In mijn handen, een hoofd. Iemand is gevallen. Ik bied hulp. Een rolstoel. Een luide kreet. Een café. Gezang…
Ik voel een hand op mijn arm. Een aanwezigheid. Ik wordt gewekt midden een droom.

Chemonet
Met mijn fietslicht aan – die vastzit op mijn wandelstok – verlaat ik het huis van het gastgezin. Zeven uur in de morgen. Het is donker. Het duurt even voor mijn ogen zich hebben aangepast in de duisternis. Ik geniet van wat zich rond mij afspeelt. Het ochtendgezang van de vele vogels. Mist die boven de velden zweeft. Het is zelf zo stil dat je de waterdruppels hoort een weg zoeken van het ene blad naar het andere.
De GR 36 slingert langs de Charente. Een brug hier en daar.
Het is stil in de dorpen. Verheugd ontmoet ik al heel snel de eerste bar-tabac waar ik een koffie kan drinken. Deze plaatsen, die ik weet te appreciëren op de weg, worden schaars. Ook de bakkerijen. Met de komst van de grote winkelketens, de vele taksen en nog zoveel meer, is het voor de kleinhandelaar niet evident om te overleven.
In de verte, windmolens, een dreigende lucht. Een regenboog. De aarde kleurt donkerrood-bruin. De wind voelt warm. Mijn regenvest en trui zitten nog heel diep weg in de rugzak.
‘Bonjour madame, pouvez vous me dire si dans le village ils y a un point repos. Bar-tabac, boulangerie’, vraag ik laat in de namiddag aan een vrouw die uit het gemeentehuis wandelt. ‘Oh, ma petite dame. Oh non, tous ca a disparue. Vous voulez quoi?’ en ik word uitgenodigd op de koffie. Terwijl de koffie zijn eerste aroma verspreid, praat ik met de vrouw over het leven in de dorpen. We praten met elkaar alsof we elkander niet vreemd zijn. Bij het afscheid nemen zeg ik tegen de vrouw: ‘j’ai oublier votre nom madame et je ne sais pas pourqoui mes j’ai envie de vous appeler Angèle.’ ‘Ah, c’était le nom de ma maman. Moi, c’est Eliane.’ We groeten elkander, ik draai me nog even om en zwaai.
De natuur doet me zo goed dat ik blijf doorstappen. Boordevol energie. Net voor het donker worden hou ik een halte in een gite voor speleologen.