Queen Valley

Het is rustig buiten. Mannen zitten gehurkt op het veld. Ik volg een lange weg buiten de ommuring die het landelijk dorp en de Haboutempel scheid richting de the Valley of the Queen.
Op het einde van de landweg staat een politie wagen. Een checkpoint, deze zijn talrijk in de buurt. Vroeger kon men bv. van de Queen Valley naar the King Valley te voet. Deze weg is nu echter afgesloten uit vrees dat er belangrijke vondsten zullen verdwijnen uit het land. Want aan de andere kant van de berg ligt het er vol van… overal eigenlijk.

Ik stap mijn laatste rechte lijn deze keer op asfalt. Af en toe steekt er een wagen mij voorbij en roept ‘taxi’. Dit kan een taxi zijn of een gewone wagen of zelf een bromfiets. Op een geheven moment voelt mijn lijf vooraan een drukte alsof ik tegen een muur aanloop. Het voelt bevreemdend aan. Nadien wordt ik hetzelfde gewaar aan mijn rugzijde. Wanneer ik voor me kijk, ziet het landschap eruit alsof ik door een waterkolom wandel. Een kortdurende ervaring, die bevreemdend aanvoelde, toch is er een diep weten dat het ok was alleen kan mijn mind het niet snappen en dat is ok. Niet alles hoeft een nadere verklaring. Het is wat het is.

In de Queen Valley stap ik de eerste graftombe in, deze van Khaemwaset, één van de zonen van Ramses III gevonden in 1903. Vermoedelijk was zijn moeder koningin Tyti. Een wachter van de tombe stapt mee naar binnen.
Hij ziet dat ik de tijd neem om in detail te kijken naar al dit schoons en hij gunt me de ruimte die ik weet te appreciëren.
De muurfrescos zijn geschilderd in een uitzonderlijke finesse, in zachte kleuren en zijn schitterend bewaard gebleven. De natuurlijke kleurpigmenten die men toen gebruikte maken het levender en geven duidelijk weer wat hier voelbaar is, het eeuwige.

Ieder vestibule die je binnenstapt kan je goed de verschillende fases zien van hoe de overledene wordt overgedragen aan de goden. In het begin zie je hem vaak met zijn vader die hem aan de goden voorsteld. Hij is te herkennen aan zijn vlecht die op de zijkant ligt van een kaal geschoren hoofd.
Wanneer ik de muur schilderij van dichtbij bekijk voelt het alsof ik opgeslorpt wordt door deze krachtige schoonheid. De klederdracht van de farao, een wit kleed, is zo subtiel transparant weergeven dat het perfect de diepte weergeeft in een zekere fragiliteit. Een traan rolt uit mijn oog.
Het plafond is laag en weergegeven met talrijke sterren.
In de kamer waar de sarcofaag werd neergezet, zie je op de muurschilderijen hoe de koning offerandes schenkt aan de god Thot en Horus en dan wierook verspreid. Men ziet er ook Osiris in gesprek met Isis.
De détails, de vele tekens, de symboliek, de cartouches die eigen zijn en enkel voor een farao’s zijn. Men kan hier uren in ronddraaien. Mijn nieuwsgierigheid staat op scherp en geraakt in de ban van dit alles. Zoveel schoons.

Na nog twee andere tombes stap ik de tombe in van Nefertari. Nefertari (wat betekent de mooiste onder de vrouwen) was de lievelingsvrouw van Ramses II.
Ik krijg duidelijk te horen van de wachter dat ik enkel tien minuten binnen mag zijn.
Deze graftombe zou de mooiste van Luxor zijn, tot zelfs van Egypte zegt men. Ze is wel heel groot en met indrukwekkende zalen. Maar of de grootsheid het mooier maakt, daar ben ik niet van overtuigd. Voor mij ziet het er wat overdonderend uit aan schilderijen die minder in finesse werden geschilderd. Een explosie aan kleuren in donkere zalen. ‘Te’ is nooit goed en smaken verschillen natuurlijk. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de kunstenaars hier een immens werk hebben neergezet. Teksten zijn hier te lezen uit het ‘dodenboek’. Je ziet er Isis en Nephtys onder de vorm van valken, waken over de mummie. De godin Hathor, Maât die haar grote vleugels opent. Een priester gekleed in panther… En overal waar ik kijk zie ik gevleugelden. Van talrijk in de lucht naar talrijk op de muren, ik kan er niet naast kijken. Nu ik ze zo talrijk aanwezig zie benieuwd of dit mijn intuïtie nog meer zal versterken want dit bracht de gevleugden me, dit hebben ze me geleerd, vertrouwen op mijn intuïtie.

Ik verlaat na uren de Vallei van de Koninginnen. De mannen aan de ingang groeten me. Eén man probeert me mijn aandacht naar hem te krijgen om iets in zijn shop te kopen. Zonder aandringen aanvaard hij mijn neen.

Terug in het dorp spreekt de jongen me aan die ik gisteren tegen kwam en me probeerde naar een halssnoer winkel te krijgen. Hij steekt zijn hand uit en schenkt me een pakje chips. Ik weiger het eerst en zeg het is voor jou, eet jij het maar op. Hij dringt aan. Ik neem het aan en na vijf minuten samen stappen geef ik het hem terug. Hij begreep dat hij van mij geen geld zou krijgen. Vindingrijk is hij alvast en met een glimlach zie ik hem in de verte rijden, als goede vrienden.

Kort erna komt een ander jongetje naast mij wandelen. “Bonboni?” en na de Bonboni kwam geld. Na het geld kwam hij af met droopy oogjes “no parents!”, zegt hij. Aan zijn intonatie, in drama stappend voelde ik dat hij mij in zachtheid probeerde op mijn gevoelens in te spelen.
“Lieve jongen, ik zal je geen geld geven, geen snoep want daar leer ik je geen goede dingen mee. Wat ik je wel kan geven nu is mijn vriendschap en mijn vreugde met je delen”, zeg ik terwijl hij me aankijkt. Ik steek mijn hand uit en zeg mijn naam. Zijn naam volgt en we schudden elkander de hand.

Klik HIER voor meer beelden

Ramesseum

Ramesseum

Vijf uur dertig in de morgen. Ik ontwaak samen met de vogels, kruip van onder mijn muskietennet, opent het dik overgordijn die ervoor zorgt dat het donker blijft in de kamer en stap naar buiten. De zon is al zichtbaar aan de horizon. Wat is dit deugdzaam zo te ontwaken. Niet enkel is de zon te zien, ook de zon in mezelf is te voelen.

De paar dagen dat ik in België was voelde voor mij niet optimaal.
In die periode had ik ook een négative ervaring met een chaotische holistische arts die voor mij op het randje van een manipulatief gedrag heeft ten opzichte van haar patiënten. Gelukkig voelde ik het goed aan, kon ik in mijn kracht blijven en viel ze door de mand. Pas bij het buiten komen werd ik gewaar wat het met mijn lijfje had gedaan en welke energie het van mijn lijf had gewreten. En eigenlijk vind ik dit heel spijtig, holistische artsen hebben het al heel moeilijk maar dit was een voorbeeld die geen meerwaarde is voor artsen in deze groep. En natuurlijk ben ik mij bewust dat het mooi kleedje niet altijd in evenredigheid is met de inhoud en dat is overal te vinden in alle lagen van de maatschappij. Gelukkig ben ik mij daar bewust van, net als dat het omgekeerde bestaat, want zegt men niet ‘l’ habit ne fait pas le moine’. De kleren maken de man niet. De ‘kleren’ hebben niet enkel betekenis van de stof rond ons, ook een gebouw, is een mantel van wat er onder zit.
Zo heb je artsen die graag medicatie voorschrijven, zo heb je holistische artsen die je graag verschillende méthodes voorschrijven die niet altijd werkelijk nodig zijn en zo blijft de winkel draaien.
Zo kan je in een luxueus uitziend hotel terecht komen in een kamer met een hoog prijskaartje en waar de diensten niet ok zijn of in een eenvoudig huis terecht komen die in de ogen van ons westerse blik niets uitziet en terecht komt in wat men hier noemt een présidentielle kamer met een privacy van jewelste. Kostprijs 70 euro voor een nacht in het luxueus uitziend of 9 euro voor een nacht in een eenvoudig huis.

