. Ik zet wat muziek op. Willem Vermandere, hmm niet altijd vrolijk, soms wel grappig. Ik schakel over naar ‘les frères et les sœurs de Jérusalem’; hun stemmen klinken hemels en zijn hartverwarmend. Het doet me deugd.
Ik laat me leiden door de weg en neem af en toe een stukje GR om dan weer een ander stukje camino te nemen. Via verlaten dorpen kom ik aan in Dangé-les-Rosiers, waar ik met open armen word ontvangen door de burgemeester. De eerste overnachting in een pelgrimsherberg. Een schitterende herberg waar ik alleen zal verblijven. En dat is deugddoend, even alleen zijn, geen verhalen, gewoon zijn.
Een man met lange baard. Mouw en kuit tattoo. In de hand een mand vol natuurlijke lekkernijen. Abrikozen, druiven, mirabellen, pruimen…een korte babbel. Het contrast van zijn kledij en handelingen, waar zijn grote handen de kleine vruchten opraapt, vind ik zo lief en vertederend te zien. Een vrouw spreekt me aan, ‘ je vous admire’. Een babbel installeert zich. Woorden vloeien vanuit een vanzelfsprekendheid, vanuit het niets. Het voelt aan alsof de woorden van heel diep komen. Ontstaan vanuit puurheid alsof iets me gaat leiden zonder ik er enige moeite voor doe. Een mama met twee kinderen nodigt me zomaar uit bij haar op de koffie. De ene aangename ontmoeting na de andere.
Op regelmatige basis komt een situatie terug in mijn gedachten. Vorig jaar kreeg ik de vraag, ‘Wat doe je deze zomer?’ ‘Een wandeltocht via de Sint-Jacobskerken in Wallonië, vrijwilligerswerk in de Sint-Jacobskerk en mijn tocht terug verder zetten’. ‘Oh, ga je de katholieke toer op!’, kreeg te horen met een oordelende intonatie. Een antwoord vanuit een onverwachte hoek. Een zin die blijft hangen… niet zozeer van wie – daar heb ik vrede meegenomen – wel wat het met me deed liet me niet los en of ik inderdaad deze toer al of niet zou opgaan. En eigenlijk hoef ik niet ver te gaan zoeken. Ik volg gewoon mijn hart en mijn buikgevoel. De toer van mijn hart. Vanuit deze twee ben ik in beweging gekomen. Wanneer ik van hieruit in beweging kom, dan voel ik heel goed dat ik in de flow zit op een weg die niet meer te eindigen is. En mijn hart is niet in een vak te steken, het wenst in vrijheid te mogen zijn. Dat Sint-Jacobs iets betekent, absoluut, De pelgrimsweg heeft ook veel geopend voor me. En het ontkennen zou mezelf verloochenen zijn toch staat het voor mij los van het katholisisme. Mijn geloof is de weg van het hart. Het is een continu zoeken naar evenwicht om in liefde te zijn en te blijven, zonder dat liefde geven wordt om zich te verliezen. ‘Etre dans l’amour’, geef toe… wat klinkt het toch warm en goed in de oren.
Ik wandel verder richting Tours waar ik vrienden na vijf jaar mag terug zien. Ik herinner me nog onze eerste ontmoeting alsof het gisteren was. Een ontmoeting waar woorden overbodig waren.
De sterkte van het onweerlicht maakt me wakker. Geen sterren te bespeuren. De wind blaast hevig in de bomen. Middernacht. Ik breng mijn bagage in veiligheid in een schuur en blijf buiten slapen. Ik dommel terug in om een paar uur nadien terug wakker te worden. De sterren zijn terug van de partij. Krachtig om midden in de tuin met rondom openvlaktes het onweer, de sterren en andere natuurelementen te bewonderen.
