Bureau de police -Politiebureau

dav

Huit heures. Je quitte l’abbaye direction Bouillon. Un homme vient à ma rencontre. On se croise. Un sentiment étrange. Je me retourne et continue ma marche en reculant. Il ne sait pas quelle attitude prendre et continue son chemin direction le terrain de campement ou des enfants vont arriver demain. Je m’arrête. Il marche dans le fossé. Dix minutes plus tard il revient dans ma direction et monte dans le bois une fois arrivé à ma hauteur. Je fais comme si j’étais occupée avec mon portable. Il se cache dans le bois avec sa veste rouge assez voyante. Je sens que je dois agir et me demande si je me tourne vers les responsables du campement.  Pour ne pas semer la panique je choisis de me tourner vers la police. J’appelle l’homme et lui demande si il veut bien descendre. Une poignée de main, une conversation, son nom, une explication incohérente s’en suit. Suspect. Le bureau de police. J’explique la situation. “Oh, je crois que je sais de qui il s’agit”, me dit l’agent. “Il n’est pas bien dans sa tête”, me dit-il encore. Je pense en moi-même: cet homme sait très bien ce qu’il fait…

De retour vers le centre. Un café. Une conversation avec le boulanger sur les choses de tous les jours. “Des gens comme vous il devrait en avoir plus”, me dit-il en ouvrant sa caisse et il me rembourse mon café. Je reçois une tarte à la rhubarbe fraichement cuite, pour en cours de route. Contrôler mes e-mails, question d’avoir un peu des nouvelles …

Un e-mail venant de la formation que je suis. Je ne comprends pas tout de suite de quoi il s’agit et ferme l’e-mail. Mon gps ne fonctionne pas. Je demande la route à un homme. Ayant confiance en l’autre, en moi-même et en la nature je continue mon chemin. À la découverte. Cela me mène ou je peux être. Connectivité.

Entre parenthèses le bulletin météo: Dehors de temps à autre de la pluie, humidité, fraicheur. A l’intérieur il fait chaud et le soleil brille. Je remarque que je ne m’impose pas ou presque pas d’obligations, pas de charges sur mes épaules. Une paix s’est installée. Le soir, j’ai moins besoin de conter une histoire, il y a plus de place pour la rencontre dans l’instant présent.

La marche continue le long de la Semois. Vue du haut d’un rocher c’est comme si la rivière se déplace comme un serpent à travers la nature. De l’autre côté je vois un chemin. Le chemin que j’emprunterais tout à l’heure. Cela me parait si loin. Un instant je perds courage. Un pont, celui-ci pourrait bien être une alternative pour le chemin sinueux. D’un pas ferme et conscient je continue ma route. Dans ma tête, le mail de ce matin me revient de temps à autre à l’esprit. Perspectives, repos, le silence. Une halte. J’écoute la nature et ce qu’elle m’apporte. L’autre côté. Oh, l’endroit où je me trouvais tout à l’heure et où les choses étaient difficiles. Cela me paraissait si loin et maintenant j’y suis. À peine cinq minutes. Je ris à l’idée que ma pensée a réussi à me démoraliser un court instant. Cet égarement était apparemment  nécessaire pour devenir plus consciente. Que le chemin soit long ou court, quel chemin je prends ou quel chemin se présente, quels changements cela implique, quelle qu’ils soient. Où je suis, où je vais, le chemin est toujours tout droit. Je suis convaincue que ce qui est, est bon, et je vois un changement comme une chance offerte de découvrir du nouveau, de m’épanouir et d’arriver finalement où je dois être. Pas par volonté, mais à partir d’un sentiment, faisant confiance au flux de la vie.

Cunjon, j’arrive fatiguée. La première place où dormir qui se présente est l’église. Pas de doute. Je vais quelque peu à la découverte du village. Il y a peu de vie. Retour à l’église. Sur les bancs, des livres pour la messe de mariage de demain. En arrière-plan j’entends des cris, un but pour la Belgique. Je dépose mon matelas sur le bois où les gens s’agenouillent. Sous le banc, trop de grosses toiles d’araignées. Je déplace mon matelas devant l’autel ou je m’endors.