Ik ben me bewust dat de tijd in België korter en korter wordt. De laatste twee keer dat ik in België was kreeg ik fikse opstoten van huidproblemen. Alsof dat er iets in mijn niet kon uitbreken en dit vertoonde zich via de huid. Ja, ik voel me meer en meer gevangen in mij geboorteland. Ik kan er moeilijk mijn volle potentie beleven en dat voel ik telkens bij het verlaten van het land. Na een week zijn mijn huidproblemen verdwenen en voelt mijn lijf terug in balans.

Met mijn rugzak op de rug. Een hoofddeksel tegen de al vroege felle ochtendzon. Twee flessen water wandel ik langs landelijke wegen richting Ramesseum. De tempel van Ramses II.
Op een lijstje zag ik tal van plaatsen die te bezichtigen zijn. Ik heb me voor genomen om me te houden aan enkel een plaats per dag. Geen overdondering, geen gehaast. Wel wens ik de tijd te nemen om alles op me te laten afkomen.

Mannen zitten er gehurkt in de Luzernes velden of tussen de graan velden. Met een zeis snijden ze het groen af om straks hun vee te voederen. Ik steek mijn hand op en roep “Salaam”. “Salaam”, krijg ik terug terwijl de man me met een stralend gezicht aankijkt.

Een jongen van tien is aan het spelen met de bal. Hij schopt die in mijn richting. Ik begin met hem te voetballen. We spelen eventjes samen, tot ik dicht bij hem aankom. “come come necklace shop”, roept hij. “Neen dankjewel. Ik heb geen nodig. Ik wil wel met je verder spelen”, zeg ik hem. Hij wandelt even met me mee en we beginnen te praten. “Wat is je naam”, vraagt hij me. “أنا ياسمين” of “anna Yasmin”, terwijl ik mijn hand op de borst leg. “Yasmin”, vraagt hij mij verwonderd. “Ja”, zeg ik met een glimlach. Mijn naam die van Perzische afkomst is haalt onmiddellijk de muren naar beneden in Arabische landen. Zalig vind ik dat.

Als leek en zonder enige achtergrond in de geschiedenis van Egypte behalve een paar woorden die ik me herinner uit de geschiedenis les, zoals farao, pyramide, hiërogliefen, de Nijl. Dat het in de woestijn ligt en maar 5% van het land bewoond is. Op de tijdslijn dat het al duizenden jaren voor Christus bestond….euhhh. Hmm, duidelijk niet de beste leerling geweest in het van buiten leren. Ik zag daar ook het nut niet van in en deed daarom ook heel weinig moeite voor. En ik heb daar absoluut geen spijt van, want vandaag kan ik alles zien met de verwondering van een kind die pas ontdekt. Waardoor ik alles in zuiverheid op mij kan laten afkomen, zo voelt het toch voor me.
Traag wandel ik door de tempel van Ramesseum. Ik word geraakt door de grootsheid van de basreliëf. Ik geraak geïntrigeerd door de hoeveelheid hieroglyfen. Het vele werk die hier verricht geweest is. De vele roofvogels op de muur. En als ik dan het gebroken beeld van Ramses II zie in graniet waarvan de afstand tussen de oren al bijna 2 meter is. Dit beeld 1000 ton weegt om dan nog te zwijgen dat de steen van Assouan komt, dat is zo een 200 kilometer verder op. Dan sta je daar werkelijk met je mond vol tanden. Ik geraak niet uitgekeken op al die schoonheid. Een iets is zeker ik voel er me nu al door geboeid, door die grootsheid die alle grenzen overschrijdt van het tastbare en niet tastbare. In de verte hoor ik een roofvogel. Ik kan hem niet zien. De kreet is me niet onbekend. Het is alsof het me roept bizar.

Naast de tempel vond men er de graven van de farao zijn kinderen, honderdtwintig. Kan al tellen! Hij had tweehonderd concubines, twaalf echtgenoten. Waarvan hij zelf trouwde met zes van zijn dochters. In deze periode bleef men blijkbaar in familie. Hmm, dat is duidelijk.

Tegen zonsondergang stap ik terug naar huis. Wagens stoppen en ik hoor roepen ‘taxi?’. Ik wuif met een heen en weer gebaar als teken van neen. “Come I take you”, zegt een man met baard in een wit-zwart gestreept Kaftan. “No problem” vervolgt hij terwijl hij met zijn moto naast mij komt te rijden. “Neen dankjewel, ik vind het fijn om te stappen”, en hij rijd verder. Plots hoor ik terug de kreet van de roofvogel. Ik blijf staan. Ja ik zie hem in de verte. Daar waar ik hem hoorde. Ik stond er dus juist na. Ik probeer in te zomen om te zien wie hij is. Een uil. Hij kijkt me recht in de ogen.

Voor meer beelden over Ramesseum KLIK HIER

Une chouette

Egypte

Ik hef even mijn poep op na uren stilzitten op nog geen vierkante meter in een volle vlucht richting Egypte. Het doet mijn onderrug geen deugd, echter het weten dat ik straks mijn tocht mag verder zetten daar waar ik geroepen werd heeft me moed om de lichte pijn te verduren.
Mijn buurman kijkt me aan “ja, ik ook. Ik voel het ook”, zegt hij. Een korte geblokte man met een donkere huidskleur. “Ben je van Egypte”, vraag ik hem. “Ja, ik ben Egyptenaar”, zegt hij fier in het Frans. “Égyptien”, wat klinkt dit mooi in mijn oren alsof dit lang gekend is.
De man deelt me dat hij in Frankrijk werkt en op weg is om Pasen te vieren met zijn vrouw en familie. “Ben je Christen” vraag ik hem. “Ja, Orthodox”.

Ik kijk even door het wat wazige kleine ovalen raam terwijl we boven de woestijn vliegen. Het ziet er bewonderenswaardig uit. Het is geen hoop effen zandvlakte, wel een contrastrijke creatieve uitziende oppervlakte.
Met wat verbeelding en openblik kan je er van alles inzien en waarnemen. De lijnen, de hoogteverschillen in de aardkorst zorgt ervoor dat de aarde van bovenuit eruit ziet alsof de aarde aderen heeft. Of immense tekeningen van bomen met hun boomstammen waarvan de wortels met elkander verbonden zijn. Het doet me zelf denken aan een bloemkool die door midden is gesneden. Ernaast zie ik duidelijk de delta langs waarheen we vliegen en we de Nijl overvliegen richting Luxor. Daar waar ik voet aan land zal zetten. Geboeid blijf ik verder kijken door het venster.