Ongewassen ben ik vroeg in de morgen terug op stap. Een mens zit toch wel bizar in elkaar. Wanneer men niet gewassen is in een luxe leven dan voelt men zich vuil, en wanneer je je van alle luxe vrij maakt kan het je niet deren. De eenvoud voelt voor mij toch veel vrijer dan de vele luxe waar ik me soms mee omring. Wat niet weg neemt dat ik evengoed kan genieten om eens lang uit in een bad of onder een douche te mogen staan in een verzorgt hotel. Het genot krijgt dan een totaal andere dimensie.
Onder mijn voeten witte breekbare stenen. Kalk. Rondom mij de eerste grote wijnvelden, nauwkeurig in lijnen. De vele druiventrossen beloven een goede oogst. Het gekraak onder mijn voeten, de warmte, de weinige wind die te bespeuren is en de geuren, nemen me mee naar mijn jeugd. Eén stap ervaarder ik toen als een kilometer en amai wat was dit vermoeiend om onder de blakende zon naar het zwembad te wandelen. Groeien brengt zoveel moois met zich mee. Ieder jaar brachten we er na drie weken Zuid Frankrijk een weekje door in de Loire streek. Een weekje waar ik genoot van het gevoel de vrijheid ten volle te moge beleven. Vader was met zijn legercameraad ergens in de kelders. Moeders genoten van de huiselijkesfeer. En wij als kinderen liepen door een lange tuin tussen fruitboomgaarden, kippehokken naar een typisch huis van in de streek – voor mij was het een.klein kasteeltje – waar de schoenen aan de deur bleven en we wollenslippers kregen om als schaatsen over een oude plankenvloer te glijden. De keuken in, kregen we als kind altijd wat lekkers. Ik herinner me plots dat ik me toen 100% gelukkig voelde in mijn vel. Het gevoel vrij te mogen zijn, graag gezien te worden en wat tijd krijgen. Veel heeft een kind niet nodig om zich gelukkig te mogen voelen. Misschien is het wel dit die me aantrekt in ‘de weg’ vrijheid, de warme ontmoetingen, wederzijdse graag zien en tijd geven en krijgen. Het is er alvast een deel van.
Een halte in het kasteel van Valmer. Een hartelijke ontvangst. Een bezoek aan haar tuinen en haar kapel in een troglodytique. De enorme thuya trekt mijn aandacht. Ik zie me hier wel logeren en tuinvrouw zijn. Een toerist komt melden dat de kippen geen water hebben. De bezoekers eisen de aandacht van de gastvrouw, waardoor de vrouw niet weet hoe water te gaan geven. ‘Je peut donner de l’eau madame si cela ne vous ennuit pas’, zeg in tegen de vrouw. ‘Oh’, verwonderd kijkt ze me aan, ‘vous voulez faire ça!’ Een half uur later sta ik in de kippenren water te geven aan de kippen – de vrouw noemt ze ‘les poules de luxe’. Nooit gedacht dat ik ooit in een kasteel water zou geven aan de dieren en me zo huiselijk zou ontvangen worden. Hoe verleidelijk het ook was om hier te overnachten na een uitnodiging, koos ik ervoor om mijn weg verder te zetten. ‘Je reviens l’annee prochaine si tous ce passe bien en retour de Assise, Rome et Saint-Jacques.’ Ik steek mijn hand om en verdwijn in de verte.
Chateau de ValmerLa chapelle troglodytique
Twee uur later krijg ik een douche aangeboden en glas fris water. Om dan nog een uur te wandelen tot valavond met een temperatuur van 31° en een verfrissende nacht door te brengen in een grotwoning.
Langzaam ontwaken. Mijn dagboek wordt aangevuld. Ik lees een hoofdstuk uit het boek ‘Terres des Hommes’. Het is pas middag wanneer ik de blokhut verlaat en de trappen trotseer richting het kasteel van Château Renault. Een onaangenaam gevoel blijft onderhuids aanwezig.
