de buizerd en de ander

dav

‘Hoi Jasmine, gisteren kwam er plots een pakje uit België in de brievenbus terecht. Ik ben hem nu aan het lezen onder onze cypres in de tuin, heerlijk weertje. Het is een prachtig boek, ik ben helemaal mee op weg, bedankt, het doet mij goed te lezen in je boek dat er mensen zijn die bewust zijn van de kracht van verbinding, van openheid, het doorbreken van je grenzen, in harmonie met zichzelf en de omgeving. We zijn nooit alleen op ons onderweg zijn. Nogmaals bedankt voor dit moment van puur leesgenot en achteraf nog tijd voor bezinning en als fervente wandelaar, nog een avondwandelinggetje en meditatie erboven op.’
‘Het boek kwam toe op het juiste moment. Je hebt talent om jouw lezer in de juiste sfeer, energie en vibe te brengen, dat is echt een gift.’- Griet

“Ik wil je vertellen dat ik genoten heb van jouw boek. Jouw manier om jouw stapervaring, jouw gedachten, ontmoetingen, keuzes, gevoelens,… te delen. Zonder daarbij te langdradig of teveel in ‘therapeutische verklaringen’ te gaan. Discreet. Alhoewel sommige passages hier en daar mijn nieuwsgierigheid opwekten. 😉
Ik vind het een mooi boek. Mooi in zijn vorm. Zo zacht om aan te raken, een genot om het in handen te hebben, open te slaan en te beginnen lezen. Die ‘soft cover’ is écht een goeie keuze 🙂 Mooi binnenin qua lay-out, foto’s, tekeningen. “De schoonheid van jouw ervaringen in schone vorm naar buiten gebracht”, dacht ik zo.
Ik vind het een heel geslaagd, betekenisvol project.” – Christel

‘Genoten van jouw tentoonstelling van foto’s en tekeningen en ook van de sculpturen… Jouw werk raakt me bij momenten zo diep, ik voelde meermaals de emoties opborrelen en… tot mijn verbazing, naarmate ik het einde van het gallerijtje naderde, voelde ik me meer en meer ‘gewassen’… wat ’n prachtig zuiverend effect voor mij van jouw werk’ – Danielle

‘Jasmine, ik lees graag in je boek, telkens weer ben ik benieuwd : “waar zou ze vanavond slapen”? En geleidelijk aan, besef ik wat een avontuur je bent aangegaan, de ontmoetingen, het aankloppen voor een hongertje, dorst, een bed voor de nacht… Een grote onbevangenheid, vertrouwen en openheid komt me tegemoet als ik door je belevenissen struin! Dank je wel, deugddoend!’ – Tania

“Votre livre est très beau… Bien écrit, intéressant, de belles photos et une belle présentation. J’espère pouvoir vous soutenir dans vos objectifs en faisant mon possible pour en vendre. J’essaie de consacrer un peu de temps à la promotion!
Je vous souhaite bien du succès, beaucoup de courage à ces personnes que vous voulez aider. Soyez heureuse!” – Joëlle

De Ourthe

wp-image-336322105jpg.jpg

Je me plais bien au bord de l’Ourthe. Je suis un sentier direction La Roche. Celui-ci se situe sur l’autre rive et là où passe la GR57. Les canards continuent de flotter calmement lorsque je suis à un demi-mètre d’eux.

Des obstacles m’obligent à marcher sur des rochers se trouvant dans l’eau et de quitter le sentier de terre. Beaucoup d’arbres renversés empêchent le passage, il faut alors choisir: monter et descendre où ramper. Mettre et enlever et remettre le sac à dos… il m’arrive même d’oublier que je le porte sur mon dos, mais heureusement je m’en tire avec juste un peu de peur. Des racines glissantes. Mauvaises estimations de ma longueur de jambes… Un sentier d’aventures, comme si je parcourais un quatre cent mètres haies. Le chemin exige une certaine vigilance. Je prends les obstacles un par un, sans trop de réticences et sans trop d’efforts, tout calmement, c’est presque un jeu. Après deux heures de marche j’ai à peine trois kilomètres dans les jambes. Les mûres me reluquent. Après que Véronique m’ait raconté que les renards aiment les mûres, qu’ils urinent dessus, et qu’il est aujourd’hui défendu de les cueillir pour ne pas propager des maladies, je me retiens. Deux organes atteints par un parasite m’ont suffi. Je les laisse pour ce qu’elles sont et laisse de bon cœur leurs friandises aux renards.

À un certain moment je suis obligée de traverser l’Ourthe car il n’y a plus de passage accessible. Je traverse à contrecourant et espère réussir à me tenir debout. L’eau me rentre dans les souliers. Mon pantalon ne reste pas sec. Au milieu de la rivière j’admire la beauté qui m’entoure. Une oasis de repos.

Réussi. J’ôte mes chaussures, essore mes chaussettes, sèche mes semelles. Pendant ce temps je récupère un peu et mon estomac me demande de la nourriture.

Plus loin, de retour sur la GR57, deux jeunes sur la rive, Julie et Arnaud. Julie a un raton-laveur avec elle. L’animal a atterri un jour sous leur voiture et depuis il est devenu leur compagnon. Quel animal intelligent. Ses petites pattes ressemblent à des doigts et il sait, avec beaucoup d’agilité, charmer Julie.

À Maboge j’ai des doutes sur l’hébergement. La désobligeance de la femme ainsi que le fracas me font choisir de continuer plus loin. Il est presque vingt heures et le soleil du soir est presque disparu derrière les collines. Empruntant une pente de dix-huit pourcent au trot, je me dirige vers La Roche. Je rencontre un cerf… et encore un… cela me redonne du courage. Le soleil est presque couché. Il colore encore les troncs d’arbres de différents tons rougeâtres, comme si le bois était en flammes. Le ciel se colore de teintes mauves et roses. Le soir tombe. Le silence dans le bois est autre que celui du matin. J’arrive juste avant la nuit à La Roche. Je m’endors au-dessus d’une écurie.   

GPX Bestand Engreux – Maboge

La Roche

Ik heb het best wel naar mijn zin aan de oevers van de Ourthe. Ik volg een pad richting La Roche aan de andere kant van de rivier, waar de GR57 ligt. De eenden blijven rustig drijven wanneer ik op een halve meter afstand van hen sta. Hindernissen dwingen me ertoe om van de aardeweg af te wijken en rotsen in het water te bewandelen. Veel ontwortelde bomen verhinderen de doorgang, en dan is het of klimmen en dalen, of kruipen. Rugzak af, op, af… het gebeurt zelfs dat ik vergeet dat ik hem op mijn rug draag en dan kom ik er gelukkig met de schrik vanaf. Gladde wortels. Verkeerd inschatten van mijn beenlengte… Een avontuurlijk pad, alsof ik een vierhonderd meter hordenloop doe. De weg vraagt een zekere waakzaamheid. Eén voor één neem ik de obstakels aan zonder tegenzin en zonder teveel inspanning, in alle rust, het is bijna een spel. Na twee uur stappen heb ik amper drie kilometer in de benen. Braambessen staan naar me te lonken. Nadat Veronique me wist te vertellen dat vossen graag braambessen lusten, ze erop urineren, en er daarom een verbod is gekomen ze te plukken wegens het verspreiden van ziektes, moest ik toch wel even slikken. Twee aangetaste organen door een parasiet zijn wel voldoende geweest. Ik laat de bramen voor wat ze zijn en gun de vossen deze lekkernij.