Op de luchthaven staat een man mij op te wachten om me van Luxor naar de Westbank te brengen waar ik de eerste zeven dagen zal vertoeven en de tijd zal nemen om te acclimatiseren.
Toen ik op het plein in Cahors de Arabische taal hoorde, de moeheid in mijn lichaam voelde werd het me duidelijk dat ik deze pelgrimstocht en het land op een andere manier zou doorkruisen dan wat ik in oorsprong dacht te doen. Ik herinner me toen in 2019, ik was toen vertrokken vanuit Vézelay te voet naar Jerusalem. Mijn hoofd dacht toen : ‘na Compostella, Rome dan is het normaal dat Jerusalem volgt’, Niets was minder waar. Zo werkt het alvast niet voor me. Ik herinner me toen nog heel goed hoe mijn pelgrimstocht een andere wending nam in de vorm, maar innerlijk een heel intense weg was vol mystieke ervaringen. Ik heb er toen ook bewust niets over geschreven omdat ik niet alleen was in de beleving. Ik werd gewaar dat de mystieke ervaringen dienden met zorg en respect benaderd te worden net zoals geliefden elkander benaderen en wat toen was blijft levend in mij en dat is het bijzonderste.
Benieuwd wat deze tocht me zal brengen.

De man brengt me doorheen een stoffig gebied. Langs de weg ligt overal troep, plastiek afval. Duidelijk dat recyclage hier niet aan de orde is. Hierin investeren, werk creëeren en zorg dragen voor de bevolking is op dit vlak blijkbaar niet prioritair, zoals in vele zuiders landen. Langs de weg zijn er een tal van verhoogde bermen nabij de checkpoints zowel politie mensen als militairen zijn er aanwezig. “Amai, je moet hier geen schrik hebben om te rijden”, zeg ik tegen de man. “Och, ik heb vijf ogen” deelt hij. Wil hij zeggen, de achteruit kijkspiegel, de twee zijspiegels en zijn eigen ogen. Men steekt hier overal voorbij, rechts, links duidelijk dat de regels die wij ook kennen hier niet worden toegepast. En eigenlijk voelt deze manier veel vrijer minder gecontroleerd en voor mij veel juister. Ook al ziet het eruit als een cacafonie, de ene respecteert de ander, men is alert en vooruitziend op de weg. Het voelt voor mij niet aan als de sterkste op de weg, wel als gelijken. De fietsers hebben dezelfde plaats als een wagen. Het doet me denken aan Indië, Marokko.
Wij hebben zoveel regels dat wanneer er iets verkeerd gebeurt we ons erachter verbergen. Of we stellen ons boven een ander zwaaiend met een papiertje in de hand. Zijn we hier dan werkelijk vrij in?!

Net op het moment dat we de Nijl over steken voel ik me levensenergie vanuit mijn bekken ontwaken. Bijzonder en fijn om net hier de levensenergie gewaar te worden. Na een twintig kilometer rijden en langs een lange muur die een tempelcomplex omcirkeld te hebben gereden kom ik aan bij het appartement.
De man stopt aan de rand van het dorp. Een jonge gesluierde vrouw komt naar me toe samen met haar dochter en zoon ‘Adam’. Ze verwelkomen me en tonen mij het nieuwe stekje voor de volgende zeven dagen. Een aangenaam klein appartement met alles wat nodig is voor de basisbehoefte eten, wassen en slapen. Ik installeer me en ga op het balkon staan met uitzicht op de woestijn, the Queen Valley.

Via DEZE LINK kan je me volgen met beelden en neem ik jullie mee via bijzondere plaatsen in Egypte.

Cahors

Zittend op een balcon met uitzicht op de woestijn ga ik even terug in gedachten naar mijn laatste twee dagen van mijn wandelende pelgrimstocht richting Cahors. Ik ben gewaar dat zolang ik deze tocht in schrijven niet beëindig ik niet vrij ben in het Nu om wat hier is in Egypte neer te pennen. Ik neem jullie dus nog eventjes terug mee in de tijd…

Montfaucon. Ik verlaat het dorp in gezelschap van André. Het was een fijn gezelschap en avond samen met zijn vrouw en vrienden. Hij wijst me wat de weg in het dorp. We stappen samen een bio winkel binnen en ik trakteer hem op wat lekkers. En dan is het tijd van afscheid of eerder au re-voir.

Ik wandel verder de natuur in. Pas tegen de avond kom ik aan het eerste dorpje van de dag, Cras. Ik bel het nummer op die aan de deur hangt van het gemeentehuis. Aan de andere kant van de lijn heb ik de burgemeester. Een kwartier later kkmt hij aangereden met zijn kleinzoon en opent de feestzaal waar ik mag installeren voor de nacht.

Na een goede nachtrust verlaat ik de zaal. Ik draai me nog eens om, bedank de ruimte en sluit de deur. De vrieskou van deze nacht bracht de natuur een prachtige frisse lichtblauw tint die over de aarde ligt. Ik wandel langs het kristalhelder water van de rivier ‘La Rauze’
De buxusbossen zien eruit alsof een lang elegant gewaad dragen van mos. Het brengt hen mysterieuze vormen … lang uitgerekte bidsprinkhanen, krekels… fantasie genoeg… En eigenlijk beetje spookachtig. Ik waag me zo in één of ander sprookje uit mijn jeugd.
Een ree springt voor me uit. Het is even schrikken.

Voor ik Cahors bereik heb ik nog een overnachting bij Chantal en Gilles. Ik ontmoette Chantal in een café en stelde me voor om bij hen te overnachten in ‘La chambre de même’, zoals zij de kamer noemen. Na een fijne babbel met Chantal komt Gilles thuis. Aan zijn non-verbaal gedrag zie en voel ik dat hij wat onwennig is met de situatie en hij me in zijn zetel aantreft. Een tal van vragen komen naar meheen. Ik voel me er heel vrij in om ze te beantwoorden en ik ben daar heel vaak heel open in. Want hoe kan iemand anders zich goed voelen als men een muur rond zich plaatst.
Na ik in het kort vertelde over mij thuissituatie om iets te duiden in mijn tocht zegt Gilles, “als je zo telkens op weg bent dan is dat toch omdat je van iets wegvlucht, je familie, je verleden.” “Oh, neen hoor. Eerst en vooral waarom zou ik moeten vluchten van iets die niet van mij is, mij niet toehoort. Het is een illusie dit te denken dat men van iets kan weglopen, want alles komt altijd vroeg of laat terug. Wat er vooral is en meer en meer aanviel is dat ik er de wijde landschappen, de openheid, de lange vergezichten, de natuur, de gezonde lucht mis. En ook gewoon omdat het leven me vandaag deze vorm van leven schenkt die me voldoening brengt. Zelf ben ik altijd iemand geweest die problemen durf onder ogen zien en er niet van weg loop, wat niet voor iedereen in dank werd afgenomen. Ik heb me leren los maken wat mij niet toehoort, wat niet van mij is, ik zeg neen tegen agressiviteit, loop ik ervan weg neen. Nooit geweest, ook al was het soms hard te verduren. Ik ben er blijven in staan in wat voor mij juist aanvoelde. Ik stelde mijn grenzen ook al kwam er dan geweld. Het onder ogen durven zien alsook mezelf in de spiegel willen bekijken, hebben ervoor gezorgd en ik durf zelf te zeggen, dat ik vrij ben.” Zijn vraag vertelde eigenlijk meer over zichzelf en hoe hij in het leven staat, dan mijn manier van leven. Maar dat was ok.

Sedert gisteren voel ik wat stramheid in mijn enkel. Ik sta er even bij stil. Hmm, ben ik in iets stram, zet ik in iets mijn tanden, hoe zit het met mijn ‘wil’. Ik vind er geen antwoorden op en laat los. De komende dagen zullen me wel wegwijs brengen.

Langs de Lot, kom ik aan in Cahors. Net voor de brug herken ik de man met zijn prachtige krullend haar, dikke baard en blauwe ogen, de manden vlechter uit Figeac, Nicola. Hij verkocht mij een nieuwe pelgrimspaspoort voor het vervolg van mijn tocht naar Egypte in de voetsporen van Maria Magdalena. “Hey, bijzonder dat ik je hier ontmoet zoveel dagen en kilometers verder.” We wandelen samen tot in het centrum en hebben plezier tot we beiden onze eigen weg verder zetten. Ikzelf richting de apotheek om taping en de overnachtingplaats. Hij met zijn takken onder de arm richting een administratief centra.