Ik loop wat verloren van her naar der op zoek naar een apotheek die open is. De zon heeft haar eerste sporen nagelaten op mijn neus. Een potje koffie. ‘Oh, vous êtes bien lourd chargé’, hoor ik een man zeggen. ‘Vous allez à Compostelle?’ ‘Non monsieur, j’y suis allée il y a trois ans. Maintenant je fais un tour de France par les chemins de Saint-Jacques’, vertel ik de man terwijl ik wens af te rekenen voor de koffie. ‘Je vous l’offre, madame’. Wat onwennig dank ik hem. Pas om 14u vind ik een apotheek open. De twee dames hebben zo’n fijne energie dat het hartverwarmend is. We staan wat te praten en ik krijg wat staaltjes mee met zorgproducten. Zorg dragen voor jezelf is zo deugddoend en zo belangrijk. Iets wat we vaak vergeten in het gehaaste dagelijkse leven. ‘Je vous souhaite bonne route, madame’, roept de dame terwijl ik de ruimte verlaat. ‘Merci beaucoup, et aussi merci pour votre joie, cela fait du bien.’
In de namiddag verlaat ik de stad en voel beetje per beetje het onaangename gevoel verdwijnen, alsof het van mijn schouders glijdt. Zwaluwen zijn talrijk aanwezig. De cyclamen kondigen het najaar aan en hebben de plaats ingenomen van de bosanemonen. In een veld ontmoet ik een ree die rustig blijft eten terwijl ik erbij sta. Een man neemt een pauze op een plooistoel. De natuur doet me goed en brengt mijn lijf terug in ontspanning. Aan een watermolen vul ik mijn drinkfles. Tot de zon ondergaat wandel ik verder en klop aan ergens te midden van de velden. Een overnachting in een tuin onder de sterrenhemel.
Cocquotte is gaan werken. P’tit Lou is klaar voor zijn dag werken en ‘le Petit Prince’ en Grenouille liggen nog in bed. Dit zijn de bijnamen van mijn gastgezin. Er is donder hoorbaar op de achtergrond. De lucht is dreigend. Ik heb het geluk eraan te ontsnappen.
Waar ik ook mag kijken, de hoofdkleuren zijn groen in alle soorten gradaties, met af en toe wat bruin ertussen. Groen, de kleur van het hart. Moeder Aarde in een omhulsel van groen, die vraagt om graag gezien te worden. Waar we allen samen zorg voor mogen dragen.
De woorden ‘la foi’ en ‘la providence’ komen voortdurend in mijn gedachten. Vreemd, ik ervaar ze ruimer in het Frans dan wanneer ik beiden hoor in mijn moedertaal, geloof en voorzienigheid. Ik laat beide woorden voor wat ze zijn en ben benieuwd wat ze me zullen brengen.
Kerk Saint-Pierre, Saint-Amand Longpré
Auw, ik struikel bijna. Aan wat was ik aan het denken… zwarte koffie. Hoog in de lucht, twee koppels buizerds. Ik stap een bosje in, het voelt vreemd, onwennig, niet aangenaam. Zelfs wat duister. Ik heb het gevoel wat alerter te moeten zijn. Op mijn pad een skelet, een ondraagbare geur. Ik probeer te achterhalen wat het is. Groot, maar het ziet er niet uit als een hert, te korte poten. Wat verder een grotwoning. Ik word er naartoe getrokken. Voorzichtig ga ik erheen. Er ligt iets in de grot. Een dood dier. Ik ben nieuwsgierig. Zijn lijf is al volledig gemummificeerd. Zijn mond staat open en de tanden zijn duidelijk zichtbaar, alsof het zich aan het beschermen was. Bij het beest ligt een bruine fles en een rood doek. Ik neem een foto en kijk ernaar om te achterhalen wat het zou zijn. En plots wordt me duidelijk dat het om een hond gaat. De link wordt gelegd naar het eerste cadaver. Ik schrik en tegelijkertijd voelt een kwaadheid bij me opkomen, wat lichtjes is uitgedrukt. Welk wezen doet nu zoiets. Geen twijfel meer aan, beiden werden om het leven gebracht.