Op een gegeven moment ben ik genoodzaakt de Ourthe over te steken omdat er geen doorkomen meer aan is. Tegen de stroom in, ga ik er tegenaan in de hoop dat ik recht blijf. Het water loopt in mijn schoenen. Mijn broek blijft niet droog. Middenin de rivier sta ik te kijken naar de schoonheid rondom mij. Een oase van rust. Gelukt! Ik doe mijn schoenen uit, kousen worden uitgewrongen, zolen worden gedroogd. Ondertussen recupereer ik wat en vraagt mijn maag naar voedsel. Verderop terug op de GR57 zitten twee jongeren aan de oever, Julie en Arnaud. Julie heeft een wasbeer bij zich. Het dier was onder hun wagen terecht gekomen, sedertdien is het hun metgezel geworden. Wat een slim dier. Zijn kleine poten zijn net vingers en hij weet met een behendigheid Julie in de ban te krijgen.

In Maboge is er twijfel voor overnachting. De onvriendelijkheid van de vrouw in de gîte en de luidruchtigheid doen me beslissen om verder te stappen. Het is bijna twintig uur en de zon verdwijnt achter de heuvels. Met een klim van wel achttien procent en in draf vertrek ik richting La Roche. Een ontmoeting met een ree… en nog één… geeft me moed. De avondzon is bijna verdwenen. Ze kleurt de boomstammen in verschillende tinten rood en oranje, alsof het bos in vuur en vlam staat. De lucht krijgt paarse en roze schakeringen. Het wordt donker. De stilte in het bos voelt anders aan dan ‘s morgens. Nog net voor de zon volledig ondergaat, kom ik aan in La Roche. Boven een paardenstal val ik in slaap.

 

La Roche

Zwembroekje-Maillot de bain

wp-image-1014753798jpg.jpg

Une forêt de conifères. Un cours d’eau. Le cri de la buse. Un jeu d’ombre entre les arbres. Des feuilles qui dansent. Un doux lit de mousse. Accroupie et immobile je filme une plume blanche. J’entends des pas. Prudemment et en essayant de ne pas faire de bruit, je me retourne.

“Bonjour”, me dit une voix ferme. Un doux visage me regarde. L’homme au maillot de bain rencontré hier en cour de route. Je suis confuse. Comment est-ce possible. Plus tard je regarde mon film. En effet le même homme. En pensée j’essaie de le situer, un berger, un pèlerin, un… un être humain.

Une ampoule sur mon talon demande mon attention. Mes chaussettes sont usées jusqu’au fil. Elles ont pris soins de mes pieds pendant plus de trois mille kilomètres. Le temps est venu d’en mettre des nouvelles.

Treize heures. Devant moi le mémorial Mardasson. Un endroit de commémoration  important, avec une crypte décorée par Ferdinand Léger, un des plus grands peintres français du vingtième siècle. Avec trente-cinq degrés à l’extérieur je recherche la fraicheur au ‘Bastogne War Museum’, un mémorial de la deuxième guerre mondiale vu à travers la Bataille des Ardennes.

Une heure plus tard, direction Bastogne. À part mon ravitaillement, et la visite du musée, il n’y a pas grand-chose à faire, à l’exception des magasins.

Grace à Sylvie, je m’endors en admirant le ciel étoilé sous la grande coupole du petit séminaire, de l’ancienne abbaye.

GPX Bestanden Villers-La-Bonne-Eau – Bourcy

Zwembroekje

Een naaldbos. Een riviertje. Het gekrijs van de buizerd. Een schaduwspel tussen de bomen. Dansende bladeren. Een zacht bed van mos. Gehurkt en niet bewegend maak ik een filmpje van een witte pluim. Ik hoor stappen. Voorzichtig en zo stil mogelijk kijk ik op. “Bonjour”, hoor ik met een al meer zelfverzekerde stem. Een zacht gelaat kijkt me aan. De man met het zwembroekje die ik gisteren op de weg heb ontmoet. Ik raak in de war. Euh, hoe is dit mogelijk? Later bekijk ik mijn filmpje. Inderdaad dezelfde man. Mijn denken probeert het in vakjes te plaatsen: een herder, een pelgrim, een …. een mens.

Een blaas op mijn hiel vraagt mijn aandacht. Mijn kousen zijn versleten tot op de draad. Meer dan drieduizend kilometer hebben ze goed zorg gedragen voor mijn voeten. Tijd voor andere. Dertien uur. Vóór mij het Mémorial du Mardasson. Een belangrijke gedenkplaats met een crypte versierd door Ferdinand Léger, één van de belangrijkste Franse schilders van de twintigste eeuw. Bij vijfendertig graden zoek ik de koelte op van het ‘Bastogne War Museum’, een herdenkingscentrum gewijd aan de Tweede Wereldoorlog, met als focus de Slag om de Ardennen.

Na veertien uur, richting Bastogne. Behalve winkels om proviand te zoeken en een museum valt hier verder niets te beleven. Onder een grote koepel, in het kleine seminarie, in de vroegere abdij, val ik in slaap met zicht op de sterrenhemel. Bedankt Sylvie.

 

 

Le Noble Silence/Nobele stilte

wp-image-1985994360jpg.jpg

En faisant signe de la main je quitte la maison de Françoise et Antoine. Je repars vers l’église de Saint-Donat. Les sauveurs (personnes qui viennent en aide aux pompiers quand ceux-ci ne parviennent pas à atteindre un certain endroit) font des exercices. Sur le sol de nombreux mètres de corde, des mousquetons, des câbles…

Direction Houffalize par la GR15, jouant avec la frontière Belgique-Luxembourg. Je demande au facteur quelle route suivre pour quitter la ville. “Tout droit, au feu à droite, au rondpoint à gauche et puis…” Un peu plus loin un homme crie: “Vous y allez ou vous revenez?” Je me retourne, “Oh, j’y vais, j’en viens, j’en viens, j’y vais. Une continuité. Le chemin ne s’arrête jamais monsieur.” Je lève la main et lui fait signe. Je traverse plusieurs villages. Beaucoup de grandes fermes sont restaurées.

Dans le bois règne un silence immense. Le ‘Noble Silence’ continue. Il n’y a pas âme qui vive. Une plaine ouverte. Le soleil est haut, la chaleur de la terre reflète sur ma peau. Un champ de fougères. Je ferme les yeux et fais le silence en moi. Je sens mes pores s’ouvrir, une piqure sur mon mollet me démange, les bretelles de mon sac à dos frottent sur ma peau. Le bruit des criquets. Les muriers et les différents conifères répandent une agréable odeur douce. Un souvenir. Le sud de la France, la France dans mon propre pays. Au loin, derrière moi l’église Saint-Martin de Arlon est encore visible. Une église identique se trouve à Ostende. Les deux furent construites sur ordre du roi Léopold II et évoquent les deux points extrêmes du pays. Un lièvre saute dans ma direction. Je reste sur place, jusqu’à ce que le lièvre me remarque. Avec son petit derrière pelucheux il saute en l’air, fait un quart de tour et disparait à toute vitesse dans le bois. Il y a aussi une martre. Encore une heure de marche pour atteindre Martelange.