Narcissen, krokussen en sneeuwklokjes zijn zichtbaar in de tuinen en brengen kleur aan de stad die omringd is door water. Het sappige Franse zuiders accent is hoorbaar in de straten. Hier en daar is reeds Mimosa te bespeuren.

In Cahors beslis ik om 2 dagen rust te nemen voor mijn voet die enige zorg vraagt. De pijn wordt erger, vermoedelijk het begin van een peesontsteking.
Na twee dagen wil ik verder stappen of me toch proberen in beweging te steken maar dan met korte etappes. Helaas, kan ik nog niet vooruit niet enkel omwille van de voet, nu blokkeerde Frankrijk zich en ligt gans het openbaar vervoer plat. Tot 2x toe koop ik een treinticket en wordt deze geannuleerd. Hmm, benieuwd wat me hier in Cahors houdt. De naam Cahors blijft ook klinken in mijn oren hoewel ik het niet kan plaatsen.
Ik laat los en ga in overgave in de gebeurtenissen.

In stap een boekenwinkel binnen en probeer me in te houden om er geen aan te schaffen wetend dat ik tal van ongelezen boeken ergens in een bananendoos heb…. en toch, ik laat me verleiden. Haha… Ik hou van boeken, papier en een mooie pen, mijn tweeling-tweeling kan het blijkbaar niet laten. De keuze van een boek gebeurt altijd intuïtief en dan lees ik het wanneer het moment er rijp voor is. Ik lees hoogstens een boek uit per jaar. Ik kom naar buiten met het boek ‘les cinq piliers de l’ Islam’ van Abdennour Bidar. En of het boek in de bananendoos zal terecht komen. Ik denk het niet al van de eerste pagina weet hij mij te boeien en lees ik al snel tot pagina 31 waar ik ben blijven steken.

Zonder enige vervelendheid van niet te kunnen stappen, geniet ik van de stilte in het niet bewegen, die beweging in mezelf brengt. De Arabische taal horen, op een terras zittend in de zon, het kijken naar het leven en de rust en zorg die mijn voeten nodig hebben doen me inzien hoe ik binnenkort wens de tijd door te brengen in Egypte en vooral het belang ervan.
Deze bewustwording bracht de ene
synchroniciteit na de andere en bevestiging in mijn aanvoelen. Zo kwam ik langs een dagbladhandelaar en lag er een tijdschrift in de etalage over de apocryfe teksten van Marie Madeleine. Met het tijdschrift in de hand terwijl ik slenter door de straten van Cahors, zie ik een korte tekst staan over Champollion. Wanneer ik dan terug mijn aandacht naar de omgeving breng zie ik plots dat ik op de hoek sta van Quai Champollion en place Champollion. Zaligggg.

En is een pelgrimstocht ook niet het leven wandelen. Het is ontwaken, de ogen openen en een innerlijke vreugde voelen in wat voor een situatie men zich ook bevind.
Het is zich openen en open blijven aan alles wat zich aanbied.
Het is het dragen en delen van je vruchten ontstaan door het zaad in die innerlijke vreugde doorheen de jaren het leven.
Het is slapengaan en de nacht ingaan ein dankbaarheid voor wat was, is.

Dus zou ik hier nu schrijven mijn pelgrimstocht eindigt in Cahors. Niets is minder waar, want die is oneindig.

Met volgende tekst die gisteren even voorbij kwam op fb eindig ik mijn tekst.
‘Le vent souffle où il veut : tu entends sa voix, mais tu ne sais ni d’où il vient ni où il va. Il en est ainsi pour qui est né du souffle de l’Esprit’ . (Jn 3, 1-8)

Hier wat beelden…. En nogEn nog

HIER wat bewegend beeld… en HIER

Montfaucon

Het ochtendlicht komt binnen via mijn openstaand dakraam, ik ontwaak in een klein knus kamertje in het huis van de zusters niet ver van het sanctuarium.

Buiten hoor ik het geroep van een arend. In de hoge rotswand waar mijn kamer op uitkijkt, probeer ik de arend te zien. Hij is niet te bespeuren, maar hem horen en weten dat hij daar ergens is verheugd mijn hart. Al van jongs af aan ben ik gefascineerd door deze roofvogel. Roofvogels, waar ik me sterk verbonden mee voel en die me hebben doen inzien dat ik mocht vertrouwen op mijn intuïtie.

Ik stap naar de keuken. Het is stil in huis. Ik zet wat koffie en ga aankloppen bij Marc. “Marc zin om samen te ontbijten.” “Och, ja met plezier”, terwijl hij zich haast om te komen. “Is ok Marc, je mag gerust verder inpakken. De koffie is nog niet klaar”, deel ik. Hij bedankt me en doet verder met inpakken. Marc dient zijn pelgrimstocht te onderbreken wegens familiale omstandigheden. Ook dit hoort bij een pelgrimstocht, het leven.

Ondertussen dek ik de tafel. Wanneer Marc binnenkomt is hij verwonderd dat dit gebeurt is. We delen het brood en de koffie. Gesprekken komen op gang.
We hebben het over kinderen, adolescenten. Over het vrouwelijk en mannelijk deel in elk van ons. Over opvoeden en over de levensenergie. Over wat Liefde is zonder zich in de ander te verliezen en op jezelf te blijven bestaan. Over hoe de sexuele opvoeding gebeurde en de vele taboes errond en welke consequenties dit kon en nog kan hebben. Over de afwezigheid van het leren kanaliseren van de levensenergie en de gevolgen ervan.
En misschien schrijf ik zelf ooit wel eens over hoe taboe mijn leven heeft beïnvloed op sexueel vlak en hoe angsten in de opvoeding door worden gegeven.

Voor ik Rocamadour verlaat stap ik samen met Marc nog eens richting het sanctuarium. We nemen afscheid van elkaar. Het was een korte gelijkgestemde ontmoeting in diepe verbondenheid. Zelden ontmoet ik onderweg gelijkgestemde pelgrims. Deze ontmoeting is er eentje die zal blijven in herinnering.

In mijn rug hoor ik de klokken van Rocamadour weergalmen in het dal.
Ik bewonder de natuur die nog in winterslaap is, terwijl er moedige dieren langzaam maar zeker uit hun winterslaap tevoorschijn komen.
Grillige bomen dragen een mantel van mos en brengt zo een diversiteit aan grijsgroene tinten op mijn weg. En dan is er een naaldboom die fier en krachtig in een rechte vertikale lijn er boven uitsteekt.
Hier en daar zijn prille bladknoppen zichtbaar die klaar zijn om straks te ontluiken.

Ik word gewaar dat mijn zintuigen goed openstaan en het waarnemen veel groter is geworden. Wanneer je lang onderweg bent en hoofdzakelijk in de natuur leeft, heel dichtbij dan verscherpen de zintuigen. Zalig!!

De laatste dagen zijn er wat meer verharde wegen en dit vinden mijn voeten en beendergestel niet zo leuk. Vermoeiend zelf.

Het wordt frisser. Ik hou even een halte om mijn rug wat vrij te maken van het gewicht van de rugzak en om mijn jas aan te trekken. De natuur rond mij doet me wat denken aan Extramadura, de regio waar ik vorig jaar doorheen wandelde van Zuid naar Noord Spanje.
Ik wandel langs een kleine blokhut geplaatst voor de wandelaars. Binnenin zie ik wat telefoonnummers hangen eentje voor voeding en één voor een overnachting. Ik bel de eerste en krijg een vriendelijke man aan de lijn die me onmiddellijk probeert te helpen voor beiden. Ik ontvang zijn hulp en meld hem ook onmiddellijk dat ik vertrouw op wat mag zijn. Hij vraagt me een paar keer terug bellen. Eén, twee, drie… Ik sus hem met te zeggen “maak je geen zorgen. Weet dat ik er volledig op vertrouw dat ik een overnachting zal vinden. Ik ben iemand die aanklopt en ben dit gewoon. Je mag gerust loslaten. Dit doe ik alvast.”