Een spanning heeft zich geïnstalleerd op mijn kaken en mond. Ik blijf het beeld zien van het dier en besef dat ik het moet gaan uitschreeuwen voor het zich verder vastzet. Met mijn twee voeten stevig op de grond en lichtjes door de benen laat ik met gebalde vuisten een diepe kreet. Mijn borstkas gaat op en neer tot ik plots alles kan lossen. Ik begin te huilen. Een buizerd komt voor mij in de buurt vliegen. Nog nooit heb ik hem zo dicht blijven zien vliegen. De rust komt wat terug. Een vlinder brengt wat lucht, luchtigheid met zich mee. De eekhoorn brengt me weer wat naar vreugde. Pfff, wat was dit intens. Het bos uitlopen blijft een zwart paard luid hinniken. Non-stop, tot ik weg ben. Vreemd.
Door mijn hoofd gaat er van alles heen. Ik probeer mezelf te sussen, ‘oh, Jasmine dat is allemaal toeval. Wacht Jasmine… daar geloof je allang niet meer in. Een minder goede ervaring mag ook een reden hebben… een mind is toch krachtig’. Inderdaad, ook dit is geen toeval. De buizerds blijven heel dicht aanwezig, ik voel me beschermd. De spanning blijft nog wat aanwezig in mijn lijf. Moeheid heeft zich geïnstalleerd. Ik beslis in de vroege vooravond te stoppen op de camping van Chateau Renault waar ik overnacht in een blokhut.
De foto laat ik bestaan tot ik er naar kan kijken zonder dat het me raakt. Het liet me een stuk zien van mezelf die er ook mag zijn. Een stuk die het recht heeft op bestaan, want zonder dit kan ik niet naar de andere kant. Zonder dit stuk kan het ander ook niet bestaan. Niet voor niets dat yingyang in elkaar verweven is.
Een puzzelstukje komt later al snel de rest vervullen. In de voormiddag belde ik mijn vader. Daar had ik zin in. Een losse babbel na een lange tijd.
Mijn rugzak is drie tomaten rijker geworden dankzij de groene vingers van Francis.
De grotwoningen langs de weg trekken mijn aandacht. Sommige worden gebruikt om groenten in te bewaren, andere granen of werkmateriaal, en anderen als woonst. Een constante temperatuur van 15 graden is het binnenin. Prachtig om te zien hoe mens en natuur samen één worden. De grote witte stenen die men hier gebruikt en die typisch zijn voor deze streek, la pierre ‘Tuffeau’ (een soort kalksteen). Deze wordt soms gebruikt om het geheel af te werken.
De natuur ontwaakt. De bonte specht maakt zo een hels kabaal dat hij andere dieren doet vluchten. Distels, Scabiosa, Malva en vele andere bloemen kleuren de berm. Af en toe komt er een eekhoorn aangelopen. In de verte komt iemand aangewandeld. Een wandelstok, grote rugzak. Zou wel een pelgrim kunnen zijn. Een uitnodigende glimlach. Etienne, een jonge man die de route Saint-Martin wandelt, van Tours naar Vendôme. Een onbekende weg voor mij. Etienne is twintig jaar, zalig om te zien en blij ook om te weten dat jongeren ook pelgrimeren. We wisselen nog wat ervaringen uit en met een grote glimlach en de hand in de lucht nemen we afscheid.
Langs de weg mag ik de schitterende mijlpalen ontmoeten van de weg Saint-Martin. Een kompas uitgekapt in de steen en met rood en blauw inlegwerk. Etienne sprak vol lof over een dorp genaamd Lavardin. Met wat aanpassing in mijn route en verandering op de GR-route kom ik in de namiddag aan in het dorp. Een aangename verrassing en de moeite waard om de oude GR-route te volgen. De ene holwoning naast de ander, geflankeerd op een rots uitkijkend naar een schitterend dorp met in de verte een brugje en kasteel. Dankjewel, Etienne.
