

Jacques’ de kat, oorspronkelijk ‘Jacqouille’ (de naam die de buurman gaf aan zijn poes, maar niet naar omkijkt) komt aan de deur… honger.
Ik open de deur, hup, recht naar zijn eetpot, even rond mijn benen draaien en hop terug naar buiten.
Ik verlaat het huis na een gezellig ontbijt, afwas en het bed opmaken. Het is warm buiten en muts en trui zijn onmiddellijk overbodig. En hoewel het hier op een paar honderd kilometers noodweer is, blijf ik verder genieten van de nu al meer dan zes maand zon. Het landschap is verbluffend. Vanop een plateau van 850m kijk ik uit op een dal bekleed door wolken, aan de andere kant de Alpen in de verte waar de verschillende dieptes in afstand nog zichtbaar zijn.




Ik wandel afwisselend op de GR59 of le ‘Chemin d’Assise’ die ik soms ook wel ‘Chemin de Vézelay’ omdat ik deze weg in de omgekeerde richting wandel en op de asfalt weg.
Ik herinner me nog heel goed mijn eerste pelgrimsdag op 1 april 2014… Een tendinitis (ontsteking) kwam fiks verandering steken in mijn weg. Pff.. wat was dit toen een knoop in mijn hoofd waar ik niet uitgeraakte. Een tal van scénario’s speelde in mijn bovenkamer… De grootste was ‘mislukkeling’. Gedachten die me kwamen uitdagen, die me naar beneden haalden.
Terwijl mijn hart en buikgevoel mijn kwamen vertellen wat me te doen stond… Zorg dragen, mildheid en vooral van mezelf houden.
Deze knoop doorhakken was een van de moeilijkste, wel een van de waardevolste… ik begon van mezelf te houden.
De eerste stap naar mezelf, de eerste stap naar mijn eigen weg te bewandelen. En zo kwam ik zonder kaart, map, GPS 3 maanden later kwam ik aan in Compostella. Wandel je eigen weg, met wat nodig is in het moment. En als de weg wat afwijkt, of kilometers verschillen, .. het is geen afwijking, het is jou weg.
En als ik mijn eigen schaduw niet had ontmoet dan was ik niet in licht het komen te staan.
En ook andersom als er geen licht is, dan kan ik mijn eigen schaduw niet zien.


Een witte bestelwagen rijd heen en terug en kruist me meerdere malen. Hmm, als hij zo verder blijft rijden – plankgas in het stijgen – dan zal zijn oud bakje het niet lang volhouden.
De bladeren van de bomen beginnen te bewegen. En dwarrelen voor mij. Vreemd. Een geur van oude vochtige kloostergangen komt langs mijn neus heen. Ik kijk rond me heen. Ik zie niets. Geen wind is voelbaar. Het voelt wat frisser. Ik draai me om… Wolken… Ik blijf staan en laat me meeslepen, open mijn armen en bewonder wat aan het gebeuren is. In een mum van tijd bevind ik me van de een wereld in de ander. Het is muisstil. Mystiek. Het bos heeft een totaal andere gedaante, er wordt zelfs gedanst.
Ik draai rond mijn as, hoofd naar achter, armen gespreid…. Dankbaar.


Liefde is werkelijk overal…. overal… men hoeft enkel het te zien en te voelen. Ik daal verder…mist komt en gaat… van omhullen naar het wegtrekken… verdwijnen naar openen… Het tovert voortdurend.
Een bel is hoorbaar… er komt iets aangewandeld op vier poten… een hond… Hij komt en gaat… Draait rond me heen… Zichtbaar, onzichtbaar. Een oude ziel. Hij komt me een goede dag zeggen.
De witte bestelwagen zie ik plots rustig afdalen en uit de mist tevoorschijn komen.
Hij stopt. Prutttpruttt… zegt de motor. Panne.
Ik draai me om. “Je peut vous aider ?”.
“Oh, il va redémarré”, zegt de man terwijl hij aan de sleutel draait en probeer te starten “mes ils faut être patient !”
“Et lui parler en douceur et le caressée, cela peut aider”, voeg ik eraan toe.
De man vraagt wat ik doe. Zijn wenkbrauwen gaan opwaarts na de korte uitleg. Zijn auto doet het nog altijd niet. ” À pied je n’est pas de stress et de voiture qiu tombe en panne.” “Bhein, oui mes ils faut le faire quand même.” “C’est comme aller travailler mes alors sans stress.”
Ondertussen doet zijn auto het terug. Ik steek mijn hand op en zie hem nog een paar keer verschijnen op de weg.

De zon is terug en reist met me mee. De vogels zijn terug hoorbaar. De mist is weg.
Ik kom aan in een pittoresk dorp Saint Sorlin-en- Bugey. Ik stap nog verder langs de Rhône naar Lagnieu.
Ik hoor en zie een eekhoorn en blijf er staan. Geen zwarte niet meer, wel de roestbruin met een witte buik. Ik maak een geluid waarbij de eekhoorn nieuwsgierig is en dichter komt. We blijven communiceren. Hij twijfelt.
Een babbel met een meneer….in het dorp vallen er wat regendruppels. Postkaarten staan buiten aan een etalage. Ik ga binnen in de winkel. “Bonjourrrr”. “Bonjour”, zegt een mannenstem. “Monsieur il tombent des goûtés et vos cartes postales sont dehors.” “Ah, oui. J’avais oublier. Merci.” Hij draait zich nog even om, “Merci pour votre gentillesse.” Ik groet met een glimlach.


La cure. Een vriendelijke en hulpzame priester doet open. Doet een belletje. Neemt me mee in de wagen. Zet me af aan de winkel waar ik mijn aankopen kan doen. Komt me terug oppikken en voert me 4 kilometer terug naar Saint-Sorlin. Stopt aan een huis. Een bejaarde vrouw komt buiten met een sleutel. De sleutel waar ik kan overnachten. Ik laat alles gebeuren. Het vloeit. Zalig.
Aan haar deur stond ik twee uur geleden stil nadenken of ik zou halte houden in het dorp. Mijn energie was nog voldoende om verder te stappen wat goed was want anders had ik geen eten. Niets is zomaar, alles heeft een reden.
Een tv en een dvd speler… Aha… Geen DVD… Alle, hup opzoek naar een dvd in het dorp. Een avondje cinema. Op het programma ‘The talented Mr. Ripley en Julie Lescaut’
Koken. Tafeldekken. En een etentje bij kaarslicht.