Wanneer ik aankom in Montfaucon. Zie ik aan een deur een wit blad hangen met de volgende tekst ‘ “Le Refuge” Aujourd’hui nous accueillons Lyli & Christian”. In een mooi artistiek handschrift. Ik wandel verder, mijn hoofd twijfelt. Mijn lijf, intuïtie doet me op mijn stappen terug keren. Ik bel aan. Niemand antwoord. Plots hoor ik de claxon van een wagen. Een vrouw komt aangereden “zoekt u iets”, vraagt de vrouw. “Ja, ik zag het blad aan de deur en dacht ik vraag even hulp want ik zoek een overnachtings plaats.” “Oh, neen dit blad is voor onze buren ze zitten zonder verwarming en het was een grap voor hen want ze komen bij ons zich opwarmen”,deelt de vrouw. Ik begin te lachen. “Ik vind dit best wel een fijne grap en ik die dacht dat jullie pelgrims ontvangen”, zeg ik al lachend. Uiteindelijk na veel plezier samen aan de deur krijg ik een overnachting aangeboden. Ik stap het huis binnen en sta plots voor een schitterend artistiek kleurrijke schilderij. Met open mond sta ik ernaar te kijken. Iets intrigeerd me in dit werk en voel dat ik erdoor opgezogen wordt. “Waaawww, wat een prachtig werk”, zeg ik. “Dankjewel”, zegt de man dus huizes. “Is dit uw werk”, vraag ik de man. Ik ben bij de kunstenaar zelf, André Bielen.
Later op de avond mag ik zijn atelier zien en wanneer ik een 3D brilletje krijg om naar het grote kunstwerk te kijken, rollen de tranen over mijn wangen en begrijp ik wat ik gewaar werd.
Ik werd nog meer opgezogen en reisde werkelijk in het kunstwerk doorheen verschillende lagen. Amai, had ik de ruimte dan komt er zonder twijfel eentje aan mijn muur en zie ik me al zittend in een zetel uren te kijken naar dit kleurenpalet die me zal doen reizen op een totaal andere manier.

We hebben samen een heel fijne en vrolijke avond en dat met landgenoten in Montfaucon.

Hier nog beelden

Hier een kortfilmpje

Rocamadour

Rocamadour

Een korte dag staat voor de boeg. Ik verlaat het grote kloostergebouw in
Gramat en stap richting het centrum op zoek naar een bar. Het pleintje rond de hallen ziet er verlaten uit. Twee mannen lopen naast elkaar, de ene met de handen in zijn zakken, de ander heeft zijn handen gefixeerd op oksel hoogte aan zijn dik gevulde gilet. Hun bovenlichaam ziet er van beiden gewichtig uit in vergelijking met hun lange smalle onderbenen of zou dit een optisch bedrog door de extra zakken rond hun middel; een wapen, handboeien, een matraque. Twee agenten. Ik vraag hen waar ik een café zou kunnen vinden die open is. Ze verwijzen mij richting een marktplein.

Bij het binnenstappen in het café wordt ik vriendelijke begroet door een jonge dame. “Wat wil je drinken”, vraagt ze. “Graag een koffie alstublieft”
De jonge dame ‘Hélène’ weet me te vertellen dat er heel veel huizen leegstand zijn wegens een verouderd publiek in de stad. De eigenaars zijn ondertussen gestorven of zijn gelogeerd in een woonzorgcentrum of een Epad zoals men dit hier noemt. De leegstaande woning blijven door on verdeeldheid onaangeroerd, worden niet verhuurd en verkommeren.
Vroeger werden er op het marktplein in Gramat grote beestenmarkten gehouden. Het was het middelste punt tussen de Auvergne en Toulouse. De veeboeren kwamen van her en der met hun dieren om ze hier te verkopen. Via haar delen kan ik me het leven van toen levend inbeelden.

Niet zover van het centrum van Gramat wandel ik langs een meertje en onder een lange spoorwegbrug door. De natuur heeft sedert gisteren een ander uitzicht. Lage eiken bomen staan dicht op elkander. De groene kleuren verschillen van tinten door de veel bemoste boomstammen.
Ik wandel door smalle wegjes gecreëerd door lage stenen muren die dienen voor omheining van de paardenweiden en het afbakenen van terreinen. Hier en daar zijn buizerds hoorbaar en zichtbaar. Een mystieke sfeer hangt over het landschap.
Terwijl ik verder wandel brengt de sfeer in de natuur mij tot inspiratie en komen er op een vloeiende manier woorden tot leven.

Ik blijf de GR 6 volgen richting Rocamadour waar ik van een plateau afdaal in een dal en naast een, nu al, uitgedroogde rivierbedding stap. We zijn pas eind februari en ook de bladeren liggen er verdord bij.

In een traag tempo wandel ik door het dal waarbij iedere voet langzaam in een continue beweging over de aarde streelt. Bij ieder pas wordt ik me bewuster van de omgeving. Ik voel mijn hart bonken. Een intensiteit neemt toe waarbij een diepere ademhaling noodzakelijk is. In het hart van het dal kom ik bij een ruïne terecht van een oude molen. Doorheen de immense stilte hoor ik de natuur fluisteren. Ik voel me omringd door een zacht groene mantel. In de verte hoor ik een waterstroom. Ik daal wat trappen af bekleed met varens.
Ik geraak ontroerd. Een heldere waterbedding is zichtbaar diep in de schoot van Moeder aarde. Het voelt hier heerlijk alsof de tijd is stil blijven staan.

Met een sneeuwtapijt aan sneeuwklokjes verlaat ik het dal en benader ik Rocamadour vanuit de diepe vallei van de l’Alzou.
Ik kom aan in de tegenovergestelde richting van toen mijn weg in 2017, waar ik voor de eerste keer deze prachtige bijzondere omgeving mocht ervaren.
Ik herinner me nog goed dat ik wandelde onder de sterrenhemel op het plateau en nu diep in het dal in het licht. Wat bijzonder om beide te hebben mogen ervaren en intens gewaar te worden. Hemels Aards verbonden in een continuïteit. Het oneindige.
Een kreet van een kraai weergalmt over de vallei. Ik zie zonnestralen te voorschijn komen. Het silhouet van het dorp Rocamadour komt te voorschijn in de rotswand.

Ik stijg de vele trappen naar het sanctuarium. Als ik me goed herinner zijn het er een tweehonderdtal. Ik stap de kapel binnen van Notre Dame de Rocamadour, waar een zwarte Madonna staat. De warmte van de brandende kaarsen is voelbaar bij het openen van de zware deur. Ik neem plaats op een bank en sluit mijn ogen. Wanneer ik ze terug open zie ik een boot hangen aan het plafond in de kapel en andere voorwerpen die met boten te maken hebben. Hmm, ik herinner me dit vaag van de vorige keer. Maar waarom boten terwijl de zee hier zo ver van ligt.. En dan hangt er nog wat ze hier noemen ‘de miraculeuze bel’ die wel twaalf eeuwen oud is. Ze is niet zo groot en het oudste object van het sanctuarium die getuigt van de bescherming van de Maagd Maria – wat betekent “Ster van de Zee” in het Hebreeuws – voor zeelieden in gevaar. Een muurbord geeft de data aan waarop de bel vanzelf ging tijdens de voorbeden van Maria en wanneer een mirakel gebeurde die betrekking had tot zeelieden in gevaar.
Een hoogleraar in archeologie en heilige kunst uit Toulouse en zelf religieus, heeft een paar jaar geleden de geschiedenis van de wonderen van de klok bestudeerd. Hij bleef heel voorzichtig met zijn uitspraken over de deze en stak zijn ongeloof niet onder stoelen of banken. Hij werd later op een strand ergens in Zuid-Frankrijk tijdens een storm meegenomen door een golf. Vanaf deze dag bleef de bel onaangeroerd.