Enfin un premier établissement où on peut boire. Il est six heures moins le quart, le soleil commence à se coucher. Deux voitures. Un grand parking. À la fenêtre la pancarte ‘ouvert’.

Ouf! Je vois déjà un grand verre frais devant mes yeux… à l’intérieur des chaises noires brillantes. Une femme moitié-nue. Un homme au comptoir. À l’étage j’entends le plancher craquer. Ce n’est pas un café, pas une brasserie… un bar. Je sors mon journal. Une femme à moitié nue me sert calmement un verre de jus de fruit. Sa peau à l’air jeune, ses gestes sont doux. Pas banal un pèlerin qui écrit son journal dans un salon de prostitution. Mes jambes et mon corps sont contents de se reposer un peu.

À Martelange je passe devant une maison dont la porte d’entrée est ouverte. Le bruit de la vaisselle. Je fais un pas en arrière et suis mon intuition. Une question, y a-t-il encore un couvent dans les environs où je pourrais passer la nuit. Une invitation spontanée s’en suit. Je reste en compagnie de Véronique et Daniel dans la cuisine jusqu’à minuit. La conversation est intense et intéressante. Merci de votre franchise.

GPX Bestanden Arlon – Martelange

Nobele Stilte

Al zwaaiend verlaat ik het huis van Françoise en Antoine. Terug naar de kerk van Saint-Donat. Les sauveurs, de mannen die in noodsituatie de brandweer bijstaan op plaatsen waar de brandweer niet bij kan, zijn aan het oefenen. Op de grond, meters touwen, karabijnhaken, kabels…

Via de GR15 richting Houffalize, spelend met de grens België-Luxemburg. Aan een postbode vraag ik de weg om de stad te verlaten. “Rechtdoor, aan de lichten rechts, rondpunt links, et puis…” Verderop roept een man: “Vous y allez ou vous revenez?” Ik draai me om, “Oh, j’y vais, j’en viens, j’en viens, j’y vais. Une continuité. Le chemin ne s’arrête jamais, monsieur.” Ik steek mijn hand op en zwaai. Ik kruis een paar dorpen. Veel grote gerestaureerde hoeves.

In het bos heerst en immense stilte. Le ‘Noble Silence’ continue. Geen mens te zien. Een open vlakte. De zon staat hoog, de warmte van de aarde straalt op mijn huid. Een veld van varens. Ik sluit mijn ogen en maak het stil in mij. Ik voel mijn poriën die zich openen, een beet op mijn kuit jeukt, mijn rugzakriemen schuren langs mijn huid. Het geluid van krekels. De braambesstruiken en de naaldbomen verspreiden een aangename zoete geur. Een herinnering. Zuid-Frankrijk, Frankrijk in eigen land. Achter mij in de verte is de kerk van Saint-Martin in Arlon nog zichtbaar. Een identieke kerk staat in Oostende. Beiden werden gebouwd in opdracht van Koning Leopold II en verwijzen naar de twee uitersten in ons land. Een haas huppelt in mijn richting. Ik bevries, tot de haas me plots ziet. Met zijn pluizig kontje omhoog, springt hij een kwartdraai in de lucht en verdwijnt met snelheid het bos in. Ook een marter is van de partij. Nog ongeveer een uur te wandelen naar Martelange. Eindelijk een eerste drankgelegenheid. Het is kwart over zes, de zon gaat stilletjes onder. Twee wagens. Een grote parking. Aan een venster hangt ‘ouvert’. Oef! Ik zie al een groot fris glas voor me staan. Binnen blinkende zwarte stoelen. Een vrouw halfnaakt. Een man aan de toonbank. Boven hoor ik de vloer kraken. Geen café, geen brasserie… een bar. Ik haal mijn dagboek boven. De halfnaakte vrouw serveert me in alle rust een glas fruitsap. Haar huid ziet er jong uit, haar gebaren zijn zacht. Niet alledaags: een pelgrim die haar verhaal schrijft in een huis van plezier. Mijn benen en mijn lichaam zijn blij even te mogen uitrusten.

In Martelange kom ik langs een huis waar de voordeur open staat. Het geluid van de afwas. Ik neem één stap terug in achterwaartse richting en volg mijn gevoel. Ik vraag of er nog een klooster in de buurt is voor een overnachting. Een spontane uitnodiging volgt. Tot middernacht zit ik met Veronique en Daniël in de keuken, intense en rijke gesprekken. Bedankt voor jullie openheid.

 

 

Klavertje vier/Trèfles à quatre feuilles

wp-image-1324149651jpg.jpg

Après la forte pluie d’hier et quelques préparations, c’est seulement aujourd’hui que je reprends le train vers Messancy. Une charmante accompagnatrice de train me fait savoir, à hauteur de Namur, qu’il est préférable de descendre à Libramont pour éviter la longue attente du prochain train à Arlon.

Messancy. Avec quarante jours d’intervalle – et pourtant c’est comme si c’était hier – je continue mon parcours. Que représente le temps lorsqu’on peut ressentir ces choses? Une chose qui a changé durant cette période, c’est la nature. D’autres fleurs qui fleurissent, les champs de blé sont fauchés, le maïs a pris de la hauteur… des dahlias, tournesols.

À mes pieds d’innombrables trèfles. Ils me ramènent dans le temps, me rappellent la méditation de la semaine dernière, assise sur un banc avec plein de trèfles aux alentours. Une compagne de classe passe devant moi. Elle regarde le sol. Fait un pas en arrière. Se penche vers le sol, tend la main. Elle sourit. Dans sa main un trèfle à quatre feuilles.

À cet instant j’ai pensé à tous ces gens autour de moi qui cherchent le bonheur, le bonheur rempli d’espoir pour l’avenir.

Des espérances qui peuvent mener bien des gens vers l’isolement, la solitude, la douleur, la peine…, on peut chercher le bonheur pendant des heures, des mois, des années, bien souvent avec beaucoup de gaspillage d’énergie. Passer à coté de la joie du moment, à l’endroit où on est, où on se trouve. Le bonheur est si proche… ne cherchez pas trop loin… il est à portée de mains, dans chacun d’entre nous. Et ce bonheur-là est divisible à l’infini et vous donne tellement de joie.

Cet instant, là-bas sur ce banc…tout simplement ‘Être’ m’a permis de voir son bonheur. Une petite plante verte nous a procuré la sensation de bonheur, de joie et elle nous a relié l’une à l’autre.

Un garçon en bicyclette descend le pont à toute vitesse. Il freine de toutes ses forces. “Bonjour madame. Vous savez où il y a un Pokéstop?” “Non, mon garçon.” “Bonne journée, madame”, et il continue sa route avec enthousiasme. Surprise je regarde autour de moi tout en haussant les sourcils. La manie Pokémon.

Arlon. Quelqu’un me dirige vers Saint-Donat, une église, datant de l’ère Celtique, où habite l’abbé Hanzen, qui pourra peut-être m’aider à trouver un logement pour cette nuit. Il n’y a personne. Saint-Donat est le point culminant d’Arlon. J’y assiste à un resplendissent coucher de soleil sur toute la vallée. La vue s’étend à l’infini. Antoine continue de m’aider dans ma recherche et me guide à travers une partie de la ville. Cet homme dégage un calme énorme.