GPX Bestand Dohan – Chiny

Politiebureau

Acht uur, ik verlaat de abdij, richting Bouillon. Een man komt me tegemoet. We kruisen elkaar. Een vreemd gevoel. Ik draai me om en wandel in een achterwaartse beweging verder. Hij weet zich geen houding te geven en wandelt richting een kamp waar morgen kinderen aankomen. Ik blijf staan. Hij wandelt de gracht in. Tien minuten nadien komt hij terug in mijn richting gewandeld en gaat voor mij omhoog, het bos in. Ik doe alsof ik met mijn gsm bezig ben. Met zijn opvallende rode trainingsvest verstopt hij zich in het bos. Ik voel dat ik hier iets mee moet doen en twijfel of ik naar de kampleiders ga. Om geen onrust te zaaien, kies ik voor het politiebureau. Ik roep de man en vraag of hij naar beneden wil komen. Een hand, een babbel, zijn naam, een ongeloofwaardige uitleg. Verdacht. Het politiebureau. Ik leg de situatie uit. “Oh, je crois que je sais de qui il s’agit”, antwoordt de agent. “Il n’est pas bien dans sa tête”, volgt er nog. Ik denk bij mezelf: deze man weet heel goed waar hij mee bezig is…

Terug naar het centrum. Een koffie. Een gesprek met de bakker over dagdagelijks dingen. “Des gens comme vous il devrait en avoir plus”, terwijl hij zijn kassa opent en me de koffie terugbetaalt. Een vers rabarbergebakje krijg ik mee voor onderweg. Mijn e-mail even checken, kwestie van toch een beetje het thuisfront te volgen. Een e-mail over de opleiding die ik volg. Ik kan het niet onmiddellijk plaatsen en sluit af. Mijn gps doet het niet. Ik vraag een man de weg. Met het vertrouwen in de ander, mezelf en de natuur stap ik verder. Op ontdekking. Het brengt me waar ik mag zijn. Verbondenheid. Even tussen haakjes, het weerbulletin: Buiten, af en toe een bui, vochtig, fris. Binnen is het warm en schijnt de zon. Het valt me op dat er weinig tot geen ‘moeten’ is dat ik mezelf opleg en op mijn schouders meedraag. Een rust heeft zich geïnstalleerd. Ook ‘s avonds heb ik minder nood om in verhaal te gaan. Er is meer samenzijn in het moment.

De tocht gaat verder langs de Semois. Vanop een rots is het alsof de rivier zich als een slang doorheen het landschap voortbeweegt. Aan de overkant zie ik een weg. De weg die ik straks zal bewandelen. Het lijkt zo veraf. Eventjes zakt de moed mij in de schoenen. Een brug, dat zou nog wel eens iets zijn in plaats van de kronkelende weg. Met een stevige en bewuste stap ga ik verder. In mijn gedachten komt af en toe de e-mail van deze morgen terug. Vergezichten, rust, stilte. Een halte. Ik luister naar wat de natuur me brengt. De overkant. Oh, dit is waar ik daarnet naar stond te kijken en het moeilijk had. Het leek zo ver weg en zie, hier ben ik al. Amper vijf minuten. Ik begin te lachen omdat mijn denken me in een fractie van een seconde even een downgevoel gaf. Deze kronkeling was blijkbaar noodzakelijk om terug iets bewuster te worden. Of de weg nu kort of lang is, welke weg ik neem of zich aanbiedt, welke verandering het met zich meebrengt, wat het ook moge zijn. Waar ik sta, waar ik naartoe ga, de weg is altijd rechtdoor. Ik vertrouw dat wat er is, dat het juist is, en zie een verandering eerder als een kans om andere dingen te ontdekken, te groeien om uiteindelijk toch naar het eindpunt te gaan. Niet vanuit een wil, wel vanuit een voelen, een vertrouwen in de flow van het leven.

Cunjon, moe kom ik aan. Het eerste dat zich aandient voor de nacht is de kerk. Geen twijfel. Ik verken een beetje het dorp. Weinig leven te bespeuren. Terug naar de kerk. Op de banken liggen boekjes voor de huwelijksmis van morgen. Op de achtergrond hoor ik geroep, een doelpunt voor België. Mijn matras leg ik op het hout, waar mensen neerknielen. Onder de bank, te dikke spinnenwebben. Ik verplaats mijn matras voor het altaar. Aan het altaar val ik in slaap.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s