17 mei – “Tu a bien dormi”. “Non”. “Et toi”. “Non”. Het resultaat van een avondje lachen, zingen en nieuwe ontmoetingen. Gerard en Marie (twee nieuwe pelgrims) zijn al de deur uit. Ik ga nog even langs de supermarkt om eten. Het wandelen gaat goed. De natuur veranderd. De temperaturen worden warmer. Andere geuren. Een groot deel van de wilde planten zijn niet meer te zien. Andere zijn in de plaats gekomen. De geurende kamperfoelie. De clematis. De Vlier. Naaldbomen. de Nièvre, la Creuse, le Limousin kom ik beetje per beetje dichterbij de Perigord. Fladderende vlinders, een Icarus blauwtje die plots verschijnt uit het lange gras. Over een rivier, een brugje die zo bol is gemaakt dat mijn twee wandelstokken noodzakelijk zijn om me er overheen te komen. Een salamander is er aan het zonnebaden. Ik kijk hem zodanig aan dat ik me omdraai en in het midden van de brandnetels sta. Een portie bloedzuivering. Op een lange weg dalen mijn gedachten weg. Op twee meter voor me zie ik iets zilvergrijs, dubbel en de lengte van mijn schouders in S-vorm verdwijnen. “Aahhh”, een kreet. Ik ontwaak. Une couleuvre.