Finalement je termine la soirée chez lui. En compagnie de sa femme Françoise, nous passons une agréable et joyeuse soirée. Encore un cours de photographie intensif pour apprendre à Antoine à mettre deux personnes en image dans une petite pièce.

GPX Bestanden Chatillon – Arlon

Klavertje vier

Na de hevige regen van gisteren en nog wat voorbereidingen, vertrek ik pas vandaag met de trein terug naar Messancy. Een lieve treinbegeleidster in Namen weet me te vertellen dat ik het best in Libramont uitstap wegens langdurig wachten in Arlon voor de volgende trein.

Messancy. Met veertig dagen ertussen – en toch voelt het aan alsof het gisteren was – stap ik verder. Wat betekent tijd wanneer je dit mag beleven en voelen? Wat wel in tijd veranderd is, is de natuur. Andere bloeiende bloemen, afgemaaide graanvelden, hoge maïs… Dahlia, zonnebloemen. Aan mijn voeten ontelbare klavertjes. Ze brengen me eventjes terug in de tijd, toen ik vorige week op een bank zat te mediteren met aan mijn voeten talrijke klavertjes. Een medestudente wandelde me toen voorbij, keek naar beneden, nam een stap terug, boog voorover en stak haar hand uit. Ze glimlachte. In haar hand een klavertje vier. Ik dacht toen aan de vele mensen rondom mij op zoek naar het geluk, geluk gevuld met verwachtingen voor de toekomst. Verwachtingen die mensen in isolatie kunnen brengen, eenzaamheid, verdriet, pijn… Uren, maanden, jaren kan je hier naar op zoek gaan. Vaak veel verloren energie… Het geluk van het moment voorbijlopen, daar waar je bent, waar je staat. Het geluk is zo dichtbij… je hoeft het niet ver te zoeken… het is in elk van ons… en dit geluk is zo oneindig deelbaar. Je ontvangt er zoveel vreugde van. Dat moment, daar toen aan het bankje. Gewoon door te ‘Zijn’, had ik het geluk haar geluk te mogen zien. Een klein groen plantje dat ons het gevoel van geluk en vreugde in verbinding bracht.

Een jongen op de fiets rent de brug naar beneden. Slaat zijn remmen toe. “Bonjour madame. Vous savez où il y a un Pokéstop?” “Non, mon garçon.” “Bonne journée, madame”, en hij rijdt enthousiast verder. Verbaasd kijk ik rond mij, mijn wenkbrauwen rollen naar boven tot mijn eurocent valt. De Pokémonrage. Arlon (Aarlen). Iemand verwijst me naar Saint-Donat, een kerk uit de Keltische tijd, waar l’Abbé Hanzen woont, die misschien kan helpen met een overnachting. Niemand thuis. Saint-Donat is het hoogste punt van Arlon. Een prachtige avondzon is te zien over de hele vallei. Het zicht reikt oneindig ver. Antoine helpt me verder zoeken en gidst me persoonlijk door een deel van de stad. De man straalt een enorme rust uit.

Uiteindelijk eindig ik de avond bij hem thuis. Samen met zijn vrouw Françoise hebben we een fijne, vreugdevolle avond. Nog even een spoedcursus fotografie om uit te leggen aan Antoine hoe je in een kleine plaats twee mensen op het beeld kan krijgen.

   

 

 

De punker

 

Jasmine Debels (1 van 1)

De Sint-Jacobskerk Gent. Zeventien uur, de eerste stoelen worden ingenomen voor de misviering in het Gentsch. Een maximum aan stoelen wordt bijgezet. Als vrijwilliger van de Jakobus cultuurkerk draag ik tijdens de Gentse Feesten het kostuum van de ‘Garde suisse’ of de kerkbaljuw. Dat is de persoon die vroeger met zijn staf op de grond tikte wanneer mensen moesten opstaan tijdens een viering. Volgens verhalen die ik hier hoor kon hij ook met de punt van zijn staf in de zij van iemand prikken als er werd gebabbeld… Gelukkig is dat een taak die ik niet op mij neem. Ik maak gebruik van een oude gordijnroede die ik ergens gevonden heb in een verborgen hoekje van de sacristie. Er hangt een zwart zakje aan te bengelen, dat ik laat vullen met vrijwillige bijdragen tijdens de concerten, om het mogelijk te maken om verder kunst in de kerk te brengen. Een knipoog en mijn glimlach vergezellen mijn gehuurde carnavalspak.

Wanneer ik in de middenbeuk van de kerk wandel, ben ik verwonderd over hoe mensen hier nog op reageren: draagbare telefoons verdwijnen onmiddellijk in de broekzakken, mensen doen non-verbaal teken wanneer iemand aan het praten is, strenge blikken wanneer ik anderen het zwijgen niet opleg. “De kerk gaat erop vooruit. Een eerste vrouwelijke ‘pekker’”, wordt me in het oor gefluisterd. Het roept veel herinneringen op bij bezoekers en regelmatig word mij gevraagd om te poseren voor de foto. De kerk vult zich, al meer dan zeshonderd mensen hebben plaats genomen. Op de eerste rij is nog een stoel vrij, ik vraag een bejaarde vrouw of ze deze plaats wenst. Ze schudt van neen. Naast haar een man, blootsvoets, gescheurde ongewassen kledij… net als mijn eigen outfit, niet iets wat je courant tegenkomt in de kerk. We zijn dus op dat vlak niet zo verschillend. “Zou jij daar graag zitten? Maar dan wel de hele misviering”, stel ik de man voor. “Oh, ja, mag ik?”, zijn vreugde is zichtbaar en ik vergezel hem tot aan de stoel. Een andere man komt naar me toegelopen, piekfijn uitgedost en fluistert iets in mijn oor. “Hij is al in twee kerken buiten gevlogen. Hij mag niet blijven.” Ik maak duidelijk dat er hier geen reden toe is, “Oh, zet hem dan daar”, terwijl hij wijst naar de zijbeuk. “Neen, dat doe ik niet”, meld ik.

De viering begint. Ik observeer de mensen rond de man. Als de ogen hier nu zouden spreken vrees ik geen goede afloop. Mijn aandacht gaat naar een baby die aan het huilen is. De mama probeert de baby tot rust te brengen. Een teder gebaar. Het wordt stil in de kerk. De man haalt zijn paternoster uit zijn zak en begint te bidden. Af en toe rolt een traan over zijn wang. Ingetogen volgt hij verder de mis. Tijdens de communie kijkt hij de mensen aan en knikt met zijn hoofd als teken van goedendag, hij dankt mensen, lacht naar hen. Eén van de weinige personen waarbij blijheid te zien is. De mannen rond hem raken ontroerd. Verbinding. Tijdens het gebed sta ik naast hem en we geven elkaar de hand. Hij kijkt me aan met een glimlach. Hij wordt emotioneel. Na de viering is hij in alle stilte verdwenen.