LavardinEglise Saint-Genese
De kerk Saint-Genese is een pareltje. Vele prachtig bewaarde fresco’s en muurschilderingen. De frisse en kleurrijke kleuren zijn een plezier om naar te kijken. Ik geraak er niet op uitgekeken.
In de vroege vooravond stap ik verder. Ik heb nog geen zin om op te houden. In een open vlakte hoor ik de krekels in harmonie hetzelfde ritme aannemen. Hihi, mijn fantasie slaat op hol. Ik zie me hier al staan in short. Een zwarte lange jas met twee toppen achteraan, wit strikje. Op mijn linkerkant de krekels, rechts de koeien, een vogel die er af en toe tussenkomt en de buizerd die de start geeft van een nieuw stukje muziek. Mijn wandelstokken worden dirigentstokken. Het pelgrimskoor is geboren. (glimlacht)
De Kleine Prins doet het ondertussen supergoed. Ondertussen heeft hij ook een tweelingsziel gevonden in een gezin dat ons met open armen heeft uitgenodigd om bij hen te overnachten. Het samen reizen brengt ons veel plezier. En de vreugde van niet groot te worden.
Ik haal mijn kledij van de lijn. Hmm, nog nat. Michel brengt me naar Stef waar we een gezellige babbel hebben terwijl mijn kleren in de droogkast mogen drogen. De tijd staat stil. Fijne ontmoetingen die niet vreemd aanvoelen. Alsof we geen onbekenden voor elkaar zijn. Iets wat ik heel regelmatig ervaar.
De rustige kleine stad Vendôme is uitnodigend. Van la Chapelle Saint-Jacques – die dienstdoet als concertzaal, tentoonstellingen – naar la Trinité – een aanrader – terug richting la Chapelle op zoek naar een vrouw die me kan helpen ivm info over de kerk. Een grote houtenpoort met een bijzondere deurklopper. ‘Bonjour, je suis à la recherche de Madame…’, vraag ik aan een jonge heer die me verwelkomt. ‘C’est ma mère. Elle n’est pas à la maison. Entrez.’ Een uitnodiging volgt onmiddellijk voor het middagmaal. De openhartigheid, eenvoud en schoonheid van deze mensen raakt me. Thibault helpt me verder op weg na de verrukkelijke maaltijd in familie.
La Trinité
In het park aan het kasteel verander ik van t-shirt. Ik had nooit gedacht dat ik ooit mijn zou omkleden midden in een park. Daar was ik veel te angstig en bescheiden voor.
Een man en vrouw lezen in hun voortuin. De rust van het dorp. De vele kleurrijke bloemen. Grotwoningen. Ik keer even op mijn stappen terug. ‘Pardon, vous pourriez m’aider à un hébergement s’il vous plaît’. Het is nog vroeg in vooravond en ik krijg te horen dat ik hier mag blijven overnachten. Samen met Catherine maak ik een avondwandeling en brengen we een bezoekje aan hun grotwoningen terwijl Hervé verse komkommer gaat halen in zijn moestuin. Noisette – de huispoes – zit op de uitkijk.
‘Je vous offre un café!’ Ik kijk op. Een vrouw in een lang kleed met bloemetjes, een nachthemd en daarop een mouwloze vest. In de rechterhand een grote emmer met een deksel erop. ‘Ah, volontiers, madame. Je refuse pas,’ nog aan het ontwaken na een zalige nacht onder de blote hemel. ‘Cela va vous réchauffer.’ Een paar minuten later staat er verse koffie in een beker en een stukje koek naar me te lonken.
Door de vochtigheid is mijn slaapzak nat aan de buitenkant. Gelukkig niet binnenin, wat niet ten goede zou zijn gekomen voor mijn nachtrust. In de ochtendzon hang ik hem te drogen, terwijl ik bij de buren aan tafel een ontbijt neem.