Maria ‘Ster van de zee’ doet me plotseling terug denken aan het sanctuarium in Muxia ‘Nosa Senhora da Barca‘ en in Portugal, ‘Capela da Praia de Mira‘. Drie plaatsen die me geraakt hebben tijdens mijn onderweg zijn en net alle drie hebben iets te maken met water.

’s Avonds volg ik met Marc de avond gebeden, de vespers. Op het einde ontvangen we samen de pelgrimszegen. De priester laat ons de keuze om deze rechtstaand of knielend te ontvangen. Bij de vraag had ik geen twijfel, ik knielde spontaan. Marc volgde. Ik heb nu al tijdens mijn tochten verschillende pelgrimszegen ontvangen. Waarvan twee me hebben geraakt. De eerste was samen met andere pelgrims in de basiliek van Vézelay, de tweede stond ik alleen in een volle kathedraal in Gent tijdens de paasviering. Deze voelt zo bijzonder anders aan. Aan de linkerkant geknield naast een man, schouder aan schouder mogen knielen. Een krachtige ingetogen beweging. Het voelde zo evenwichtig en juist. Dankbaar voor dit moment. Dankbaar dat Marc aanwezig was en we dit samen mochten ervaren.

Klik HIER voor nog meer beelden

Klik HIER voor bewegend beeld

Gramat

Een lange ochtend babbel aan de ontbijt tafel met S. terwijl T. voor ons de tafel dekte en ondertussen in het gebouw ernaast gaan werken is.
Ons gesprek gaat over ouders en kinderen, over onze eigen niet fijne kanten die men niet altijd onder ogen durft te zien, ons gevecht met de buitenwereld die vaak een gevecht is met onze binnenwereld door een tekort aanvoelend in onszelf. Gezien willen worden, maar zodanig buiten onszelf kijken dat men niet in zichzelf ziet.
En zoals een hartsvriendin MiReille in resonantie in tijd en ruimte op haar FB pagina het volgend lied deelde..

‘your diamonds and your demons
there is a place for it all
it’s a part of you
it’s your beauty to’

“Diamonds and Demons” van Nessi Gomes

Over de bijbel… die voor mij ‘un outillé de travaille’ is, zoals men theater, dans, familie opstelling en nog zoveel meer kan hebben. Maar die voor mij iets completer is, die wanneer men er doorheen kan kijken verder dan het geschrevene het veel dieper reikt en de manier van leven beschrijft, hoe we leven en wie we zijn of geworden zijn om dan terug ons naar de essentie te brengen van wat werkelijk het leven is.
Zoals er ook andere geschriften, teksten bestaan, wijze woorden van mensen die ons voorgegaan zijn met éénzelfde weg, met de bedoeling om de mens terug te brengen naar de essentie van het BewustZijn. We hebben achter ons eeuwen aan wijsheden ontvangen, op verschillende manieren van onze voorouders, dienen we daar geen zorg voor te dragen. Ik vind van wel. Ik wens ze te eren. Ik wens de erfenis te eren. Alleen laat ik even verduidelijken dat ik het belangrijk vind om deze te eren op een kritische manier en niet alles zomaar klakkeloos wens over te nemen door gewoon te herhalen in woorden of daden. Mijn nieuwsgierigheid naar het diepere liggende, wat soms tot frustratie kan leiden bij de mensen die me omringen helpt me bij mijn kritische manier van kijken, die me verder brengt van oppervlakkig kijken naar zien. Om dan van hieruit te durven spreken.
Wel probeer ik het verder te delen via een innerlijke creatie en niet enkel door iets uiterlijk. Een innerlijke creatie die ontstaat op een mysterieuze manier in mijn diepste Zijn die via mijn gedachten en woorden zijn plaats vind in de buitenwereld.

Is het niet een vloeiende beweging tussen beiden, onafscheidelijk, oneindig waar geen begin, geen eind is waarin het middelpunt elkander raakt in hartgedragenheid.
Of daar waar men stevig geworteld is en het balans onstaat tussen het horizontale en vertikale met een hartgedragen middelpunt.
En als men het van het symbool even vergelijken met een beweging in ons lijf, in ons zijn dan deel ik graag het volgende.

Wanneer we werkelijk in ons lijf zitten. Je lijf zowel vast aanvoelt als subtiel vluchtig. Dan kan men gewaarworden dat praten vanuit een totaal ander hoek kan starten. Het stroomt letterlijk vanuit ons Sacrum naar boven, passeert de buik en krijgt kracht, via het hart en wordt hartgedragen om via onze keel geuit te worden. De klank die eruit komt heeft een basis gekregen, geworteld, gevoed en zal blijvend gehoord worden. Het is doordrenkt van leven. En laten we niet vergeten dat als we niet geworteld zijn we niet recht kunnen blijven staan in wat zo belangrijk is om verder voeding te geven aan een evenwichtige toekomst voor ons en voor alle nabestaanden. Gebeurt dit niet dan is wat men deelt zuiver lucht waarbij de klank kan vervaagd en verloren gaat. En dan is er hen die luistert. Men kan niet ontvangen wanneer men vluchtig aanwezig is. Ook hier is geworteld zijn even belangrijk om zich dan open te stellen en te ontvangen.

Ik trotseer de wind die er heerst over het landschap om wat later Marine te ontmoeten. Een fijn weerzien. We wandelen samen de weg. Marine laat me een verborgen plaats kennen net naast de GR65 in L’hôpital net vóór Issendolus. Een overgebleven ruine van een gasthuis uit de 8ste eeuw. Die in 1259 werd geschonken aan de’ orde Saint Jean de Jérusalem’ de oorsprong gaat terug naar de 6de eeuw waar gasthuizen werden gecreëerd in Jérusalem, die zorgde voor de ontvangst, verdedigen tegen het Ottomanen en zorg dragen voor pelgrims op weg naar Jérusalem. Vanuit die tijd komt de naam ‘Hospitalier’ de oorsprong komt van broeder Gérard of Gérard l’hospitalier de stichter (later werd het de ‘orde Saint Jean de Jérusalem’). Vandaar de naam die vandaag wordt gegeven aan de pelgrim die zijn weg reeds afgelegd heeft en zelf aanwezig zal zijn voor de pelgrim bv. Acceuil pèlerin in Centre Madeleine in Vézelay waar men samen zorg draagt voor pelgrims die komen overnachten in slaapzalen. De taak van de hospitalier is vooral een luisterend oor zijn, zorg dragen voor de netheid van de ruimte, het onderdak die de pelgrim ontvangt en soms- niet noodzakelijk- voedsel ontvangt. Of hen die in Saint-Jean Pied de Port in het bureau de pelgrim inschrijft, de weg wijst richting Compostella. Weet dat ‘Hospitaliers’ dit allen doen op vrijwillige basis. Een van de belangrijke doelen waarom men hospitalier wordt is terug schenken wat ontvangen geweest is onderweg.