Twee dagen later ontmoet ik hem terug aan de kerkdeur. Een mengelmoes van sterke geuren komt onder mijn neusvleugels. Hij kijkt me lachend aan: “‘t Zal voor nu niet zijn, hé! Het zou niet goed komen.” We schudden elkaar de hand. Ik geef hem een schouderklopje: “Dat denk ik ook niet”, en knipoog. “Wat wil je, éénmaal een punker altijd een punker”, terwijl hij zwaait en weer verdwijnt richting het terras van l’Enfant Terrible. Zo terrible is hij nu ook weer niet.

Punk

L’église Saint-Jacques de Gand (Gent). Dix-sept heures, les premières places sont prises pour la messe en gantois. Un maximum de chaises est ajouté. Comme volontaire de ‘Jakobus cultuurkerk’ (église culturelle) je suis, durant les fêtes gantoises, habillée en ‘Garde Suisse’ ou bedeau. C’est un personnage qui d’antan, frappait le sol de son bâton quand les gens devaient  se lever durant le service. Selon les histoires qu’on me raconte ici, il pouvait aussi, de la pointe de son bâton, piquer quelqu’un dans son coté lorsque celui-ci bavardait. Heureusement ceci n’est pas une tâche que j’ai à remplir et je me sers d’une vieille tringle à rideau, trouvée dans un coin perdu de la sacristie. Un sac noir est fixé à l’extrémité du bâton que je tends au  public, pour le laisser remplir de contributions bénévoles. Ceci permet de continuer à apporter de l’art dans l’église. Un clin d’œil et un sourire accompagnent mon costume de carnaval loué. Lorsque je me promène dans la nef, je suis surprise de voir le nombre de gens qui réagissent encore à la vue du bedeau, les téléphones portables disparaissent tout de suite dans les poches de pantalons, d’autres font des signes à ceux qui parlent, et des regards sévères lorsque je n’exige pas le silence.

On me chuchote à l’oreille, “l’église fait des progrès. Un premier bedeau féminin.” Cela évoque de nombreux souvenirs aux visiteurs et je suis régulièrement photographiée.

L’église se remplit, déjà plus de six cents personnes ont pris place. Au premier rang, il y a encore une chaise libre, je demande à une femme âgée si elle veut cette place. Elle me fait signe que non. À ses côtés un homme, pieds nus, des vêtements sales et déchirés… et comme ma propre tenue, chose pas très courante dans une église. Sur ce point nous sommes donc assez semblables. Je lui demande “Voudrais-tu t’asseoir là? Mais bien entendu pour toute la durée de la messe.” Il me réponds “Oh oui, je peu?”, sa joie est visible et l’accompagne jusqu’ à la chaise. Un autre homme impeccablement habillé vient à ma rencontre et me souffle à l’oreille “Il a déjà été expulsé de deux églises. Il ne peut pas rester.” Je lui fais comprendre qu’il n’y a aucune raison pour cela. “Eh bien mettez-le alors là” me montrant du doigt l’extrémité de la nef. “Non, je ne fais pas cela”, lui dis-je.

Le service commence. J’observe les gens aux alentours de l’homme. Si les yeux parlaient maintenant je craindrais pour le déroulement. Je tourne mon regard vers un bébé qui pleure. La maman essaie d’apaiser son bébé. Un geste tendre. Le silence s’installe dans l’église. L’homme sort son chapelet de sa poche et commence à prier. De temps à autre une larme coule le long de son visage. Recueilli il suit la messe. Durant la communion il regarde les gens, hoche la tête en signe de bonjour, les remercie, leur sourit. Une des rares personnes montrant de la joie. Les hommes autour de lui sont émus. Connexion. Durant la prière je suis à ces cotés et on se donne la main. Il me regarde avec un sourire. Il devient émotionnel. Après la messe il disparait en silence.

Deux jours plus tard je le rencontre à nouveau aux portes de l’église. Un mélange d’odeurs fortes me vient au nez. Il me regarde en souriant, “c’est pas pour maintenant hein! Ça ne finirait pas bien.” On se sert la main. Je lui tape sur l’épaule, lui dit “Non je ne crois pas” avec un clin d’œil.

“Qu’est-ce que tu veux une fois punk toujours punk”, faisant signe de la main et se dirigeant vers la terrasse de ‘l’Enfant Terrible’. Il n’est pas si terrible que ça.

Een shock – Choc

sdr

La carte topographique en main, Philippe me montre le chemin à suivre. Accompagnée de chants d’oiseau je marche en toute modestie allant à la rencontre de la journée et de la Gaume.

Le sol à une texture sablonneuse ce qui tient mes pieds au sec après la pluie d’hier. J’en ai assez de la boue. La couleur du sol et des bâtiments a aussi changé, le gris a fait place au jaune. Un ruisseau débordant. À l’aide de quelques cailloux et de branches j’essaie de rejoindre l’autre cote… jusqu’à ce que je remarque qu’à côte des prédécesseurs ont créé un passage. Le vent se crée un passage à travers la forêt et fait chanter les troncs d’arbres. Un concert joué par la nature. Mon corps se sent lourd et fatigué. À Fratin je cherche une place pour me reposer. Je suis étonnée que la grande place devant l’église soit encore si verdoyante. Une grande pelouse avec de la place ou les enfants peuvent jouer. Pas d’immense place en béton comme il y en a beaucoup. ‘La pêcherie de Fratin’, à peu près à un demi kilomètre du village. Des viviers, du soleil, une chaise, mes jambes s’étendent.

Deux hommes s’approchent. Une longue conversation suit. Sans trop d’efforts les mots surgissent du fin fond de moi-même, en toute liberté sans réfléchir. Comme si les mots jaillissent de nulle part, qu’ils me viennent droit du cœur. Fluide, harmonie. Tout en continuant ma route je sens le bien que cette conversation m’a fait, je me remémore.

Dans le village, l’odeur du linge séchant sur le fil me vient de temps à autre au nez.

Myosotis, campanule, bleuets et sans doute camomille, epimedium… colorent les talus. Les quelques papillons que j’ai rencontré jusqu’alors volent de fleur en fleur. À Châtillon, une fête foraine. Un carrousel, un stand de tir et un stand de pêche. Pas besoin de plus pour voir la joie des enfants et des grands. J’entends les enfants raconter, plein d’envie, par qu’elle attraction ils veulent commencer. Le bonheur est dans les petites choses. Je choisis de continuer ma route vers Meix-le-Tige. À la fin d’une rue un sentier battu qui monte.

Deux paysans. Je leur demande: “C’est bien le chemin pour aller au prochain village?” Un sourire apparait sur leurs visages et ils me confirment que cela est possible à condition de grimper par-dessus des poutres. Je sens de l’hésitation, ma pensée me dit que c’est ok. Je prends le risque.

Premier obstacle. Des vaches traversent le chemin. “Allé… hup…” dis-je. Elles m’entendent et continuent leur chemin. Eh bien, encore une chose que je sais faire, jusqu’à l’instant où j’entends le fermier en bas dire la même chose… pfff, je pensais déjà avoir fait quelque chose de magique. Deuxième obstacle, troisième obstacle, je passe facilement.

Le quatrième, un fil électrique. Au premier coup je reçois un choc. J’avais oublié le courant. Je retourne sur mes pas et cherche une autre possibilité, jusqu’à l’instant où je me rends compte qu’un énorme taureau et toutes ses vaches se dirigent vers moi à tout allure.