Een lange weg in de blakende zon neemt me mee langs ‘Le Loire’. Aan de oevers vissershuisjes, die me doen denken aan de vele series en tekenfilms van Tom Sawyer die ik zag als kind op tv. Ik kon toen altijd wegdromen na zo’n serie.
Een energie komt hevig door mijn lichaam. Ik probeer er zo puur mogelijk naar te kijken zonder me er te veel mentaal aan vast te grijpen. Niet evident. De sensaties reizen heen en weer over mijn lichaam. Een sensatie die me niet onbekend is. Ik laat het gebeuren. Vreugde en angst vergezellen elkaar. Mijn ogen komen vochtig te staan. Mijn adem helpt me de energie te kanaliseren. Borstkas en buik nemen ruimte in. Ter hoogte van mijn keel vindt de energie geen doorgang. Het is wat het is en ik probeer er niet te veel aandacht aan te schenken. Het is duidelijk dat mijn lijf er niet klaar voor is. Ik vertrouw erop dat de weg me verder duidelijkheid zal brengen. Hoewel ik diep in mij ergens wel al bewust ben waar het mij zou kunnen brengen, wacht ik geduldig af.
Op weg hou ik halt in een kleurrijke bibliotheek. Een jonge dame ontvangt me rijkelijk. Haar blonde haren worden extra geaccentueerd door het licht dat er doorheen schijnt. Net engelenhaar. Haar kleurrijke kledij maakt het plaatje af.
Vendome en haar vele eilandjes
Op de markt van Vendôme spreek ik mensen aan voor een overnachting. Al heel snel komt er hulp. La hospitalité du chemin is aanwezig. Nog tot ’s avonds laat zit ik te praten met Michel terwijl mijn kledij in de wastrommel zit. Eens uit de trommel zie ik mijn wollen t-shirt dat grote gaten vertoond. Hmm, de 40-jarige machine had geen rekening gehouden met mijn bh. Voor ik het besef is het middernacht en sluiten we de avond af met het ophangen van mijn was.
Ik passeer een beenhouwerij. Oh… ik keer terug op mijn passen. In de etalage, verse rillettes. Ik ga binnen en koop me een kleine portie. Een proevertje om terug even de smaak te herinneren. Een herinnering uit mijn jeugd toen we ieder jaar voor een weekje in de Loire streek verbleven bij een vriend van mijn vader.
Op een terras van de PMU-bar neem ik mijn ontbijt en lees – raar maar waar – een boek van Antoine de Saint-Exupéry, ‘Terre des Hommes’. Het verhaal dat de schrijver aanzette tot het schrijven van ‘Le Petit Prince’. De Kleine Prins, die dankzij Peter Callewaert aan het meereizen is.
De weg gaat langs bossen, velden en kleine pittoreske dorpen. Krekels dansen en springen voor mijn voeten; misschien is het Jimmy Cricket, de wijze krekel uit Pinokkio. Verlaten huizen vergroeid met bramen en andere klimplanten. Ik verlaat Eure-et-Loir voor de Loir-et-Cher. In de verte zie ik iemand hangen hoog in een boom. Een boomverzorger. Een korte halte en uitnodiging om iets fris te drinken laat ik niet links liggen. Samen met Michel, David en Jérôme – alias de eekhoorn – schuilen we ons in het frisse huis. De geur van de openhaard is aanwezig over het ganse huis. Na een klein half uurtje nemen we afscheid en stap ik verder.