Wanneer deze door de tijd hun functie verloren door machtspositie werden veel van deze gebouwen eigendom van instituten. Laat ik de uitspraak gebruiken ‘de ene zijn dood is de ander zijn brood’ zoveel eeuwen later helaas nog altijd aan de orde.
Nadien kom ik langs het aangenaam kerkje Saint Julien d’Issendolus. Waar een beeld staat van Sainte Fleur gekleed in de kleuren van ‘ordre de Malte’ en waar ik verneem dat ze blijkbaar de patrones is van allen die een bloemennaam dragen.

Het weer is aan het veranderen, het wordt kouder en ik heb het gevoel dat er iets in de lucht hangt. De GR65 gaat verder tussen kleine wegjes omringd door stenen muurtjes. Hier en daar kan men dolmens zien. Bij de dolmen ‘Pierre Levee’ neem ik de moed bij elkaar om mijn handschoenen uit te trekken en mijn vogel vrij te laten om hem wat van dichterbij te kunnen zien.
Mijn vest uittrekken is vandaag geen optie. Een ijzige wind perst door mijn handschoenen en mijn oren vinden het niet fijn. Voor de eerste keer wandel ik sedert le Puy en Velay een ganse dag in winterjas. Want zelfs boven in de sneeuw op de Aubrac was wollen t-shirt en sjort in de dag voldoende.

De avond nadert en gelukkig heb ik na drie weken al één uur zonlicht gewonnen.
Met dansende sneeuwvlokken die lumineus worden door het avond straatlicht eindigt mijn dag Gramat in Le Grand Couvent waar ik kennis maak met Marc, een pelgrim.

Klik HIER voor bewegend beeld

Klik HIER voor meer beelden

Rudelles

Ik steek het wegje over en klop aan de deur waar M en B hebben geslapen terwijl ik in hun huis heb overnacht. M. heeft eigenhandig het huis van de klompenmaker, met respect voor wat was en volgens de regels van de kunst samen met zijn zonen gerestaureerd en maakte er een pareltje van, net als de schuur waar ik samen met hen een ontbijt neem en waar maanden een man uit Cairo woonde.

Samen met Babine, de hond en B. die me kennis laat maken met de geschiedenis van het dorp Cardaillac en haar inwoners wandelen we naar de bakker. “Laat maar zitten”, zeg ik tegen B. “Ik schenk jullie graag en met plezier dit prachtig brood”. Een brood dat ik nog zelden zie rond en in de grootsteden. Zo eentje dat je in je armen legt en fixeer tussen pols en schouder om er met een goed snijdend mes met een stuk af te snijden. Ken je dat! Om er dan een laagje verse boter op te smeren met wat korreltjes zout. Het is alsof ik het zelf had gegeten.
Van de bakker naar het plaatselijk winkeltje. B. weet me te vertellen dat het Egyptenaren uit Cairo zijn die het openen. Wat te zien is aan hun producten die ze verkopen, ik laat me verleiden aan hun overheerlijke dadels.

Aan een brugje en net voor een stevige klim nemen we afscheid van elkander. Ik genoot van het SamenZijn en de eenvoud die er was.

De varens liggen in lagen over elkaar en vormen een bruin roest bed. De vorst en dauw zorgen voor, in samenspel met de spinnenwebben dat kralen met glinsterende waterparels over het landschap hangen. Het is vrieskou. In de verte, in het verborgen landschap hoor ik de klokken luiden in Cardaillac.
Boven aan een meer rust ik wat uit. De mist glijd over het water. Rust is voelbaar. Stilte is…. hoorbaar.
Wat een wonderlijke schoonheid.

Hier en daar mag ik herten spotten. Wanneer ze je horen rennen ze even weg en blijven dan stokstijf staan en kijken ze je aan. Dan sta ik zelf stokstijf. Maar ze in beeld nemen raar is het moment dat ze willen pauzeren.

Ik nader een kasteel. Het ziet er kolossaal uit, het kasteel van la Lacapelle-Marival. Ik ga opzoek naar een bar waar ik me wat kan opwarmen. Tevergeefs. Alles is dicht en het dorp ziet er ook weinig aantrekkelijk uit. Mijn creativiteit en verbeeldingen tovert in een mum van tijd een beeld voor mijn ogen van hoe het er zou kunnen uit zien. Kleurrijke luiken, bloemen naast de deuren, een kleurrijk terrasje. Een fiets aan de deur. Twee mensen die er staan te praten. Kinderen die tikkertje spelen. De geur van versgebakken brood…. Ik kom terug in de realiteit…. Spinnenwebben, het stof van jaren ver vult de etalage.

‘We zijn allen maar even op deze wereld, waarom zouden we er dan niet het beste van maken en aangenaam voor iedereen’, gaat er doorheen mijn gedachten.

Ik stap verder naar het volgend dorp, Rudelles en bel aan. Een man komt even aan het venster kijken. Ik zie dat hij terug keert naar binnen en een gebaar maakt naar iemand die in zijn plaats mag komen. Ik zie een vrouw moeizaam naar het venster komen. Ze gaat op krukken. ‘Alle, kon die man nu echt zelf niet het raam openen’, denk ik dan. De vrouw stuurt me wat verder. Aan de tweede deur vraagt de vrouw 100 euro voor een nachtje. Hmm, ver buiten wat mijn portemonnee kan dragen. Uit eindelijk kom ik bij S en T terecht en al snel geraken we aan de babbel. We stellen ons kwetsbaar op wat openheid creëerd naar diepe verbondenheid en voor we het goed en wel beseffen is het middernacht.

Klik HIER voor nog beelden

Klik HIER voor bewegend beeld

Hiërogliefen

Steen van Rosette

“Goedemorgen Jade goed geslapen”, vraag ik aan de gastvrouw. “Ja, hoor”, deelt de vrouw des huizes en vraagt me om even te herhalen wat ik gisteren deelde.
Ik zong gisteren avond een lied in het Portugees die ik ooit leerde tijdens de Santo Daime.
Na een warme ontvangst verlaat ik met een lichte regen Jade en Thierry richting Figeac. Ik herinner me dat Marine ergens in de buurt leeft. Marine is een Belgische die hier is komen wonen na een pelgrimstocht.
Benieuwd hoe het met haar gaat.

Aangekomen in Figeac ga ik binnen in het toeristisch bureau en vraag ik of er een ontvangst is voor pelgrims. “Alles is gesloten”, zegt de vrouw. Plots denkt de behulpzame dame aan een plaats en belt de eigenaars op. Er is een mogelijkheid na 14 uur. Ik neem het telefoonnummer mee van dd herberg om straks met hen contact te nemen.
Het is middag en ga opzoek om iets te eten, zo hoef ik deze avond niet te koken en kan ik wat aan mijn dagboek schrijven.
Ik stap een restaurant binnen op de hoek van een marktplein niet ver van het toeristische bureau.