Je crie, “A la vache!”. Je fais demi-tour. Je jette le sac à dos par-dessus du fil électrique. Ma tête va d’un côté à l’autre, des vaches au champ vide. ‘Zut, pourquoi n’ai-je pas suivi mon intuition à la place de ma pensée. Le taureau ou un nouveau choc électrique, mon choix est vite fait. Une fois de l’autre côté je sens ce que le choc m’a fait. Mon corps est en déséquilibre, ma jambe gauche et mon pied sont étranges, mon cœur est en overdrive, ma tête… ma boussole intérieure est comme perdue. Un juron. Oh, cela devait-il être si extrême. Maintenant je sais pourquoi les paysans souriaient.

Dans le prochain village je me laisse guider par mon odorat. J’ai faim. Une fenêtre de cuisine, une porte. Je frappe à la porte. Une demi-heure plus tard je mange un délicieux ‘chicon au gratin’ et des pommes allumettes fait maison en compagnie de Flo et Manu.

GPX Bestand Tintigny -Chatillon

Een Shock

De topografische kaart wordt bovengehaald, Philippe wijst me de weg. Met vogelgezang wandel ik ingetogen de dag in, de streek van ‘le Gaume’. De grond heeft een zanderige structuur, dit houdt mijn voeten droog na de regen van gisteren. Ik heb het eventjes gehad met de modder. Ook de kleur van de grond en de gebouwen is veranderd, geel in plaats van grijs. Een overstromend beekje. Met wat stenen en takken probeer ik me naar de andere kant te begeven… tot ik zie dat ernaast een pad ontstaan is door mijn voorgangers. De wind baant zich een weg doorheen de bossen, en doet de boomstammen zingen. Een natuurlijk concert. Mijn lichaam voelt zwaar en moe.

In Fratin zoek ik een plaats om uit te rusten. Ik ben verwonderd over hoe het grote kerkplein hier nog zo groen mag zijn. Een groot grasveld met plaats voor een speelterrein voor kinderen. Geen immens betonnen kerkplein zoals er zo velen zijn. ‘La pêcherie de Fratin’, zo een halve kilometer weg van het dorp. Visvijvers, de zon, een stoel, mijn benen strekken doet deugd. Twee mannen komen aangewandeld. Een lang gesprek volgt. Zonder enige moeite vloeien de woorden vanuit het diepste van mezelf, vrij en zonder nadenken. Alsof de woorden vanuit het niets komen. Dit voelt telkens aan als thuis zijn, vanuit mijn hart. Vloeiend, harmonie. Verder wandelend voel ik hoe goed dit gesprek me heeft gedaan, ik geniet na.

In de dorpjes komt de geur van de was, die aan de lijn hangt te drogen, af en toe onder mijn neus. Vergeet-me-nietjes, Campanula, korenbloem, kamille, Elfenbloem… ze kleuren de bermen. De weinige vlinders die ik al heb ontmoet vliegen van de ene bloem naar de andere. In Châtillon, een kermis. Een draaimolen, een schietkraam en een viskraam. Meer moet dat niet zijn om de vreugde van de kinderen en volwassenen op te wekken. Ik hoor de kinderen vol verlangen vertellen wat ze eerst willen doen. Het geluk ligt in kleine dingen.

Ik kies om verder te wandelen naar Meix-le-Tige. Op het einde van een straat een veldweg naar boven. Twee boeren. “C’est bien le chemin pour aller au prochain village?”, vraag ik hen. Er is een glimlach te zien op hun gezicht en ze bevestigen dat het kan mits wat ‘over balken kruipen…’ Ik voel twijfel, mijn denken zegt dat het ok is. Ik waag het erop. Eerste hindernis. Koeien steken de weg over. “Allé… hup…” roep ik naar de koeien. Ze luisteren en stappen verder. Amai, nog iets dat ik kan, tot ik de boer beneden dezelfde woorden hoor gebruiken… pfff, ik dacht al dat ik iets magisch had gedaan. Tweede en derde obstakel raak ik makkelijk voorbij. Aan een elektrische draad, krijg ik een shock bij de eerste poging. Ik was de stroom vergeten. Ik keer op mijn passen terug, zoekend of er een andere mogelijkheid is, tot ik me bewust word dat er een mastodont van een stier, met al zijn koeien aan een snelheid in mijn richting komt gelopen. “A la vache!”, roep ik. Ik loop terug. Rugzak overgooien. Mijn hoofd gaat van de ene richting naar de andere, van de koeien naar het lege veld. ‘Foert, waarom heb ik mijn gevoel niet gevolgd in plaats van mijn denken’, gaat er door me heen. De stier of nog een elektrische shock, mijn keuze is snel gemaakt. Eenmaal aan de overkant voel ik wat de shock met me heeft gedaan. Mijn lichaam voelt onevenwichtig, mijn linkerbeen en voet doen vreemd, mijn hart is in overdrive, mijn hoofd… Mijn innerlijk kompas is de weg even kwijt. Een vloek. Oh, moest dit nu zo extreem. Nu weet ik waarom de boeren een glimlach hadden. In het volgende dorp laat ik me leiden door mijn neus. Ik heb honger. Een keukenraam, een deur. Ik klop aan. Een half uur later zit ik een heerlijke ‘chicon gratin’ met huisgemaakte pommes allumettes te eten in compagnie van Flo en Manu.

Chiny

img_20160702_211404_20160705073140217.jpg

Six heures trente. Je m’éveille. J’allume les bougies se trouvant près de Marie. Un rituel matinal que je pratique aussi à la maison. Près de l’autel deux vases, des roses roses et blanches. À l’aide de ma gourde je remplis le vase des roses blanches. Je regretterais de savoir qu’il y aurait des fleurs fanées lors d’un mariage. Je quitte l’église laissant sur la chaise un papier avec mes vœux pour les mariés.

Sur le chemin je suis entourée de plein de petites grenouilles, elles ont à peine la grandeur d’une phalange. Je ne me sens pas bien à l’idée qu’une d’entre elles pourrait disparaitre sous mes pieds. Traverser un talus est toute une entreprise pour elles. Tomber et ramper à nouveau. ramper. À chaque fois recommencer. Si petites et si courageuses.

Passé Herbeumont, je continue le long de la Semois. Au loin j’entends des enfants. Devant moi trois familles venant de Zoersel. Une grande-photo de famille en suit.

Une humidité chaude se fait sentir quand les rayons du soleil parviennent à traverser les nuages.

Au loin une voiture. En approchant je vois un coffre rempli d’une vingtaine de bouteilles de huit litres d’eau. Plus loin, une source d’eau. Je remplis mon flacon de cette délicieuse et fraiche eau de source. Est-ce que cette homme se rend encore compte du cadeau que la terre mère nous fait ou est-ce devenu pour lui une routine journalière? Je me régale d’une gorgée d’eau fraiche.

Fatiguée et satisfaite j’arrive à Chiny. Je trouve un endroit pour dormir au collectif ‘Gâche Warache’. Une douche glaciale dans une ancienne étable pour vaches me redonne de l’énergie. Christel et Jérôme quittent la maison pour la soirée. J’apprécie d’être seule, un fromage de chèvre frais maison, du riz et des courgettes biologiques. Le soleil se couche, un manteau de brume recouvre la terre.