Mijn voorvoet doet nog af en toe pijn. Het lichaam is eigenlijk iets heel bijzonders. Het zit vol waardevolle boodschappen. Men hoeft er enkel maar aandacht aan te besteden, er bewust mee om te gaan, zorg voor te dragen en voor je het weet komt het je iets vertellen. Toen ik kind was – en vooral de momenten aan tafel – hoor ik nog schreeuwen ‘tiens toi droite à table’; de donkere ogen en de opgetrokken dikke wenkbrauwen accentueerden het gesproken woord. De momenten dat ik naast de tafel stond van de leerkracht snit & naad in het eerste middelbaar. Iedere dag werd ons ingefluisterd dat we fier moesten zijn: ‘hou je recht. Trek je buik in. Borstkas vooruit. Schouders naar achter’. Owee, als je het zo niet deed, dan kwam al heel snel een oordeel. En dan bij de rijkswacht, wanneer in peloton werd geroepen ‘geef acht’ en ze voor je neus op amper twee centimeter stonden te brullen. Om te eindigen een paar jaar geleden, toen er iemand op mijn houding kritiek gaf omdat ik recht liep… Allemaal van die situaties die er eerder voor zorgen dat men er voorovergebogen bij loopt. Wel, ik ben heel blij dat mijn voet op deze plaats me pijn doet. Want telkens komt ze me vertellen dat ik het recht heb een gezonde rechte houding aan te nemen, en neen, een gezonde rechte houding is niet hetzelfde als borstkas vooruit, schouders achteruit, opgetrokken en buik ingetrokken.
Ik stop op een camping. Voor de eerste keer probeer ik onder de blote sterrenhemel te slapen. Mijn tent heb ik thuisgelaten, mijn rug zou het gewicht niet kunnen dragen. Onder de blote sterrenhemel vol vallende sterren en het melkwegstelsel val ik in slaap.
Aan de voet van het kasteel van Châteaudun neem ik de bijna 200 trappen, langzaam en met veel aandacht voor mijn lijf. De pittoreske straatjes, het kasteel met een toren in flamboyante gotiek, de typische huizen, la maison de la Vierge, l’église Madeleine met haar rakende eenvoud weten me te bekoren. Pas na twee uur verlaat ik deze stad.
Een auto stopt, een venster daalt. Een bejaarde man wiens buik bijna zijn stuur raakt, spreekt me aan. ‘Vous allez où? Compostelle? Vous n’allez pas dans la bonne direction!’ ‘Bonjour monsieur, je suis le chemin balisé.’ ‘Oh, Saint-Jacques est de l’autre côté. Vous allez faire trois kilomètres de plus par là’, met een wat opdringerige toon. ‘Oh, cela ne fait pas un kilomètre quand en fait plus de deux milles.’ ‘Je prends toujours la route la plus courte. J’ai arrêté à 50000 km’, vertelt hij met fierheid. ‘Monsieur, mon chemin is altijd recht en ik hoop dat het heel lang zal zijn.’ Lang heb ik gedacht dat ik zijsporen nam, niet op de juiste weg. De weg heeft me mijn gedachten hieromtrent doen herzien. Uiteindelijk heb ik het gevoel en idee altijd rechtdoor te gaan; alles heeft een reden en is verbonden.
Ik voel dat ik stilletjes aan in het ritme kom, alsof ik uit een lange winterslaap kom. En besef dat het boek ‘Als de buizerd me de weg wijst’ me heel veel energie en concentratie heeft gekost, waardoor heel mijn lijf in spanning is gekomen. Ik ben me dan ook bewust dat ik het verdere verloop niet meer alleen kan dragen en ik hulp zal nodig hebben om het einddoel te bereiken.
De natuur bij valavond brengt warme kleuren en verschillende geuren met zich mee. Boven mijn hoofd hoor ik gekraak en als ik stilsta, word ik gebombardeerd door eikeltjes. De speelse eekhoorns. Ze doen me denken aan het kattekwaad van ‘Tic en Tac’. De fauna laat zich weer zien. Twee reeën staan me aan te kijken in een moerassig gebied. Op deze momenten een beeld willen nemen, is ervoor zorgen dat ze op de vlucht gaan. Stilstaan en genieten van dit contact is de boodschap. Wat zijn ze prachtig! Niet gegrift op een externe harde schijf van mijn toestel, wel op een niet te wissen plaats. De ziel.