Een ober komt naar me toe en doet wat druk. “Je kan daar aan de contoir zitten, je zal snel bediend worden. Je rugzak kan je daar in de hoek zetten, zo zal het niemand storen”,zegt de man voor ik enige tijd heb om aan te komen en te voelen. Na mijn handen te wassen en wat uitblazen deel ik aan de ober dat ik niet gehaast ben en ik liever comfortabel op een stoel zit om te eten. “Dit kan lang duren”, zegt de ober, wat verveelt met mijn behoefte. Ondertussen bestel ik iets om te drinken. Een vrouw staat op. ‘Ach, zolang was het nu ook niet’, dacht ik in mezelf. De ober laat twee mensen die na mij binnengekomen zijn de plaats innemen. Beetje verwonderd en door mijn vingers kijkend laat ik het voor wat het is. Kort erna komen twee jonge dames binnen. Une embrassade en ik zie de ober wijzen aan een volgend tafeltje die vrij komt, net naast me. Ik hoor de dames vertellen “die mevrouw is voor”. “Geen zorg “, zegt de man niet wetend dat ik het gesprek had gehoord. De ober achter het contoir had het opgemerkt. “Meneer ik zal niet verder mijn drankje opdrinken. Een keer vind ik ok. Een tweede keer is me teveel. Dit vind ik niet kunnen. A la tête du client apparament “, deel ik vriendelijk aan de man terwijl ik recht sta en mijn rugzak neem . De ober in de zaal probeert zich ervan af te maken en doet alsof zijn neus bloed. Drie mensen aan het contoir zagen het ook gebeuren en bevestigen dat dit inderdaad niet kan. Wanneer ik buiten ben en rustig opzoek ga naar een andere eetplaats, komt de ober na vijf minuten naar me toe, “Ik heb een plaats voor je”, zegt hij. “Neen, dankjewel. En ook al ruikt de keuken heerlijk. Mijn honger is gestild”,terwijl ik hem aankijk. De ober probeert zijn gedrag te verdedigen tot hij er plots uit floept, “Het zijn locals….” hoor ik hem nog zeggen. “Ach, toch nog. Je bevestigd mijn vermoeden, aanvoelen en wat ik je daarnet deelde. Was je eerlijk geweest dan hadden we nog verder in contact kunnen blijven. En had ik misschien nu op je uitnodiging ingegaan. Nu ga ik graag verder iets eten”,deel ik nog voor ik verder stap.
En ja hoor, in een andere zaak in de straat van het toeristisch bureau staat een tafeltje gedekt afsof het op mij stond te wachten en de vriendelijkheid van de obers is een warme welkom.

Kort na 14uur bel ik het nummer op van de herberg. Een vrouw neemt op. Ik stel me voor en leg uit dat ik het nummer had gekregen van het toeristisch bureau. Aan de andere kant van de lijn hoor ik, “Neen, het is niet open. Er is hier niemand. Het is niet mogelijk”. Ik werd gewaar dat ik niet welkom was.

Wat verdwaasd floreer ik door het historisch centrum van Figeac voelend wat ik zal doen, stappen of verder zoeken in Figeac. Op een plein is een museum waar ik tal van symbolen, letters zie alsook Egyptische hiërogliefen (Goddelijke woorden genoemd door de Egyptenaren) . Ik stap binnen en vraag wat er te zien is. Het museum is het geboortehuis van Jean-François Champollion, de man die in 1822 de Hiërogliefen kon ontcijferen en die hij later nog verfijnde wanneer hij van Alexandria tot Abou Simbel reisde via alle grote en bekende archeologische sites in Egypte. Een nieuwe wereld gaat open over de beschaving van Egypte na 14 eeuwen stilzwijgen.
Achter het museum het plein waar een kopij ligt van ‘steen van Rosette (=Rachid de naam van de stad waar de steen is gevonden in de Nijldelta, de monding van de de rivier de Nijl in het Noorden van Egypte).

Ik verlaat Figeac en wandel langs een winkeltje waar handwerk wordt verkocht gemaakt door plaatselijke bewoners. In de vitrine valt een dun boekje van gerecycleerd handgeschept papier met een kaft van rode rozen me op. Een grote man, met krullend haar, een gevulde baard en prachtige blauwe ogen zit manden te vlechten op de stoep. Zo van die haren waar je zin zou krijgen om er je vingers door te halen. Hij komt me vergezellen in de winkel. “Mag ik even dit schriftje zien”, vraag ik de man. “Daar zijn er nog”, zegt de man wijzend naar een kastje. Wanneer ik zie dat het schriftje in waaiervorm is, is er voor mij geen twijfel. Dit wordt mijn volgende pelgrimspaspoort richting Egypte, Nag Hammadi.
Nicola, de man die me besteld heeft me zijn visitekaartje in geval ik niets zou vinden om te overnachten. Zijn blauwe ogen blijven nog wat nazinderen.

Ik wandel nog verder naar Cardiallac waar ik aankom in het donker. Aan een gesloten plaatselijk winkeltje. Wandelt een man mijn richting uit. “Dag meneer, kent u iemand me zou kunnen onderdak bieden voor deze nacht.?” “Ja, ik zeg de man. We zijn wel aan het bivakkeren momenteel omdat ik in huis een kachel aan het instaleren ben” Hij vergezeld me naar zijn huis. Laat me kennismaken met zijn vrouw terwijl hij terug vertrekt voor een avondje bridgen.

Een half uur later zit ik met zijn vrouw in hun slaapkamer op bed te kijken naar een muziekprogramma. Ik in mijn slaapzak, zij onder haar polar deken. “Awel ik had nooit gedacht dat ik ooit op mijn tocht ergens zo zou ontvangen worden om een half uur nadien samen onder een dons te zitten kijkend naar ‘Les César’. We beginnen te lachen. Zo eenvoudig kan de mens in verbondenheid zijn met elkander.

Op een nachttafel naast mijn bed, een boek over Egypte.

Klik HIER voor afbeeldingen

Klik HIER voor bewegend beeld

Timpaan

Église Sainte Radegonde, À Saint Felix

Ik verlaat Decazeville met een heerlijke zonnestralen voelbaar in mijn rug. Het duurt echter niet lang wanneer ik mijn handschoenen mag aantrekken en grijze wolken voorbij trekken. Daar waar ik in de Aubrac op 1300m in sjort rondliep draag ik sedert ik de Lot ingestapt ben een wintervest. Wat een verandering.

Sedert twee dagen wandel ik regelmatig op asfalt, naar mijn zin wat teveel. En dit laten mijn voeten en benen me duidelijk weten.

De eerste lentebloeiers beginnen te ontluiken. Ik wandel door slapende dorpjes. Van ‘l’eglise Saint-Michel’ in Montredon langs ‘ la chapelle Sainte Marie-Madeleine’ uit de 12de eeuw met een nog goed bewaard gebleven muurschilderij. Aangekomen aan de kapel sta ik voor een gesloten deur. Ik ga opzoek naar de sleutel. Ik klop aan een huis. Iemand roept “kom binnen!” Ik open de deur. Een vrouw komt wat recht zitten in haar zetel, “Dag mevrouw, ik had heel graag de kapel bezocht binnenin. Weet u waar ik de sleutel zou kunnen vinden?” “Ja, hier”, zegt de vrouw terwijl ze moeizaam uit haar zetel komt. “Vind je het ok dat ik de sleutel meeneem. Ik breng deze ook terug en zal ervoor zorgen dat ik heel goed de deur sluit”. Tien minuten later sta ik in deze kleine goed bewaarde kapel.
Bij het terug dragen van de sleutel deelt de vrouw met een blij open gezicht “je bent de eerste die dit jaar de kapel bezoekt en dit terwijl we binnenkort ons eerste klein kind verwachten.” “Och, wat een fijn nieuws en binnenkort zet ik mijn weg verder op de voetsporen van Maria-Magdalena in Egypte”. ” Ga je naar Egypte? Wil je voor ons bidden dat alles goed verloopt bij de bevalling. Je zal ons geluk brengen.”, zegt de vrouw. Zal ik zeker doen. Jullie zullen aanwezig zijn tijdens mijn onderweg zijn. We wuiven naar elkaar. Ik stap verder en de vrouw verdwijnt achter haar deur.

Wat is het fijn om zoveel te mogen ontvangen op mijn weg en me laten te doordringen van het leven. Gewoon zijn, in beweging zonder vaste keuzes. In de flow.

Moe en voldaan kom ik aan in Saint-Felix aan een Romaanse kerk met een prachtig tympaan waar Adam en Eva worden afgebeeld met een boom en slang tussen hen.

Mijn avond eindigt bij Thierry en Jade n’a ern heetlijke soep en omelet en een spelletje dammen met een waardige tegenstander.

Klik HIER voor meer beelden

Klik HIER voor bewegend beeld