GPX Bestand Dohan- Chiny

Chiny

Half zeven. Ontwaken. Ik steek de kaarsen aan die rond Maria staan. Een ochtendritueel dat ik thuis ook heb. Naast het altaar twee vazen, roze en witte rozen. Met mijn drinkfles vul ik de lege vaas van de witte rozen. Ik zou het spijtig vinden te weten dat er verwelkte bloemen zouden staan tijdens een huwelijksviering. Ik verlaat de kerk. Op de stoel leg ik een briefje met mijn wensen voor het huwelijkspaar.

Rond mij krioelt het van de kikkertjes op de weg, ze zijn amper een vingerkootje groot. Een onaangenaam gevoel gaat door mijn lijf bij de gedachten dat er eentje zou verdwijnen onder mijn voeten. Een berm oversteken is voor hen een hele onderneming. Vallen en terug verder kruipen. Telkens opnieuw. Zo klein en zoveel moed.

Na Herbeumont, verder langs de Semois. In de verte hoor ik kinderen. Vóór mij drie families uit Zoersel. Een grote familiefoto volgt. Een warme vochtigheid is voelbaar wanneer de wolken de vrijheid geven aan de zonnestralen. In de verte een wagen. Wanneer ik dichterbij kom, zie ik een koffer gevuld met wel twintig flessen van acht liter water. Achter de wagen een waterbron. Ik vul mijn fles met dit verrukkelijk, fris bronwater. Zou deze man er nog bij stilstaan, zich bewust zijn van wat moeder aarde ons schenkt, of zou dit een dagelijkse routine geworden zijn? Ik geniet van een frisse teug water.

Vermoeid en voldaan kom ik aan in Chiny. Ik vind een slaapplaats in een collectief ‘Gâche Warache’. Een ijskoude douche in een oude koeienstal geeft me terug energie. Christel en Jérôme verlaten het huis voor de avond. Ik geniet van het alleen zijn, een verse huisgemaakte geitenkaas, rijst en biologische courgetten. De zon gaat onder, een gordijn van mist komt over het land.

Bureau de police -Politiebureau

dav

Huit heures. Je quitte l’abbaye direction Bouillon. Un homme vient à ma rencontre. On se croise. Un sentiment étrange. Je me retourne et continue ma marche en reculant. Il ne sait pas quelle attitude prendre et continue son chemin direction le terrain de campement ou des enfants vont arriver demain. Je m’arrête. Il marche dans le fossé. Dix minutes plus tard il revient dans ma direction et monte dans le bois une fois arrivé à ma hauteur. Je fais comme si j’étais occupée avec mon portable. Il se cache dans le bois avec sa veste rouge assez voyante. Je sens que je dois agir et me demande si je me tourne vers les responsables du campement.  Pour ne pas semer la panique je choisis de me tourner vers la police. J’appelle l’homme et lui demande si il veut bien descendre. Une poignée de main, une conversation, son nom, une explication incohérente s’en suit. Suspect. Le bureau de police. J’explique la situation. “Oh, je crois que je sais de qui il s’agit”, me dit l’agent. “Il n’est pas bien dans sa tête”, me dit-il encore. Je pense en moi-même: cet homme sait très bien ce qu’il fait…

De retour vers le centre. Un café. Une conversation avec le boulanger sur les choses de tous les jours. “Des gens comme vous il devrait en avoir plus”, me dit-il en ouvrant sa caisse et il me rembourse mon café. Je reçois une tarte à la rhubarbe fraichement cuite, pour en cours de route. Contrôler mes e-mails, question d’avoir un peu des nouvelles …

Un e-mail venant de la formation que je suis. Je ne comprends pas tout de suite de quoi il s’agit et ferme l’e-mail. Mon gps ne fonctionne pas. Je demande la route à un homme. Ayant confiance en l’autre, en moi-même et en la nature je continue mon chemin. À la découverte. Cela me mène ou je peux être. Connectivité.

Entre parenthèses le bulletin météo: Dehors de temps à autre de la pluie, humidité, fraicheur. A l’intérieur il fait chaud et le soleil brille. Je remarque que je ne m’impose pas ou presque pas d’obligations, pas de charges sur mes épaules. Une paix s’est installée. Le soir, j’ai moins besoin de conter une histoire, il y a plus de place pour la rencontre dans l’instant présent.

La marche continue le long de la Semois. Vue du haut d’un rocher c’est comme si la rivière se déplace comme un serpent à travers la nature. De l’autre côté je vois un chemin. Le chemin que j’emprunterais tout à l’heure. Cela me parait si loin. Un instant je perds courage. Un pont, celui-ci pourrait bien être une alternative pour le chemin sinueux. D’un pas ferme et conscient je continue ma route. Dans ma tête, le mail de ce matin me revient de temps à autre à l’esprit. Perspectives, repos, le silence. Une halte. J’écoute la nature et ce qu’elle m’apporte. L’autre côté. Oh, l’endroit où je me trouvais tout à l’heure et où les choses étaient difficiles. Cela me paraissait si loin et maintenant j’y suis. À peine cinq minutes. Je ris à l’idée que ma pensée a réussi à me démoraliser un court instant. Cet égarement était apparemment  nécessaire pour devenir plus consciente. Que le chemin soit long ou court, quel chemin je prends ou quel chemin se présente, quels changements cela implique, quelle qu’ils soient. Où je suis, où je vais, le chemin est toujours tout droit. Je suis convaincue que ce qui est, est bon, et je vois un changement comme une chance offerte de découvrir du nouveau, de m’épanouir et d’arriver finalement où je dois être. Pas par volonté, mais à partir d’un sentiment, faisant confiance au flux de la vie.

Cunjon, j’arrive fatiguée. La première place où dormir qui se présente est l’église. Pas de doute. Je vais quelque peu à la découverte du village. Il y a peu de vie. Retour à l’église. Sur les bancs, des livres pour la messe de mariage de demain. En arrière-plan j’entends des cris, un but pour la Belgique. Je dépose mon matelas sur le bois où les gens s’agenouillent. Sous le banc, trop de grosses toiles d’araignées. Je déplace mon matelas devant l’autel ou je m’endors.

GPX Bestand Dohan – Chiny

Politiebureau

Acht uur, ik verlaat de abdij, richting Bouillon. Een man komt me tegemoet. We kruisen elkaar. Een vreemd gevoel. Ik draai me om en wandel in een achterwaartse beweging verder. Hij weet zich geen houding te geven en wandelt richting een kamp waar morgen kinderen aankomen. Ik blijf staan. Hij wandelt de gracht in. Tien minuten nadien komt hij terug in mijn richting gewandeld en gaat voor mij omhoog, het bos in. Ik doe alsof ik met mijn gsm bezig ben. Met zijn opvallende rode trainingsvest verstopt hij zich in het bos. Ik voel dat ik hier iets mee moet doen en twijfel of ik naar de kampleiders ga. Om geen onrust te zaaien, kies ik voor het politiebureau. Ik roep de man en vraag of hij naar beneden wil komen. Een hand, een babbel, zijn naam, een ongeloofwaardige uitleg. Verdacht. Het politiebureau. Ik leg de situatie uit. “Oh, je crois que je sais de qui il s’agit”, antwoordt de agent. “Il n’est pas bien dans sa tête”, volgt er nog. Ik denk bij mezelf: deze man weet heel goed waar hij mee bezig is…

Terug naar het centrum. Een koffie. Een gesprek met de bakker over dagdagelijks dingen. “Des gens comme vous il devrait en avoir plus”, terwijl hij zijn kassa opent en me de koffie terugbetaalt. Een vers rabarbergebakje krijg ik mee voor onderweg. Mijn e-mail even checken, kwestie van toch een beetje het thuisfront te volgen. Een e-mail over de opleiding die ik volg. Ik kan het niet onmiddellijk plaatsen en sluit af. Mijn gps doet het niet. Ik vraag een man de weg. Met het vertrouwen in de ander, mezelf en de natuur stap ik verder. Op ontdekking. Het brengt me waar ik mag zijn. Verbondenheid. Even tussen haakjes, het weerbulletin: Buiten, af en toe een bui, vochtig, fris. Binnen is het warm en schijnt de zon. Het valt me op dat er weinig tot geen ‘moeten’ is dat ik mezelf opleg en op mijn schouders meedraag. Een rust heeft zich geïnstalleerd. Ook ‘s avonds heb ik minder nood om in verhaal te gaan. Er is meer samenzijn in het moment.

De tocht gaat verder langs de Semois. Vanop een rots is het alsof de rivier zich als een slang doorheen het landschap voortbeweegt. Aan de overkant zie ik een weg. De weg die ik straks zal bewandelen. Het lijkt zo veraf. Eventjes zakt de moed mij in de schoenen. Een brug, dat zou nog wel eens iets zijn in plaats van de kronkelende weg. Met een stevige en bewuste stap ga ik verder. In mijn gedachten komt af en toe de e-mail van deze morgen terug. Vergezichten, rust, stilte. Een halte. Ik luister naar wat de natuur me brengt. De overkant. Oh, dit is waar ik daarnet naar stond te kijken en het moeilijk had. Het leek zo ver weg en zie, hier ben ik al. Amper vijf minuten. Ik begin te lachen omdat mijn denken me in een fractie van een seconde even een downgevoel gaf. Deze kronkeling was blijkbaar noodzakelijk om terug iets bewuster te worden. Of de weg nu kort of lang is, welke weg ik neem of zich aanbiedt, welke verandering het met zich meebrengt, wat het ook moge zijn. Waar ik sta, waar ik naartoe ga, de weg is altijd rechtdoor. Ik vertrouw dat wat er is, dat het juist is, en zie een verandering eerder als een kans om andere dingen te ontdekken, te groeien om uiteindelijk toch naar het eindpunt te gaan. Niet vanuit een wil, wel vanuit een voelen, een vertrouwen in de flow van het leven.

Cunjon, moe kom ik aan. Het eerste dat zich aandient voor de nacht is de kerk. Geen twijfel. Ik verken een beetje het dorp. Weinig leven te bespeuren. Terug naar de kerk. Op de banken liggen boekjes voor de huwelijksmis van morgen. Op de achtergrond hoor ik geroep, een doelpunt voor België. Mijn matras leg ik op het hout, waar mensen neerknielen. Onder de bank, te dikke spinnenwebben. Ik verplaats mijn matras voor het altaar. Aan het altaar val ik in slaap.

François

 

dav

 

J’entends les pas de François au-dessus de ma tête. Six heures du matin. Je m’étends. Déjeuner en compagnie de François. Une demi-heure plus tard il part au travail. Je lui offre un chocotoff. “Oh, merci, je penserais à toi”, me dit-il. On s’embrasse. Je continue tranquillement mon petit-déjeuner. J’entends partir la voiture. Une douche. Encore un petit mot sur la table: ‘Merci pour l’accueil chaleureux, Jasmine’.

Prête pour une nouvelle journée, direction Bouillon. À partir de Rochehaut une magnifique vue sur la Semois, la nature et Frahan. Par un sentier GR je descends rejoindre la Semois. Une passerelle me permet de rejoindre le village de Frahan. Dans une petite église de toute simplicité j’allume un bougie pour toutes les personnes que j’ai rencontrées et toutes celle que je rencontreraient encore. Pour mes proches et les gens que j’aime et qui ont bien besoin d’une étreinte chaleureuse en ce moment. Pour tous ceux à l’horizon qui ont besoin d’aide. Un peu plus loin je parcours ‘les Crêtes de Frahan’ avec leur altitude de 229 mètres. Et bien dis donc c’est grimper. Cela en vaut la peine.

Je peut être complètement déconcertée en voyant des choses d’une beauté à me couper le souffle. J’apprécie cependant encore plus les choses qui se passent autour de moi. La découverte, les petite choses, pas après pas, du nouveau, cela me réjouis. Une continuité.

De Frahan vers Corion à Bouillon. Juste avant d’arriver à Bouillon je marche sur un sentier très étroit qui longe la Semois. Arrivée en ville je marche encore durant deux km avant de trouver ou loger. Les sœurs de l’abbaye de Cormorant me reçoivent. Une petite chambrette avec vue sur la Semois. Je mets mes chaussures à la fenêtre pour éviter que l’odeur ne se répande dans la chambre. Deux hérons se sont installés ici et volent d’un côté à l’autre. Je m’endors au royaume des rencontres chaleureuses.

GPX Bestand Corbion – Dohan

François

Boven mij hoor ik de voetstappen van François. Zes uur in de morgen. Ik strek me uit. Ontbijt samen met François. Een half uur nadien vertrekt hij naar zijn werk. Ik geef hem een Chocotoff. “Oh merci, je penserais à toi”, zegt hij. We geven elkaar een zoen. Rustig eet ik mijn ontbijt verder. Ik hoor de auto wegrijden. Een douche. Nog even een briefje op tafel: ‘Merci pour l’accueil chaleureux, Jasmine’.

Klaar voor een nieuwe dag, richting Bouillon. Vanuit Rochehaut heb ik een prachtig zicht op de Semois, de natuur en Frahan. Via een GR-pad daal ik af naar de rivier. Een loopbrug brengt me naar het dorp Frahan. In een kleine eenvoudige kerk steek ik een kaars aan voor allen wie ik heb ontmoet en nog zal ontmoeten, voor mijn naasten en de mensen die ik lief heb en een warme omhelzing kunnen gebruiken in deze tijden, voor allen aan de horizon die steun nodig hebben. Een beetje verder neem ik ‘les Crêtes de Frahan’ op een hoogte van 229 meter. Amai, dat is klimmen. Het loont de moeite. Ik kan zo verbluft zijn van iets te zien dat adembenemend mooi is. En toch kan ik meer genieten van wat rond mij gebeurt, van het kleine, stap na stap, iets nieuws, een genot. Een continuïteit.

Van Frahan naar Corion, naar Bouillon. Net voor Bouillon wandel ik op een smal wandelpad, net naast de rivier. Aangekomen in de stad wandel ik nog twee kilometer voor een slaapplaats. De zusters van de abdij van Cormorant ontvangen me. Een kleine kloosterkamer met zicht op de Semois. Mijn schoenen zet ik aan het venster om te vermijden dat de geur zich doorheen de kamer verspreidt. Twee reigers vliegen van de ene naar de andere kant. Ik val in slaap in het koninkrijk van hartelijke ontmoetingen.